Infectieziekten Bulletin, oktober 2025
Auteurs
Antje Eugster, senior onderzoeker, GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Brabant-Zuidoost
Didi de Gouw, senior onderzoeker, GGD Brabant-Zuidoost
Rian Verduijn, verpleegkundige IZB (Infectieziektebestrijding), GGD Brabant-Zuidoost
Denise Peters, verpleegkundige IZB, GGD Brabant-Zuidoost
Evelien van Sterkenburg, adviseur strategie en ontwikkeling, GGD Brabant-Zuidoost
Chris van de Weijer, adviseur Bijzondere Zorg, GGD Brabant-Zuidoost
Rineke Nanlohij – Sturm, deskundige infectiepreventie, GGD Brabant-Zuidoost
Danielle van Oudheusden, arts M+G profiel IZB, GGD Brabant-Zuidoost
Dit onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door financiële steun vanuit het programmabudget van de Regionale Ondersteuning van het RIVM Centrum Infectieziektebestrijding. Dit project is tot stand gekomen in samenwerking met de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid AMPHI. Onze dank gaat uit naar de straatdokter en de deelnemende organisaties voor dak -en thuislozenopvang voor de adviserende rol die zij vanuit de praktijk hebben vervuld.
Samenvatting
In de dak- en thuislozenopvang is er een verhoogd risico op infectieziekten door de leefomstandigheden en verminderde weerstand van dak- en thuisloze mensen. Uit dit kwalitatief, verkennend onderzoek blijkt dat de gesproken medewerkers van de dak- en thuislozenopvang over het algemeen bekend zijn met infectieziekten, maar dat er verschillen bestaan in de aanwezigheid van protocollen, preventiemaatregelen en verantwoordelijkheden binnen en tussen organisaties. Bij de deelnemers is behoefte aan meer kennis over infectieziekten en het herkennen ervan, specifieke richtlijnen en structurele ondersteuning vanuit de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Dit geldt vooral voor opvanglocaties zonder eigen infectieziektebeleid.
Aanleiding
In de dak- en thuislozenopvang is een verhoogd risico op het krijgen van infectieziekten[1]. Dit komt omdat mensen die dakloos zijn, dicht op elkaar leven en vaak gebruik maken van gedeelde faciliteiten[1-3]. Velen van hen hebben bovendien een verminderde lichamelijke weerstand, veroorzaakt door factoren als overmatig alcohol- en drugsgebruik en een gebrek aan persoonlijke hygiëne[1]. Uit onderzoek van GGD Utrecht blijkt daarnaast dat er een gebrek is aan kennis over infectieziekten bij de medewerkers van dak- en thuislozenopvangorganisaties, waarschijnlijk veroorzaakt door het hoge personeelsverloop[4]. Tijdens de COVID-19-pandemie is de ondersteuning voor dak- en thuisloze mensen nog meer onder druk komen te staan[5].
In de regio Zuidoost-Brabant heeft eerder een aantal infectie-gerelateerde voorvallen in de dak- en thuislozenopvang plaatsgevonden, zoals MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus ) en een schurftuitbraak. Naar aanleiding van deze voorvallen bleek dat de betrokken opvanglocatie onvoldoende informatie over infectieziekten heeft en de GGD niet voldoende weet te vinden. Anderzijds weet de GGD niet welke behoeften er bij de dak- en thuislozenopvang zijn voor ondersteuning, samenwerking en communicatie wat betreft infectiepreventie en infectieziektebestrijding. Infectiepreventie is essentieel voor de dak- en thuislozenopvang, om infectieziekten en de verspreiding daarvan te voorkomen en daarmee bij te dragen aan de gezondheid en het welzijn van een bevolkingsgroep die afhankelijk is van opvang. Een voorwaarde om infectieziekten binnen de dak- en thuislozenopvang te voorkomen of te verminderen, is dat medewerkers binnen deze organisaties voldoende kennis hebben over:
- de RIVM-(hygiëne-)richtlijnen
- procedures/richtlijnen bij een uitbraak van een infectieziekte
- de meldplicht bij de GGD (volgens artikel 26 van de Wet publieke gezondheid (WPG)[6,7]
- welke ondersteuning de GGD kan bieden
Het doel van dit onderzoek was tweeledig:
- Het exploreren van de kennis bij medewerkers van de dak- en thuislozenopvang in regio Zuidoost-Brabant over:
- infectieziektebestrijding
- (hygiëne)richtlijnen
- procedures bij een uitbraak van infectieziekten
- Inzicht krijgen in de behoeften en verwachtingen bij medewerkers over ondersteuning, samenwerking en communicatie met de GGD over infectieziekten en de preventie en bestrijding daarvan.
