Infectieziekten Bulletin, oktober 2025

Auteurs

Alies van Lier (RIVM, epidemioloog/beleidsmedewerker RVP Rijksvaccinatie programma (Rijksvaccinatie programma))
Mirjam Knol (RIVM, epidemioloog RVP)
Anne Teirlinck (RIVM, epidemioloog luchtweginfecties)
Dirk Eggink (RIVM, viroloog/wetenschappelijk medewerker)
Puck van Kasteren (RIVM, wetenschappelijk medewerker immunologie van infectieziekten en vaccins),
Marijn Stok (RIVM, wetenschappelijk medewerker/programmaleider SocioVax)
Monika Raethke (Bijwerkingencentrum Lareb Landelijke Registratie Evaluatie Bijwerkingen (Landelijke Registratie Evaluatie Bijwerkingen ), epidemiologisch wetenschappelijk medewerker - team Infectieziekten),
Machteld Boel-Rijken (RIVM, medisch adviseur RVP/AIOS 2e fase Arts Maatschappij en Gezondheid)
Yolanda Hering (RIVM, beleidsmedewerker RVP - team medische advisering)
Esther Stoop (RIVM, beleidsadviseur RVP) 

Samenvatting

Het respiratoir syncytieel virus (RSV of RS-virus) veroorzaakt een infectie aan de luchtwegen die vooral bij baby’s ernstig kan verlopen. Het virus komt vooral in de herfst en winter voor. Vanaf dit najaar krijgen alle baby’s geboren vanaf 1 april 2025 in het eerste levensjaar RSV-immunisatie aangeboden via het Rijksvaccinatieprogramma. Dit is in lijn met het advies van de Gezondheidsraad. De passieve RSV-immunisatie met antistoffen beschermt ongeveer zes maanden. Baby’s geboren vanaf oktober t/m maart (tijdens het RSV-seizoen) krijgen de immunisatie binnen twee weken na geboorte aangeboden. Baby’s geboren vanaf april t/m september krijgen de RSV-immunisatie aangeboden rond 1 oktober (in 2025 van 8 september t/m 22 oktober), vlak voor de start van het RSV-seizoen. Aan de hand van doorlopende monitoring en onderzoeksprojecten volgt het RIVM het bereik (immunisatiegraad), de effectiviteit (bescherming) en veiligheid (bijwerkingen) van de RSV-immunisatie, zoals ook gebruikelijk is voor andere RVP-vaccinaties vaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma (vaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma). Hiermee kan het beleid, indien nodig, worden bijgestuurd. Via de website van het RIVM is informatie voor zowel het publiek als voor professionals beschikbaar:  

Doel van dit artikel is het informeren van professionals binnen de infectieziektebestrijding over de start van de immunisatie tegen het respiratoir syncytieel virus (RSV of RS-virus). Het artikel geeft: 

  • achtergrond bij de RSV-immunisatie
  • een toelichting op het RS-virus en de epidemiologie
  • een beschrijving van het RSV-immunisatieprogramma
  • informatie over monitoring en onderzoeksprojecten
  • verwijzingen naar meer informatie voor professionals

Achtergrond

In februari 2024 heeft de Gezondheidsraad geadviseerd om alle baby’s in hun eerste levensjaar via het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) bescherming aan te bieden tegen het RS-virus door het toedienen van een prik met antistoffen (nirsevimab, Beyfortus®), ofwel passieve immunisatie (zie advies Gezondheidsraad) [1]. Uit een verkenning is de unanieme aanbeveling gekomen om de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) de toediening van de RSV-immunisatie uit te laten voeren. De JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg) verzorgt samen met de verloskundig zorgverleners de voorlichting aan (aanstaande) ouders [2].

In oktober 2024 heeft de staatssecretaris van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) het advies van de Gezondheidsraad en de aanbevelingen uit de verkenning overgenomen (zie Kamerbrief). Vanaf dit najaar wordt de RSV-immunisatie in Europees Nederland aangeboden. Ook op de BES-eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt RSV-immunisatie ingevoerd. Daar wordt het programma aangepast aan de lokale omstandigheden, bijvoorbeeld omdat het RSV-seizoen op de eilanden eerder begint dan in Europees Nederland. Net als Europees Nederland is Saba inmiddels al gestart. Bonaire en Sint Eustatius starten op zijn vroegst in 2026.

