De hygiënerichtlijn voor Kinderopvang is voor het laatst volledig herzien in 2025. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.
Bij deze richtlijn vind je instructies (bijvoorbeeld voor handen wassen), voorbeelden van schoonmaakschema's en een normenlijst. Voor het maken van een checklist of rapport kun je gebruikmaken van de normenlijst. De instructies, schoonmaakschema's en normenlijst kun je hier downloaden.
1 Inleiding
Deze richtlijn is bedoeld voor alle medewerkers en beroepskrachten die werkzaam zijn in de kinderopvang. De richtlijn geeft normen en tips voor het uitvoeren van een goede (basis)hygiëne. De term hygiëne is in deze richtlijn synoniem met infectiepreventie: het voorkomen van de overdracht en verspreiding van infectieziektes. Wanneer een goede basishygiëne wordt toegepast, kunnen ziekteverwekkers zoals bacteriën, virussen, parasieten en schimmels zich minder goed verspreiden.
Hoofdverantwoordelijkheid voor de implementatie en uitvoering van de hygiënerichtlijn ligt bij de werkgever. Hij is direct verantwoordelijk voor een goede hygiëne binnen de organisatie. De praktische uitvoering ligt grotendeels bij de medewerkers en de facilitaire dienst. In deze richtlijn wordt met 'opvang' zowel kinderdagopvang als buitenschoolse opvang bedoeld. Iedereen die in de kinderopvang werkt heet in de tekst 'medewerker' en de houder of manager heet 'werkgever'.
In deze hygiënerichtlijn staan alleen normen en tips over hygiëne of andere infectiepreventiemaatregelen en geen normen en tips over veiligheid, comfort of voorkomen van andere gezondheidsklachten.
De hygiënenormen en -tips in deze richtlijn zijn aanvullend ten opzichte van eisen in de arbocatalogus of in regelgeving zoals het Arbobesluit, het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Eisen uit regelgeving gaan altijd voor hygiënenormen en -tips.
Hygiëne en ziekteverwekkers
Een goede hygiëne beperkt de verspreiding van ziekteverwekkende micro-organismen. Ziekte door micro-organismen noemen we een infectieziekte.
Niet alle micro-organismen veroorzaken ziekte. De meeste micro-organismen zijn onschuldig en/of zelfs nuttig voor de mens.
Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën, virussen, parasieten en schimmels. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed en urine, op en in voedsel, op meubelen en gebruiksvoorwerpen, in de lucht en in water.
De weerstand van kinderen is nog in ontwikkeling. Ze zijn daarom kwetsbaar voor ziekteverwekkers en kunnen hierdoor erg ziek worden. Zij hebben een grotere kans op het oplopen van een infectieziekte via andere kinderen en door het gebruik van gezamenlijke spullen en toiletten. Een hygiënische omgeving is belangrijk voor de gezondheid van het kind.
Op basis van artikel 26 van de Wet publieke gezondheid (Wpg (Wet Publieke Gezondheid)) dienen kindercentra een melding te maken bij de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) als er zieken zijn met:
- maag-darmproblemen, braken en/of diarree
- geelzucht
- schurft
- huiduitslag
- of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard
Informatie over de meldingsplicht is te vinden via Artikel 26-meldingen Wpg-instellingen.
Soms kan een ziekteverwekker zorgen voor meerdere zieke mensen in een korte tijd, ook wel een uitbraak genoemd. Als twee of meer volwassenen of kinderen ziek worden in korte tijd (bijvoorbeeld overgeven en diarree), raadpleeg dan altijd de GGD in de regio. Neem ook bij twijfel contact op met de GGD.
Op de RIVM-pagina Hygiëne is meer informatie te vinden over het belang van hygiëne om een infectieziekte te voorkomen. Een illustratie met een overzicht van de belangrijkste hygiënische maatregelen voor thuis of op werk kun je hier downloaden.
Het RIVM heeft een handige website ontwikkeld voor medewerkers in de kinderopvang. Deze heet KIDDI. Hier vind je informatie over infectieziekten bij kinderen, te treffen maatregelen en dagelijkse hygiëne. Ook vind je hier wanneer een infectieziekte gemeld moet worden bij de GGD. Je kunt KIDDI vinden via https://kiddi.rivm.nl.
Hoe verspreiden ziekteverwekkers zich?