Methode
Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder medewerkers van verschillende dak- en thuislozenopvangorganisaties in de regio Zuidoost-Brabant. In dit onderzoek ging het alleen om 24-uursopvang en dag- en nachtopvang van dak- en thuisloze mensen. Crisisopvang, vrouwenopvang en beschermd wonen zijn buiten beschouwing gelaten.
Per locatie zijn semigestructureerde interviews afgenomen met minimaal één medewerker die in direct contact komt met de cliënten. Daarnaast zijn bij twee organisaties interviews afgenomen bij medewerkers die geen direct cliëntencontact hebben. Medewerkers die in direct contact komen met cliënten en medewerkers zonder direct contact, zijn los van elkaar geïnterviewd. De interviews werden uitgevoerd door een onderzoeker, samen met een verpleegkundige infectieziektebestrijding van GGD Brabant-Zuidoost.
Deelnemers aan het onderzoek werden vooraf geïnformeerd met een informatiebrief. Vanwege het gebruik van geluidsopnames bij de gesprekken hebben de deelnemers een toestemmingsformulier ondertekend. De interviews zijn opgenomen, getranscribeerd, gecodeerd en geanalyseerd. De getranscribeerde interviews werden geanalyseerd door middel van deductief coderen. De topiclist waarmee de interviews zijn afgenomen had al een coderingschema waarmee de interviews gecodeerd konden worden. De topiclist is opgesteld door het gebruik van een funneling- en thematisch model. Ter oriëntatie voor het opstellen van de topiclist zijn literatuur, bestaande topiclisten en inhoudelijk deskundigen geraadpleegd.
Het werven van de deelnemers vond plaats door contact op te nemen met verschillende organisaties van de dak- en thuislozenopvang in regio Zuidoost-Brabant. In de periode mei 2024 tot november 2024 zijn zeven interviews afgenomen bij negen deelnemers (twee interviews waren met twee deelnemers). Deelnemers waren werkzaam binnen vijf verschillende locaties van drie overkoepelende organisaties. In figuur 1 zijn de deelnemers, locaties, organisaties en regio’s schematisch weergeven.
Figuur 1. Schematische weergave van de deelnemers verdeeld over drie verschillende organisaties die bestaan uit meerdere locaties. Het flatgebouwicoon staat voor een normale 24-uurs- of dag- of nachtopvang. Het outreach-team werkt niet op één locatie maar neemt zelf initiatief door mensen op te zoeken en (ongevraagd) hulp en diensten aan te bieden. Verpleegzorg biedt medische en verpleegkundige zorg en begeleiding aan mensen die dak- en thuisloos zijn.
In drie duidingssessies (intern en extern) zijn de bevindingen van het onderzoek gepresenteerd aan inhoudsdeskundigen, om vervolgens samen de betekenis van de resultaten te duiden. Deze inhoudsdeskundigen waren medewerkers van de verschillende dak -en thuislozenopvangorganisaties, een straatarts en medewerkers van het team Infectieziektebestrijding en team Bijzondere Zorg van GGD Brabant-Zuidoost.
Resultaten
Aan de hand van semigestructureerde interviews zijn meerdere vragen voorgelegd aan de deelnemers. De antwoorden zijn onder te verdelen in vier overkoepelende thema’s:
- praktijkervaring infectieziekten
- kennis over procedures bij een uitbraak
- hygiëne en infectiepreventie
- samenwerking met de GGD
Praktijkervaring infectieziekten
Ervaring met infectieziekten
Met uitzondering van twee deelnemers binnen dezelfde opvanglocatie, hadden alle geïnterviewde deelnemers ervaring met infectieziekten binnen de dak- en thuislozenopvang. Schurft werd het vaakst genoemd, en verder COVID-19, norovirus, hiv (humaan immunodeficientievirus), hepatitis, griep en vermoedens van streptokokkeninfecties. Twee deelnemers gaven aan dat ze ook te maken hebben gehad met een uitbraak van een infectieziekte.