RSV-immunisatie in andere landen

Meerdere landen in Europa en daarbuiten hebben RSV-immunisatie al geïmplementeerd in hun nationale vaccinatieprogramma’s. Data uit deze landen laat zien dat RSV-immunisatie goed werkt in het voorkomen van ernstige RSV-infecties bij baby’s. Een meta-analyse met daarin 32 observationele studies uit vijf landen (Frankrijk, Italië, Luxemburg, Spanje en de Verenigde Staten) schatte de ‘real-world’ effectiviteit van nirsevimab bij kinderen jonger dan 1 jaar op 83% tegen RSV-gerelateerde ziekenhuisopname en 81% tegen RSV-gerelateerde IC Intensive care (Intensive care)-opname [3].

Wat is het RS-virus?

Het RS-virus is een verkoudheidsvirus dat vooral in de herfst en winter voorkomt, met doorgaans een piek in december en januari (Figuur 1). Het is de meest voorkomende oorzaak van luchtweginfecties bij kinderen en een belangrijke oorzaak van ziekenhuisopnames bij jonge kinderen. Meestal verloopt een infectie mild, maar vooral bij de allerkleinsten kan een ernstige infectie in de onderste luchtwegen (bronchiolitis of pneumonie) ontstaan. In Nederland komt van alle baby’s onder de 1 jaar 1-2% met een ernstige RSV-infectie in het ziekenhuis terecht. Dit zijn zo’n 1.500-3.000 kinderen per jaar, waarvan ongeveer 200 kinderen op de intensivecareafdeling moeten worden opgenomen. Het merendeel van de kinderen die in het ziekenhuis worden opgenomen was vóór de infectie gezond en geboren na een zwangerschapsduur van tussen de 37 en 42 weken.

De impact van RSV op jonge baby’s en gezinnen is groot. Ook heeft het gevolgen voor de zorg, omdat er in de piek van het RSV-seizoen capaciteitsproblemen kunnen optreden. Kinderen moeten dan overgeplaatst worden naar andere ziekenhuizen, soms ook in het buitenland, en planbare operaties moeten worden uitgesteld.

Figuur 1  Wekelijks aantal RS-virus-detecties gerapporteerd in de virologische weekstaten, van week 40 van 2020 tot en met week 20 van 2025 (Bron: Virologische weekstaten, RIVM) [4]
NB Tijdens de respiratoire jaren 2020/2021 en 2021/2022 was het detectiepatroon vanwege de coronapandemie anders dan andere jaren.


Let op: Deze data is eigendom van de laboratoria die deelnemen aan de virologische weekstaten, vertegenwoordigd door het bestuur van de Nederlandse Werkgroep voor Klinische Virologie (NWKV Nederlandse Werkgroep voor Klinische Virologie (Nederlandse Werkgroep voor Klinische Virologie)). Het database-beheer ligt bij het RIVM. Verder gebruik van deze data is niet toegestaan zonder toestemming. Toestemming voor gebruik van deze data kan aangevraagd worden via virweekstaten@rivm.nl.


Ook bij ouderen kan een RSV-infectie ernstig verlopen, zeker als zij bijvoorbeeld een hart- of longaandoening hebben. Volgens de Gezondheidsraad is een vaccinatieprogramma tegen RSV ook voor ouderen en risicogroepen aan te bevelen, maar is er eerst meer duidelijkheid nodig over de beschermingsduur van de beschikbare RSV-vaccins (zie advies Gezondheidsraad).

Hoe ziet het RSV-immunisatieprogramma voor zuigelingen in Nederland er in de praktijk uit?

