Het Engelse instituut voor veiligheid en gezondheid op de werkvloer (IOSH) heeft begin 2018 een onderzoeksrapport gepubliceerd over nanotechnologie in de bouw- en sloopsector. Uit het rapport blijkt dat momenteel beschikbare producten met nanomaterialen niet substantieel zullen bijdragen aan de al aanwezige gezondheidsrisico’s en dat bestaande beschermingsmaatregelen voldoende zijn. Wel moet opgemerkt worden dat vaak nog onbekend is of een product een nanomateriaal bevat. De aanbeveling om in een vroeg stadium van productontwikkeling risico’s en baten van nanomaterialen af te wegen, sluit goed aan bij het ‘safe by design’ concept.

In het onderzoek is naast wetenschappelijke literatuur, ook gebruik gemaakt van literatuur van fabrikanten (productinformatie beschikbaar op de websites van de fabrikanten incl. veiligheidsinformatiebladen) en van interviews met personen die in de bouw- en sloop sector werken of betrokken zijn bij de ontwikkeling, productie of verkoop van bouwmaterialen of producten. Daarnaast zijn producten onderzocht op aanwezigheid van nanomaterialen.

Het onderzoek toont aan dat nanomaterialen in de bouw vooral toegepast worden in coatings, beton, vensterglas, isolatiemateriaal en staal. Het is echter vaak onbekend of een product nanomaterialen bevat. Dit maakt het lastig om in te schatten hoeveel producten met nanomaterialen gebruikt worden in de bouw, maar volgens IOSH lijkt dit aantal relatief laag.

De informatie over de gezondheidseffecten van nanomaterialen is volgens IOSH vaak tegenstrijdig of niet overtuigend vanwege de beperkingen van de gebruikte studiemethoden en variatie in het gebruik van nanomaterialen. Daarnaast benoemt IOHS dat de conclusies over de nadelige gezondheidseffecten van nanomaterialen vaak alleen gebaseerd zijn op laboratoriumonderzoek maar dat er weinig of geen epidemiologisch bewijs is.

Voor het beoordelen van de gezondheidsrisico’s is informatie nodig over zowel het gevaar van nanomaterialen als de blootstelling aan nanomaterialen. Het gebrek aan informatie over het type en de hoeveelheid nanomateriaal in het product maakte het lastig om de blootstelling aan nanomaterialen te beoordelen. Werknemers in de bouw- en sloopsector lopen het grootste blootstellingsrisico tijdens werkzaamheden die stof genereren, zoals zagen, boren of schuren, en tijdens het gebruik van sprayproducten met nanomaterialen. IOSH concludeert dat de blootstelling aan nanodeeltjeswaarschijnlijk laag is omdat onderzoek aantoont dat tijdens het gebruik en bewerken van vaste producten de nanodeeltjes in de productmatrix of aan grotere matrixdeeltjes vast blijven zitten. Het bewijs hiervoor is echter klein en het verouderingsproces kan, met name bij sloopwerkzaamheden, invloed hebben op het vrijkomen van de nanodeeltjes uit de productmatrix. Op basis van het relatief lage aantal nanoproducten en informatie over de gezondheidseffecten van en blootstelling aan nanodeeltjes concludeert IOSH dat de producten met nanomaterialen die momenteel beschikbaar zijn, niet substantieel zullen bijdragen aan de al aanwezige gezondheidsrisico’s voor werknemers in de bouw- en sloopsector.

IOSH concludeert dat in veel gevallen de algemeen aanvaarde beschermende maatregelen afdoende zijn. Verder concludeert IOSH dat inzicht in het gebruik en de risico’s van nanomaterialen alleen verbetert als fabrikanten meer informatie verschaffen over het gebruik van nanomaterialen in hun producten. Volgens IOSH is het ontwerpen en produceren van intrinsiek veilige producten op lange termijn voor werknemers de beste manier om risico’s te minimaliseren.

Tegelijkertijd met het onderzoeksrapport heeft IOSH richtlijnen gepubliceerd. Deze richtlijnen bieden informatie en praktisch advies aan professionals in de bouw- en sloopindustrie (ontwerpers, projectmanagers, aannemers, veiligheidsprofessionals, etc.) over het beheersen van de mogelijke risico’s van nanomaterialen. Zo adviseert de richtlijn degenen die werken met nanomaterialen:

  1. beheers de bestaande risico’s (bijv. inademing van stofdeeltjes);
  2. stel vragen over de mogelijke risico’s van een nieuw product aan de leveranciers;
  3. leg vast welk type nanomateriaal gebruikt wordt en op welke locatie met nanomaterialen gewerkt wordt;
  4. gebruik beschermende maatregelen bij het werken met nanomaterialen.