Aanpak van infectieziekten en uitbraken
De aanpak van infectieziekten varieert per organisatie. Binnen één organisatie noemden de deelnemers het Infectie Management Team (IMT). Dit team bestaat uit medewerkers met verschillende functies. De verpleegkundige vervult hierin een centrale rol en bepaalt, op basis van interne richtlijnen, of er een uitbraak is en of het infectieziekteprotocol ingezet moet worden. Bij een uitbraak komt het IMT bijeen, stelt het een plan op en verdeelt het de verantwoordelijkheden. Indien nodig informeert het IMT de bestuurder en doet het melding bij de GGD, conform de richtlijnen van het Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI).
Andere organisaties nemen volgens de deelnemers bij signalen van infectieziekten vooral contact op met de straatdokter. Die zoekt indien nodig afstemming met de GGD. Zowel bij vermoedens als bij uitbraken wordt advies ingewonnen en gevraagd om richtlijnen. Bij infecties zoals schurft worden maatregelen getroffen, zoals afspraken over toegang tot de opvang en hygiënemaatregelen. De teamleider werd doorgaans genoemd als verantwoordelijke voor de coördinatie van de aanpak, waarbij groepsbegeleiders en outreach-medewerkers een signalerende rol vervullen.
“Vaak is het eerste aanspreekpunt de groepsbegeleider. Die constateren het meestal, die zijn op de werkvloer en nemen contact op met straatdokter. En die doen, ja, als het goed is altijd een signaaltje naar mij [teamleider]”
Kennis over procedures bij een uitbraak
Infectieziekteprotocollen
Niet voor alle deelnemers was duidelijk of ze zelf richtlijnen/protocollen hebben voor infecties. Binnen één organisatie voor dak- en thuislozenopvang gaven deelnemers aan dat ze binnen hun locaties één protocol hebben voor alle infectieziekten, met een link naar LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)- of SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen. Bij deelnemers binnen andere organisaties voor dak- en thuislozenopvang verschilden de ideeën hierover:
- er werd verondersteld of aangegeven dat er protocollen zijn;
- er zouden geen protocollen zijn;
- het is niet duidelijk of dat wat ze zelf doen ook op papier staat;
- er is een protocol, maar er wordt ook gebruik gemaakt van de expertise van de GGD of de straatdokter.
“Ja, wij doen dat eigenlijk gewoon zelf. We beginnen te bellen, rond te bellen. Dit signaleren wij, …….. We nemen contact met teamleider, we nemen contact met de straatarts. Dat eigenlijk. Ik weet eigenlijk niet of wij dat op papier hebben gezet.”
De deelnemers die aangaven dat er protocollen zijn, gaven aan dat die voor iedereen toegankelijk zijn.
Artikel 26-meldplicht
In eerste instantie leek dat, op één deelnemer na, geen van de deelnemers op de hoogte is van de artikel 26-meldplicht van de Wet publieke gezondheid. Na toelichting van het artikel bleken twee deelnemers wel op de hoogte te zijn van de meldplicht, maar niet te beseffen dat het om het betreffende artikel gaat.
Kennis van infectieziekten
Afhankelijk van de organisatie en locatie van de dak- en thuislozenopvang gaven de deelnemers aan dat zij of hun collega’s voor vragen over infectieziekten binnen hun locaties terecht kunnen bij de afdeling Zorg, de huisarts, de straatdokter en de GGD(-website). Daarnaast worden ook de wijk-GGD en de kwaliteitsverpleegkundige van de betreffende locatie genoemd.
“Bij jullie vooral [red, GGD]. Dat is echt ons eerste contactpunt als wij vragen hebben of ons zorgen maken”
“Jullie, dat is echt wel punt nummer één.”
Geen van de deelnemers heeft binnen de organisatie (bij)scholing gehad op het gebied van infectieziekten. Een aantal gaf aan dat het niet wordt aangeboden. Verschillende deelnemers staan wel open voor scholing en gaven aan dat het makkelijk gefaciliteerd kan worden, of dat er mogelijkheden zijn om het aan te bieden binnen hun organisatie.