De RSV-immunisatie wordt vanaf het najaar van 2025 aangeboden aan alle baby’s in hun eerste levensjaar. Omdat RSV sterk seizoensgebonden is en de RSV-immunisatie ongeveer zes maanden bescherming geeft, is de strategie tweeledig (zie ook Figuur 2):

  • Doorlopende immunisatie tijdens RSV-seizoen (primaire groep)
    Baby’s die vlak voor of tijdens het RSV-seizoen worden geboren, krijgen zo kort mogelijk na de geboorte (binnen uiterlijk twee weken) de immunisatie aangeboden. Dit gaat om baby’s geboren van 1 oktober t/m 31 maart.
  • Jaarlijkse ‘catch-up’ immunisatie voorafgaand aan RSV-seizoen (catch-upgroep)
    Baby’s die buiten het RSV-seizoen worden geboren, krijgen voor de start van hun eerste RSV-seizoen de immunisatie aangeboden. Dit gaat om baby’s geboren van 1 april t/m 30 september. De ‘catch-up’ vindt plaats rond 1 oktober. In 2025 is dit van 8 september t/m 22 oktober.

(Aanstaande) ouders van kinderen die waarschijnlijk tijdens het RSV-seizoen worden geboren, krijgen op drie momenten informatie over de RSV-immunisatie:

  1. bij de JGZ wanneer de zwangere rond 22 weken zwangerschap een maternale DKT difterie, kinkhoest en tetanus (difterie, kinkhoest en tetanus)- en/of griepvaccinatie krijgt;
  2. bij de verloskundig zorgverlener (verloskundige of gynaecoloog), bij voorkeur wanneer de zwangere ongeveer 30-32 weken zwanger is;
  3. na de geboorte van de baby, via de screener die langskomt voor de hielprikscreening.

Ouders van kinderen die in de catch-up groep vallen krijgen vanaf eind augustus een brief met folder over de RSV-immunisatie. Zij ontvangen in principe geen informatie tijdens de zwangerschap (via de JGZ en/of verloskundig zorgverlener) en/of van de screener.
 

Figuur 2    Schematische weergave RSV-immunisatieprogramma Nederland

Risicogroepen

Een aantal kinderen tot een leeftijd van 2 jaar komt vanwege een verhoogd risico op ernstig verloop van een RSV-infectie in aanmerking voor een extra RSV-immunisatie na hun eerste RSV-seizoen, buiten de standaardkaders van het programmatisch aanbod om. Het Advies indicatie RSV-immunisatie van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) omschrijft de specifieke onderliggende aandoeningen van deze kinderen. Met een verwijsbrief van de kinderarts kan deze groep kwetsbare kinderen in 2025 bij de JGZ in hun eigen regio de immunisatie toegediend krijgen (zie RIVM-NVK-informatiebrief | RSV-immunisatie: Informatie en rol kinderarts). Naar verwachting wordt begin 2026 duidelijk of dit een structureel proces kan worden.

Alternatieve bescherming tegen RSV

Naast immunisatie van zuigelingen, is er sinds 2023 ook een vaccin op de markt dat zwangeren kunnen nemen om hun pasgeborene tegen ernstige ziekte door RSV te beschermen (zie ook de Factsheet RSV-vaccinatie/immunisatie). Deze vaccinatie is geen onderdeel van het RVP en wordt niet vergoed door zorgverzekeraars. Als een moeder een RSV-vaccinatie tijdens de zwangerschap heeft gehad, is dat geen contra-indicatie voor de RSV-immunisatie voor de baby. Het is een individuele afweging of een baby dan wordt geïmmuniseerd. Bij het maken van deze keuze kan worden meegewogen of er een kans bestaat dat het kind, ondanks vaccinatie tijdens de zwangerschap, mogelijk onvoldoende antistoffen heeft. Ook speelt de timing van de geboorte ten opzichte van het RSV-seizoen een rol.

Daarnaast bestaat er voor zuigelingen een alternatief antistof voor RSV-immunisatie, genaamd clesrovimab. Die wordt naar verwachting dit jaar ook geregistreerd voor gebruik in Europa. Na registratie zal de Gezondheidsraad hierover advies uitbrengen.

Wat wordt er in Nederland aan monitoring en onderzoek gedaan rond RSV-immunisatie?