Voor degenen die producten met nanomaterialen ontwerpen of produceren wordt aanbevolen om al in een vroeg stadium van de productontwikkeling rekening te houden met de mogelijke risico’s van het gebruikte nanomateriaal en deze af te wegen tegen de baten van het gebruik van het nanomateriaal. Daarnaast wordt aanbevolen om informatie over het gebruikte nanomateriaal zo veel en helder mogelijk te delen met leveranciers en gebruikers van de producten.

RIVM/KIR kennis- en informatiepunt risico’s van nanotechnologie (kennis- en informatiepunt risico’s van nanotechnologie)-overweging:
Het onderzoeksrapport van IOSH geeft een mooi overzicht van de huidige kennis over de toepassing van nanomaterialen in de bouw- en sloopindustrie. De richtlijnen geven praktische handvatten om de risico’s van het werken met nanomaterialen (in de bouw) te beheersen.

Vanuit het Europese Scaffold-project zijn in 2015 een zestal rapporten gepubliceerd over het gebruik, de blootstelling en gezondheidseffecten van nanomaterialen in de bouw (zie Signaleringsbrief KIR-nano 2015 nummer 2). De resultaten uit dit onderzoek zijn grotendeels vergelijkbaar met de resultaten uit deze studie van IOSH. Er is in de afgelopen twee jaar dus weinig veranderd in gebruik en blootstelling aan nanomaterialen in de bouw. Ook in 2015 werd geconcludeerd dat blootstelling aan nanodeeltjes slechts een klein aandeel vormt van de totale blootstelling aan potentieel gevaarlijke stoffen in de bouw. Kantekening hierbij is dat er momenteel nog weinig bekend is over de blootstelling aan nanomaterialen in de bouw- en sloopindustrie. Vaak is bij de eindgebruiker niet bekend of een product nanomaterialen bevat en er is nog te weinig informatie over het vrijkomen van nanodeeltjes uit de productmatrix. Aanvullend onderzoek hiernaar is nodig om de blootstelling van werknemers aan nanomaterialen in bouw- en sloopsector te beoordelen en conclusies te trekken over de gezondheidsrisico’s van werken met nanomaterialen in de bouw- en sloopsector.

IOSH concludeert dat in veel gevallen de algemeen aanvaarde beschermende maatregelen afdoende zijn. Gezien de vele onzekerheden bij het beoordelen van de blootstelling aan nanomaterialen op de werkplek en de potentiële gezondheidseffecten daarvan, wordt bij het werken met nanomaterialen veelal het voorzorgsprincipe gehanteerd. Dit betekent dat de blootstelling uit voorzorg zo laag mogelijk moet worden gehouden, en dat de arbeidshygiënische strategie moet worden toegepast (allereerst aanpak bij de bron). Het is gunstig dat dit bereikt kan worden met conventionele beheersmaatregelen, zodat er niet gewacht hoeft te worden op de ontwikkeling van nieuwe beschermingsmiddelen specifiek voor nanomaterialen. De Duitse bond van sociale ongevallenverzekeraars (DGUV) heeft in 2016 een handleiding uitgebracht voor het veilig werken met nanomaterialen in laboratoria (zie ook Signaleringsbrief KIR-nano 2016 nummer 1). Ook hierin wordt geconcludeerd dat de bestaande beheersmaatregelen voor het verminderen van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen voldoende bescherming bieden bij het werken met nanomaterialen. Dezelfde conclusie wordt getrokken in deliverable 3.09 van het NanoReg project.

Nieuw in het onderzoeksrapport van IOSH is de aanbeveling om al in een vroeg stadium van de productontwikkeling mogelijke risico’s van het gebruikte nanomateriaal af te wegen tegen de baten van het gebruik van het nanomateriaal. Dit advies past goed in het safe-by-designconcept. Dit concept, dat binnen het nanodomein mede door het RIVM is vormgegeven  in het NanoReg-project, is erop gericht om zo vroeg mogelijk in het traject van ontwikkeling van nieuwe materialen en producten naast verbetering van werking/prestaties, ook veiligheidsaspecten mee te laten wegen in de (verdere) ontwikkeling van het materiaal of product. Het safe-by-designconcept sluit ook goed aan bij de arbeidshygiënische strategie.