Hygiëne en infectiepreventie
Infectiepreventie
Infectiepreventie blijft een aandachtspunt binnen de dak- en thuislozenopvang. Hoewel een aantal deelnemers aangaf dat cliënten wel worden gestimuleerd om aan zelfzorg te doen, zoals regelmatig douchen en kleding wassen, wordt er verder weinig aan preventie gedaan.
“De meeste mensen die hier komen, die komen ook even voor die douche en even gebruik te maken van de wasmachine. En sommigen die maken er helemaal geen gebruik van dat je denkt: nou, je mag wel een keer onder de douche. En dan proberen onze groepsbegeleiders daar wel op te sturen maar voor de inloop is dat wel moeilijker, want soms komt iemand één keer in de week en soms komt iemand elke dag.”
Deelnemers gaven aan wel gebruik te maken van eigen preventiemaatregelen, zoals het gebruik van desinfectiegel, grondige schoonmaak, het dragen van handschoenen, en het structureel wassen van handen. Alle deelnemers hebben toegang tot persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals mondkapjes en handschoenen, maar er zijn geen richtlijnen voor wanneer deze te gebruiken. Slechts één deelnemer heeft ooit scholing gehad in het gebruik van deze middelen, bij de overige deelnemers is niet duidelijk of er scholing (voor collega’s) is geweest.
“Je wilt niet zonder handschoenen werken, zeker gezien de persoonlijke hygiëne niet bij iedereen hoog in het vaandel staat. Dus die draagt eigenlijk iedereen hier [op de opvanglocatie] wel echt structureel.”
Er is volgens de deelnemers (waarschijnlijk) nooit een deskundige infectiepreventie ingeschakeld of dit is niet bij hen bekend.
Protocollen en richtlijnen hygiëne
De kennis over de aanwezigheid van protocollen en richtlijnen voor hygiëne varieerde aanzienlijk. Sommige deelnemers meldden duidelijke richtlijnen voor handhygiëne, voedselveiligheid en wondverzorging, terwijl anderen aangaven dat er wel afspraken zijn, maar deze niet altijd officieel zijn vastgelegd, of dat er geen richtlijnen/protocollen voor hygiëne zijn, of dat ze er niet van op de hoogte zijn. Eén deelnemer meldde dat er interne audits worden uitgevoerd op hygiëne en voedselveiligheid. Wie verantwoordelijk is voor hygiëne en het naleven van richtlijnen en protocollen was voor sommige deelnemers onduidelijk. Andere deelnemers gaven aan dat iedereen verantwoordelijk is en dat er geen specifieke persoon is die dit als aandachtsgebied heeft. Daarnaast werden de kwaliteitsstaf of de teamleider genoemd als verantwoordelijke.
Samenwerking met de GGD
Ervaring met de GGD
Zes deelnemers hebben contact gehad met de GGD over infectieziekten, variërend van eenmalig tot regelmatig, waarbij het contact meestal als goed en prettig werd ervaren. Er is snel contact, directe hulp of doorverbinding met de juiste persoon. Eén deelnemer merkte op dat niet alle medewerkers bekend zijn met de doelgroep, terwijl een andere deelnemer aangaf dat het altijd zoeken is naar de juiste contactpersoon.
“Ik vind het gewoon heel fijn dat als je belt je niet een ellenlang keuzemenu doorheen moet gaan. Dat je vrij snel ook iemand aan de telefoon krijgt. Dat je iemand aan de telefoon krijgt die meedenkt in de situatie waarin je je bevindt. Wel daarbij de opmerking dat je merkt: niet elke medewerker, logisch ook, is ook bekend met onze doelgroep...”
“We kregen op de mail acties die we uit moesten gaan voeren. Werkt praktisch”
Verwachtingen en behoeften
Aan de deelnemers is gevraagd naar hun verwachtingen en behoeften rondom informatievoorzieningen vanuit de GGD over infectieziektebestrijding. Deelnemers verwachten vooral voorlichting, stappenplannen en gerichte ondersteuning bij uitbraken. Daarnaast willen ze veel vragen kunnen stellen aan de GGD en meer handvatten en richtlijnen krijgen, specifiek voor hun organisatie. Een landelijk protocol beschouwen ze hierbij als waardevol, vooral als deze afgestemd is op hun specifieke dienstverlening. Er is behoefte aan duidelijke preventieve richtlijnen, bevestiging van de eigen werkwijze, en informatie over het herkennen en signaleren van infectieziekten. Ook hechten deelnemers waarde aan:
- vergelijkende onderzoeksresultaten
- wanneer nodig de GGD te kunnen bellen voor voorlichting
- duurzame samenwerking met de GGD
toegankelijke communicatiematerialen, zoals folders, posters en informatiekaarten, ter bevordering van kennis
“Ik zou veel meer handvaten en richtlijnen willen hebben voor specifiek de MO. Heel veel is geschreven op verzorgingstehuizen, ziekenhuizen, scholen, ook nog wel basisscholen. Je vindt nauwelijks iets over echt MO en de nachtopvang wat ook weer een andere samenstelling is. Je vertaalt het altijd wel en je doet het uit je eigen ervaring, maar je weet niet wat je niet weet.”