Met doorlopende monitoring en onderzoeksprojecten volgt het RIVM, zoals gebruikelijk bij nieuwe componenten van het RVP:

  • het bereik van de RSV-immunisatie
  • de effectiviteit van de RSV-immunisatie
  • de veiligheid van de RSV-immunisatie


Dit wordt gedaan aan de hand van vijf pijlers:

  1. Immunisatiegraad
  2. Ziektesurveillance
  3. Pathogeensurveillance
  4. Immuunsurveillance
  5. Veiligheid

Daarnaast zal onderzoek worden gedaan naar de verschillende manieren van uitnodigen en aanbieden van de RSV-immunisatie en het effect daarvan op het bereik. Dit heeft als doel de huidige implementatie van RSV-immunisatie te evalueren en het programma te optimaliseren indien nodig.

Bij alle onderzoeken die het RIVM doet naar RSV-immunisatie, proberen de onderzoekers zoveel mogelijk te voorkomen dat ouders voor meerdere van de hieronder beschreven onderzoeken worden benaderd. Dit beperkt de belasting voor ouders en kinderen en bevordert de deelnamebereidheid.

Immunisatiegraad (inclusief tijdigheid en determinanten)

Het is belangrijk om inzicht te hebben in de hoogte van de immunisatiegraad (het bereik van het programma), uitgesplitst naar de primaire en de catch-upgroep en idealiter ook naar risicogroep. Goed inzicht in de immunisatiegraad is ook van belang voor de monitoring van effectiviteit en veiligheid (bijwerkingen). Het RIVM bepaalt de immunisatiegraad op basis van gegevens uit het landelijke vaccinatieregister Præventis*. Ook volgt het RIVM de tijdigheid van RSV-immunisatie. Die tijdigheid is belangrijk om zoveel mogelijk ernstige RSV-infecties te voorkomen.


*Door invoering van toestemming voor uitwisseling van vaccinatiegegevens met persoonsgegevens tussen JGZ en RIVM is dit inzicht sinds 2022 echter niet meer volledig. Anonieme vaccinaties kunnen namelijk niet worden meegenomen in de immunisatiegraadberekening, omdat de informatie die daarvoor nodig is, zoals geboortejaar en -maand, niet bekend zijn.


Het is belangrijk om kort na de invoering van RSV-immunisatie onderzoek te doen naar determinanten van de behaalde immunisatiegraad. Daarmee kunnen de communicatie en eventuele interventies aangepast worden aan groepen ouders van kinderen die minder deelnemen. Dit kan gezondheidsverschillen verminderen. Hiervoor zullen gegevens over de immunisatiestatus gekoppeld worden aan socio-demografische data die beschikbaar zijn in de beveiligde CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)-omgeving.

Sociaalwetenschappelijk onderzoek

Het onderzoeksprogramma SocioVax zal verdiepend sociaalwetenschappelijk onderzoek doen naar gedragsdeterminanten van (non-)deelname aan RSV-immunisatie in het algemeen en onder specifieke groepen waarbij de deelname achterblijft in het bijzonder. Dit wordt gedaan aan de hand van vragenlijstonderzoek in 2025-2026, 2026-2027, 2027-2028 en interviews met ouders en zorgprofessionals in 2026. Daarnaast wordt tenminste één interventie om de immunisatiegraad in een specifieke groep of regio te verbeteren ontwikkeld, uitgezet en geëvalueerd (2027-2028).

Ziektesurveillance (inclusief effectiviteit)

Het doel van RSV-immunisatie, zoals geformuleerd door de Gezondheidsraad, is om ernstige ziekte en ziekenhuisopnames door RSV-infectie bij baby’s in hun eerste levensjaar te voorkomen. Er worden naast bestaande surveillance verschillende soorten onderzoek ingezet om inzicht te krijgen in de impact van het programma en de effectiviteit in Nederland. Dit is extra van belang vanwege de timing van immunisatie in Nederland. In Nederland is die binnen twee weken na de geboorte, omdat de JGZ de immunisatie geeft. In veel andere landen krijgen baby’s de immunisatie binnen enkele dagen na de geboorte in het ziekenhuis.

