Berekenen
Het is niet mogelijk om de concentratie en depositie van stikstof in heel Nederland met metingen in kaart te brengen. Dat kost teveel geld en is praktisch onuitvoerbaar. Om toch een landelijk dekkend beeld te geven, en om trends en toekomstverwachtingen te kunnen maken, werkt het RIVM met rekenmodellen. Computers voeren berekeningen uit op basis van modellen.
Bij het berekenen en modelleren worden allerlei data uit verschillende bronnen gebruikt. Niet alleen van het RIVM maar ook van bijvoorbeeld het KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut ), Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)), Wageningen Universiteit (WUR (Wageningen University & Research)), het Planbureau voor de leefomgeving (PBL (Planbureau voor de Leefomgeving)) en TNO. Denk daarbij aan gegevens over de weersomstandigheden en landgebruik, aantal auto’s, de uitstoot van stoffen per auto en gegevens over het aantal kilometers asfalt in Nederland. Het rekenmodel berekent met deze gegevens de concentraties en depositie in Nederland.
De metingen die worden gedaan via de meetnetten worden gebruikt om te controleren of de berekeningen kloppen en om zo nodig correcties uit te voeren op de berekeningen.
Het RIVM gebruikt voor de berekeningen een aantal modellen:
- Operationele Prioritaire Stoffen model (dit is een rekenprogramma om de verspreiding van verontreinigende stoffen in de lucht en de daarop volgende depositie op het aardoppervlak te berekenen. Dit model is uitvoerig beschreven en is vrij beschikbaar)
- AERIUS dit is een rekeninstrument om de stikstofdepositie voor Natura2000 gebieden waarin OPS (Operationele Prioritaire Stoffen) en een speciaal verspreidingsmodel voor verkeer, SRM2 (Standaardrekenmethoden ) (Standaard Reken Methode 2) gebruikt worden.
- EMEP4NL: dit is een variant van het Europese MSC-W EMEP-model (Europees luchtverontreinigingsverspreidingmodel) waarin Nederland verfijnd doorgerekend wordt.
Cijfers, kaarten en grafieken
De gemaakte berekeningen zijn terug te vinden in rapporten. Maar ze worden ook verwerkt in kaarten en grafieken. En in instrumenten waarmee bijvoorbeeld beleidsmakers of vergunningverleners zelf berekeningen kunnen maken.