Discussie
Doel van dit onderzoek was het exploreren van de kennis bij medewerkers in de dak- en thuislozenopvang over infectieziektebestrijding, (hygiëne)richtlijnen en procedures bij een uitbraak van infectieziekten. Resultaten tonen aan dat de meeste deelnemers bekend zijn met infectieziekten. Voor hen is duidelijk bij wie ze terecht kunnen met vragen over infectieziekten, wie welke rol heeft en wie er de leiding/regie heeft bij een uitbraak van infectieziekten. Wel verschilt per organisatie de aanpak van individuele gevallen of bij een uitbraak van infectieziekten. Daarbij is één organisatie goed voorbereid op uitbraken met een eigen IMT én een infectieziekteprotocol met LCI-/SRI-richtlijnen.
Straatdokter
Bij de andere organisaties is het voor de meeste deelnemers onduidelijk wat te doen bij een uitbraak en of er een infectieziekteprotocol is. Men lijkt veelal een beroep te doen op de straatdokter die in deze regio actief is. Hier zit echter wel een kwetsbaarheid: bij alle interviews werd dezelfde straatdokter genoemd die wekelijks bij de verschillende organisaties op consult komt. Als deze persoon wegvalt, is de vraag in hoeverre een collega dat in dezelfde mate kan overnemen. Daarnaast blijkt dat in een derde van de gemeenten specifiek beleid voor straatzorg ontbreekt, en is de variatie tussen gemeenten groot[8]. Volgens de Nederlandse Straatdoktersgroep [8] kan meer uitwisseling van kennis voorkomen dat het wiel opnieuw wordt uitgevonden en bijdragen aan de opbouw van een landelijk dekkend netwerk voor straatzorg.
Infectiepreventie en hygiëne-audits
In de dak- en thuislozeninstellingen blijft infectiepreventie een aandachtspunt, door het ontbreken van preventiemaatregelen en onduidelijke richtlijnen. De kennis over de aanwezigheid van hygiëneprotocollen varieert sterk, en wie verantwoordelijk is voor hygiëne, is niet altijd duidelijk. Deelnemers nemen wel allemaal eigen preventiemaatregelen, zoals het gebruik van desinfectiegel en handschoenen. Uit eerdere onderzoeken komt ook als aanbeveling naar voren dat voorlichting over infectiepreventie noodzakelijk is in opvangcentra voor dak- en thuisloze mensen[1,4]. Aronson et al. (2019)[4] onderzochten het effect van audits in acht opvangcentra voor dak- en thuisloze mensen in Utrecht over een periode van tien jaar. De GGD voerde regelmatig audits uit en rapporteerde bevindingen en adviezen aan de centra, wat leidde tot bewustwording van hygiënerichtlijnen onder medewerkers en verbeteringen op gebieden als legionellabeheersing, persoonlijke hygiëne en protocollen voor prik- en bijtaccidenten. De resultaten toonden aan dat deze aanpak een positief effect had op de hygiëne en er werd geadviseerd dat opvanglocaties één keer per twee jaar geauditeerd worden volgens de LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid)-richtlijn[4]. Bij de deelnemende instellingen aan dit onderzoek blijken echter geen audits voor infectieziektepreventie te zijn.