Overweging meldingsplicht

Er wordt in Nederland een meldingsplicht voor ernstige RSV-infectie (ziekenhuisopname) bij kinderen jonger dan 1 jaar overwogen. Hiermee kan gedurende een langere periode immunisatiefalen worden gedetecteerd, de effectiviteit worden bepaald en eventuele epidemiologische veranderingen worden gesignaleerd. Bij invoering van een meldingsplicht is registratie van de immunisatiestatus cruciaal. Op dit moment (half oktober 2025) is nog niet duidelijk of deze meldingsplicht daadwerkelijk gerealiseerd wordt.

Bestaande registraties

Het RIVM kan historische en toekomstige data van de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg)) opvragen. Daarmee kan het de impact van invoering van RSV-immunisatie op RSV-ziekenhuisopnames bepalen per leeftijdsgroep. Ook kan het RIVM daarmee de effectiviteit van immunisatie bepalen, als het de LBZ-data koppelt aan de immunisatiegegevens uit Præventis. De belangrijkste beperking van de LBZ-data is dat ze op dit moment pas meer dan 1,5 jaar na het RSV-seizoen beschikbaar zijn.

Huisartsen van Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn nemen monsters af bij een deel van hun patiënten met een acute luchtweginfectie. Deze monsters worden standaard getest op RSV (zie Zicht houden op luchtweginfecties | RIVM). Met ingang van het luchtwegseizoen 2025/2026 rapporteert de huisarts van deze patiënten ook routinematig via de bestaande vragenlijst bij monsterafname of deze nirsevimab hebben ontvangen en of de moeder van de patiënt tijdens de zwangerschap gevaccineerd is tegen RSV. Deze systematische bemonstering doet de huisarts bij patiënten van alle leeftijden. Daardoor zal het aantal bemonsterde jonge kinderen beperkt zijn. De gegevens, inclusief de labresultaten, worden daarom in Europees verband (VEBIS-studie) gebruikt in een gepoolde analyse voor de schatting van de effectiviteit van nirsevimab-immunisatie in de eerste lijn.

Aanvullende studies

In samenwerking met de Nederlandse kinder-intensivecareafdelingen (PICUs Pediatric Intensive Care Units) en het UMC Universitair Medisch Centrum (Universitair Medisch Centrum) Utrecht (UMCU) zal het RIVM in de RSV-seizoenen van 2025-2026 en 2026-2027 iedere twee weken data ontvangen over het wekelijkse aantal RSV-gerelateerde intensivecareopnames in Nederland van kinderen jonger dan 1 jaar. Dit gebeurt vanuit de BRICK-II-studie (Burden of RSV-related PICU pediatrische intensive care units (pediatrische intensive care units) admissions). Deze wekelijkse aantallen kunnen daarna vergeleken worden met data van voorgaande seizoenen (2021/2022, 2022/2023 en 2024/2025) uit de BRICK-I- en BRICK-II-studies.

De ERIN-studie (Effectiviteit van RSV-Immunisatie in Nederland) zal de effectiviteit van RSV-immunisatie tegen ernstige RSV-infectie bepalen. Deze studie heeft het RIVM samen met het UMCU Universitair Medisch Centrum Utrecht (Universitair Medisch Centrum Utrecht) opgezet om hier gedetailleerdere en tijdigere informatie over te krijgen dan via andere bronnen. Hierdoor kan er beter beoordeeld worden of het immunisatieprogramma in Nederland aangepast moet worden om het (kosten)effectiever te maken. De ERIN-studie verzamelt gegevens uit tien ziekenhuizen die routinematig testen op RSV. Van oktober 2025 t/m februari 2026 (en ook in 2026/2027 en 2027/2028) worden ouders benaderd van kinderen, jonger dan 1 jaar, die zijn opgenomen in het ziekenhuis vanwege een ernstige luchtweginfectie (en zijn getest op RSV). De ouders wordt gevraagd een online vragenlijst in te vullen, en toestemming te geven voor inzage in immunisatiegegevens uit Præventis en klinische en lab-data uit het EPD Elektronisch patiëntendossier (Elektronisch patiëntendossier ). Ook wordt, indien mogelijk, het luchtwegmonster dat is verzameld voor RSV-diagnostiek naar het RIVM gestuurd voor verdere typering en sequencing (zie 'Pathogeensurveillance’ hieronder). 
Door de immunisatiestatus te vergelijken tussen kinderen die positief testen op RSV en kinderen die negatief testen op RSV, wordt de effectiviteit van de immunisatie berekend. Ook zal de studie kijken of het effect van RSV-immunisatie verschilt naar leeftijd van immunisatie, tussen de primaire en de catch-upgroep, en of het effect anders is in kinderen die tot een risicogroep behoren, bijvoorbeeld te vroeg geboren kinderen. Verder zullen de klinische en aanvullende virologische uitkomsten vergeleken worden tussen kinderen die wel en niet RSV-immunisatie hebben ontvangen.

Pathogeensurveillance

Het is niet uit te sluiten dat er als gevolg van grootschalig gebruik van nirsevimab RSV-stammen ontstaan die verminderd gevoelig zijn voor de antistof. Vooralsnog zijn daar geen aanwijzingen voor bij de stammen die nu rondgaan in Nederland. In andere landen zijn er wel stammen met verminderde gevoeligheid gedetecteerd, maar deze lijken niet wijd verspreid. De Gezondheidsraad heeft geadviseerd dit goed te monitoren. Het RIVM voert al langer sequencing uit van virusstammen om de diversiteit en dynamiek van circulatie van genetische varianten te bepalen. Deze bestaande genetische surveillance, ook wel kiemsurveillance genoemd, wordt voor RSV geïntensiveerd en uitgebreid om te zorgen voor een goede afspiegeling van de rondgaande RSV-stammen. Stammen van doorbraakinfecties monitort het RIVM specifiek via de hierboven genoemde ERIN-studie en op verzoek van de arts. Indien nieuwe mutaties worden gevonden die mogelijk verminderde gevoeligheid voor nirsevimab of de huidige vaccins veroorzaken, zal dit snel gesignaleerd en nader onderzocht kunnen worden. Dan kan het programma worden bijgestuurd indien nodig.

Immuunsurveillance

Voor een optimaal RSV-immunisatieprogramma is het belangrijk om een zo goed mogelijk beeld te hebben van de snelheid van afname en de duur van bescherming van de RSV-immunisatie. Maar ook van de variatie hierin en de factoren die hier mogelijk invloed op hebben, zoals de leeftijd tijdens immunisatie, timing binnen het RSV-seizoen, lage of hoge dosering en de concentratie van maternale RSV-antistoffen. Bovendien is nog niet helemaal duidelijk of RSV-immunisatie invloed heeft op de ontwikkeling van de eigen afweer tegen het RS-virus na natuurlijke infectie.

De IRIS-studie (Implementatie van RSV-Immunisatie Studie) vergelijkt de ontwikkeling van de RSV-specifieke immuunrespons in kinderen met en zonder RSV-immunisatie. Daarnaast monitort de studie de veranderingen in de concentratie en functionaliteit van RSV-specifieke antistoffen in de maanden na RSV-immunisatie. Vanaf september 2025 worden ouders in de regio Utrecht benaderd via een gepersonaliseerde brief en/of een flyer op het consultatiebureau. Sinds augustus gebeurde dit al met een flyer via de verloskundige. Ouders wordt gevraagd om meerdere vragenlijsten in te vullen en meerdere keren een klein volume bloed en neusvocht af te laten nemen bij hun kind.

Bloedafname gebeurt via navelstrengbloed of een hielprikje vóór de RSV-immunisatie en maximaal vier keer via een hielprikje na de immunisatie. Optioneel is er twaalf maanden na de RSV-immunisatie een eenmalige venapunctie in plaats van hielprikje. De controlegroep bestaat uit kinderen die in oktober 2025 12-15 maanden oud zijn. Het RIVM benadert ouders van deze kinderen via een brief en flyer met de vraag om één vragenlijst in te vullen en één keer bloed en neusvocht bij hun kind af te laten nemen. Figuur 3 visualiseert de opzet van de IRIS-studie.