GGD en meldplicht
De meeste deelnemers noemen contact met de GGD wanneer zich een infectieziekte voordoet, terwijl maar drie van de negen respondenten bekend zijn met de Artikel 26 meldplicht van de Wet publieke gezondheid. In eerder onderzoek is gekeken naar de behoefte en verwachtingen van verpleeg- en verzorgingstehuizen, instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking, en medisch kinderdagverblijven. Daaruit bleek dat 17% van de geïnterviewde instellingen niet wist dat ze contact met de GGD konden opnemen bij vragen over infectieziekten, en dat 22% niet bekend was met de artikel 26-meldplicht[9]. Dat onderzoek is echter uitgevoerd vóór de COVID-19-pandemie. Sinds COVID-19 kent men de GGD mogelijk beter, maar het is niet bekend of de GGD hierdoor ook vaker benaderd wordt voor ondersteuning bij infectieziektebestrijding. Recent is er ook onderzoek onder IZB (Infectieziektebestrijding)-professionals gedaan naar het nut van de Artikel 26-meldplicht, waarbij geconcludeerd werd dat voor verheldering van de positie en uitwerking van de Artikel 26-meldplicht deze aangevuld dient te worden met de behoeften, verwachtingen en draagvlak bij verschillende typen instellingen[10]. Dit onderzoek toont aan dat er behoefte is aan specifieke richtlijnen voor de dak- en thuislozenopvang.
Informatievoorziening vanuit de GGD
Deelnemers die contact hebben gehad met de GGD zijn overwegend tevreden. Wel zijn er specifieke verwachtingen en behoeften als het gaat om informatievoorzieningen vanuit de GGD over infectieziektebestrijding, vooral op het gebied van ondersteuning bij en kennis over infectieziekten. Of de deelnemers binnen de dak- en thuislozenopvang infectieziekten duidelijk herkennen en weten waar ze op moeten letten, is niet eenduidig uit het onderzoek naar voren gekomen.
Sterke punten en beperkingen van het onderzoek
Een sterk punt van het huidige onderzoek is dat alle interviews zijn afgenomen door een onderzoeker en steeds dezelfde verpleegkundige met werkervaring in de maatschappelijke opvang. Door als duo te interviewen, is de kwaliteit van het onderzoek en de kwaliteit van de inhoud van het onderwerp gewaarborgd.
Een beperking van het onderzoek is dat het aantal deelnemers minder is dan beoogd. Dit komt mede doordat het lastig bleek om mensen bereid te vinden om aan het onderzoek mee te doen. Hierdoor was het niet mogelijk om bij alle locaties iemand van het management te interviewen. Wel is per locatie minimaal één medewerker die in direct contact komt met de cliënten geïnterviewd. Na afname van het vijfde interview bleek dat de antwoorden op de vragen niet langer nieuwe informatie opleverden voor de thema’s die relevant zijn voor het onderzoek en dat inhoudelijke verzadiging bereikt was.
Verder kan er informatiebias zijn opgetreden als medewerkers tijdens het interview sociaal wenselijke antwoorden gaven over preventiemaatregelen en contact met de GGD. Dit kan de uitkomsten van het onderzoek beïnvloeden doordat bijvoorbeeld negatieve ervaringen met de GGD niet genoemd zijn.
Uit de interviews is een duidelijk beeld gebleken, wat daarna in drie duidingssessies besproken is met inhoudsdeskundigen. Uit deze sessies bleek dat de resultaten herkenbaar zijn voor alle dak- en thuislozenorganisaties in de regio Zuidoost-Brabant.
Conclusie
Concluderend blijkt uit de interviews dat de gesproken medewerkers van de dak- en thuislozenopvang over het algemeen bekend zijn met infectieziekten, maar dat er verschillen bestaan in de aanwezigheid van protocollen, preventiemaatregelen en verantwoordelijkheden binnen en tussen organisaties. Er is bij de deelnemers behoefte aan:
- meer kennis over infectieziekten en het herkennen daarvan
- specifieke richtlijnen
- structurele ondersteuning vanuit de GGD
Dit geldt vooral voor opvanglocaties zonder eigen infectieziektebeleid.
Versterking van samenwerking en een landelijk infectieziekteprotocol specifiek voor de dak- en thuislozenzorg, kan bijdragen aan een meer uniforme en effectieve aanpak van infectieziektebestrijding binnen de dak- en thuislozenzorg.
Aanbevelingen
- Zet in op het vergroten van kennis en bewustwording van infectiepreventie. Dit kan door duidelijke en vindbare landelijke protocollen, richtlijnen en werkinstructies over hygiëne en infectiepreventie.