Figuur 3  Schematische weergave dataverzameling IRIS-studie

Veiligheid

Bijwerkingencentrum Lareb Landelijke Registratie Evaluatie Bijwerkingen (Landelijke Registratie Evaluatie Bijwerkingen ) is het meld- en kenniscentrum voor bijwerkingen van geneesmiddelen en vaccins en is verantwoordelijk voor het monitoren van mogelijke bijwerkingen van de RSV-immunisatie in Nederland. Naast de registratie van spontane meldingen door ouders en zorgprofessionals zet Lareb een observationeel onderzoek op (RVP monitor 2025) met online vragenlijsten. Dit onderzoek loopt van september 2025 tot en met juni 2027. Het onderzoek volgt kinderen over de tijd en brengt klachten na immunisatie tegen verschillende ziekteverwekkers in kaart (zie Figuur 4). Dit geeft inzicht in het bijwerkingenpatroon (type bijwerkingen, ernst, beloop, frequentie) en zorggebruik door klachten na immunisatie. Bovendien kunnen klachten die worden ervaren na verschillende vaccinatiemomenten binnen het RVP vergeleken worden. Dit geeft inzicht in de impact van een vaccinwijziging of -toevoeging binnen het RVP. De resultaten uit de onderzoeken worden gebruikt in de communicatie over deze immunisatie.

Figuur 4 Schematische weergave dataverzameling RSV-monitoringsstudie Bijwerkingencentrum Lareb

Waar vind ik meer informatie over RSV en RSV-immunisatie?

Doorverwijzen naar publieksinformatie

Bij vragen van ouders over RSV-immunisatie kunt u als professional verwijzen naar of gebruik maken van de publieksinformatie van het RIVM. Op de RVP en RIVM-websites staat publieksinformatie over het RS-virus en de prik, een animatie over het RS-virus, een uitlegvideo over de prik, een video met een ervaringsverhaal, een infographic, de folder ‘Bescherm je baby tegen het RS-virus' (in 12 talen), en antwoorden op een aantal veelgestelde vragen. Ook is er via Thuisarts.nl en de Groeigids informatie over RSV-immunisatie beschikbaar, is er een Steffie-animatie voor laaggeletterden, een publieksvriendelijke bijsluiter en kunnen vragen worden gesteld via de RSV-chatbot van ReSViNET.

Informatie voor professionals

Meer informatie voor professionals over RSV-immunisatie is beschikbaar via RSV-immunisatie - informatie voor professionals. Hier staat onder andere het addendum RVP richtlijn Uitvoering - RSV-immunisatie voor baby’s en de geaccrediteerde e-learning RSV-immunisatie, en de RIVM-NVK-informatiebrief | RSV-immunisatie: Informatie en rol kinderarts. Ook is het nog mogelijk om het geaccrediteerde webinar te volgen over achtergronden van het RS-virus en RSV-immunisatie, dat in juni 2025 door het RIVM en MedischeScholing werd georganiseerd. Tot slot is er een webpagina Stand van zaken RS-virus | RIVM beschikbaar met actuele surveillancedata.

  1. Gezondheidsraad. Immunisatie tegen RSV in het eerste levensjaar. Den Haag: Gezondheidsraad; 2024; publicatienr. 2024/03.
  2. Stoop E, Schreuder I, Hoek L. Verkenning RSV-immunisatie in het eerste levensjaar. Verkenning van scenario's voor de uitvoering. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM); 2024 (RIVM kennisnotitie KN–2024–0046).
  3. Sumsuzzman DM dystrophia myotonica (dystrophia myotonica), Wang Z, Langley JM Joint meeting (Joint meeting), Moghadas SM. Real-world effectiveness of nirsevimab against respiratory syncytial virus disease in infants: a systematic review and meta-analysis. Lancet Child Adolesc Health. 2025;9(6):393–403.
  4. Terugblik surveillance van luchtweginfecties 2024/2025 – RS-virus. Bilthoven: RIVM; 2025 [04-09-2025]; Available from: https://www.rivm.nl/rs-virus/terugblik-2024-2025.