- Geef meer aandacht aan infectiepreventie. Bijvoorbeeld door periodiek audits uit te voeren aan de hand van de LCHV-richtlijn.
- Zorg voor een intern scholingsaanbod voor bij- en/of nascholing op het gebied van infectiepreventie en infectieziektebestrijding. Dit kan eventueel in samenwerking met andere organisaties, zoals de GGD of dak- en thuislozenopvangorganisaties uit andere regio’s.
- Zet communicatiemiddelen als folders en informatiekaarten in om de kennis over wat te doen bij infectieziekten te vergroten.
- Molenaar P. Inventariserend onderzoek naar de hygiëne en infectiepreventie binnen twintig voorzieningen van de maatschappelijke opvang in Amsterdam. Amsterdam: GGD Amsterdam; 2011.
- Aldridge R, Story A, Hwang S, Nordentoft M, Luchenski S, Hartwell G, et al. Morbidity and mortality in homeless individuals, prisoners, sex workers, and individuals with substance use disorders in high-income countries: A systematic review and meta-analysis. Lancet. 2018;391:241–50. doi:10.1016/S0140-6736(17)31869-X.
- Verheul M, van Laere I, van den Muijsenbergh M, van Genugten W. Self-perceived health problems and unmet care needs of homeless people in the Netherlands: The need for pro-active integrated care. J Soc Interv Theory Pract. 2020;29:21–40.
- Aronson SL, van Hassel S, Plantinga-Muis L, Smit RBJ. Hygiëne in Utrechtse opvangcentra voor dak- en thuislozen van 2008 tot 2018. Infectieziekten Bull. 2019;30(5). Beschikbaar via: https://www.rivm.nl/weblog/hygiene-in-utrechtse-opvangcentra-voor-daklo…
- van Loenen T, Sow J, van den Muijsenbergh M. The collateral damage of the COVID-19 pandemic on homeless people in the Netherlands; a qualitative study on the impact of health and care. Front Med (Lausanne). 2024;11:1305834. doi:10.3389/fmed.2024.1305834. PMID: 38515983; PMCID: PMC10954826.
- Overheid.nl. Wet publieke gezondheid [Internet]. 2023 [geraadpleegd 2025 jun 11]. Beschikbaar via: https://wetten.overheid.nl/BWBR0024705/2023-07-01#HoofdstukV
- RIVM. Artikel 26 meldingen Wpg-instellingen. LCI richtlijnen [Internet]. [geraadpleegd 2025 jun 11]. Beschikbaar via: https://www.rivm.nl/richtlijnen/artikel-26-meldingen-wpg-instellingen
- Nederlandse Straatdoktersgroep. Landelijk netwerk. Stichting Nederlandse Straatdokters Groep - NSG; [geraadpleegd 2025 jun 11]. Beschikbaar via: https://straatdokter.nl/
- Buntsma A, Verdonk C, van Gurp A, Lodder E, Konings F. Versterking samenwerking met ketenpartners in de infectieziektebestrijding. Een onderzoek naar de behoefte en verwachtingen van de ketenpartners m.b.t. de ondersteuning van de GGD rond infectieziektebestrijding [Internet]. Bilthoven: RIVM; 2017 [geraadpleegd 2025 jun 11]. Beschikbaar via: https://www.rivm.nl/documenten/rapport-versterking-samenwerking-ketenpa…
- Hoevenaars EC (European Commission), Smit GSA, Slijkerman-Megelink FAN, Hautvast JLA, Swillens JEM. Artikel 26 onder de loep: visie van IZB-professionals op doel en eigentijdse invulling van de meldingsplicht voor instellingen. Infectieziekten Bull. 2024 sep. Beschikbaar via: https://www.rivm.nl/weblog/ib-artikel-26-onder-loep-visie-van-izb-profe…
Infectieziekten Bulletin - oktober 2025
- Verslag van de bof op een schip naar Vlissingen. Maar was het wel bof?
- Als een verkoudheid uit de hand loopt: waarom monitoring in ziekenhuizen belangrijk is
- De praktijk van bron- en contactonderzoek: een verkenning van lastige situaties
- Infectieziektebestrijding in de dak- en thuislozenopvang; een verkennend onderzoek naar kennis, behoefte en verwachtingen
- Nieuw in Nederland: RSV-immunisatie voor zuigelingen