Ziekteverwekkers verspreiden zich onder andere via:
- de handen
- voedsel en water
- voorwerpen en oppervlakken (zoals deurklinken, stoelen, toiletbediening, speelgoed)
- lichaamsvloeistof (bloed, ontlasting, braaksel, speeksel, enzovoorts)
- de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers, stof of zeer kleine waterdruppels)
- dieren (huisdieren, insecten, ratten, muizen, enzovoorts)
Wat zijn hygiënenormen en tips?
Hygiënenormen
|
Tips
|
2 Persoonlijke hygiëne
2.1 Handen wassen
Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers zich verspreiden, is via de handen. Door de handen te wassen met stromend water en vloeibare zeep uit een pompje (zeepdispenser) en goed af te drogen worden de ziekteverwekkers zo veel mogelijk verwijderd. Vloeibare zeep heeft de voorkeur boven een blok zeep, omdat op laatstgenoemde micro-organismen kunnen blijven zitten. Handen drogen met elektrische handdrogers is minder hygiënisch dan met (papieren) wegwerpdoekjes. Deze apparaten zijn daarom niet als alternatief opgenomen.
Het kan voorkomen dat een medewerker de handen niet kan wassen op onderstaande momenten, bijvoorbeeld omdat er geen handenwasgelegenheid in de buurt is. Medewerkers kunnen dan de handen desinfecteren met een handdesinfectiemiddel. Voorwaarden hierbij zijn:
- De handen zijn niet zichtbaar vuil; handdesinfectiemiddelen werken niet voldoende op vervuilde handen.
- Gebruik het handdesinfectiemiddel volgens de instructie van de fabrikant.
- Gebruik alleen door Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) of ECHA (European Chemicals Agency) toegelaten handdesinfectiemiddelen (zie paragraaf 5.3).
- Gebruik handdesinfectiemiddelen alleen voor medewerkers, niet bij kinderen.
- Houd handdesinfectiemiddelen buiten bereik van kinderen.
In de kinderopvang heeft handen wassen met water en vloeibare zeep de voorkeur boven het desinfecteren van de handen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Instructies handen wassen
Het schema ‘Instructies handen wassen’ kunt u hier downloaden als pdf.
2.2 Sieraden en nagelbedekking
Om de handen goed schoon te maken bij het handen wassen, is het belangrijk om te letten op sieraden en nagelbedekking. Een GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) kan bij uitbraak van een infectieziekte altijd extra adviezen geven om de uitbraak te bestrijden.
2.2.1 Sieraden
Horloges, armbanden, ringen en andere sieraden kunnen ziekteverwekkers vasthouden. Vooral bij risicohandelingen is het belangrijk om geen sieraden te dragen. Bij deze handelingen is er een grote kans op het in aanraking komen met of uitwisselen van lichaamsvloeistoffen zoals ontlasting, urine en bloed. In deze lichaamsvloeistoffen kunnen ziekteverwekkers zitten.
In de kinderopvang gelden in ieder geval de volgende risicohandelingen:
- het bereiden en geven van voedsel, waaronder zuigelingenvoeding;
- het verschonen van luiers;
- het helpen van een kind bij het afvegen als het kind naar het toilet is geweest;
- het verzorgen van een bloedende wond.
Ga als opvang na of er nog andere risicohandelingen plaatsvinden. Eventueel kan de GGD hierin adviseren.
Het volgende geldt voor sieraden:
Hygiënenorm
|
Tip
|
2.2.2 Nagels en nagelbedekking
In de kinderopvang wordt gewerkt met jonge kinderen. Deze kinderen zijn kwetsbaar voor infectieziekten, omdat het immuunsysteem nog volop in ontwikkeling is. In de kinderopvang zien we regelmatig uitbraken van infectieziekten. Een belangrijke route van verspreiding van ziekteverwekkers is via de handen. Daarom is een goede handhygiëne van medewerkers van belang. Niet alleen ter bescherming van de kinderen, maar ook van de medewerkers zelf.
Onder lange nagels en (beschadigde) nagelbedekking kunnen ziekteverwekkers zitten, wat kan leiden tot de verspreiding van infectieziekten (SRI-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker 2024, WHO 2024). Dit geldt ook voor op het oog intacte kunstnagels of nagellak.
Daarom wordt aanbevolen om te streven helemaal geen nagelbedekking zoals (gel-)nagellak, gelnagels, BIAB en andere kunstnagels te dragen in de kinderopvang. Hiermee wordt de kans op overdracht van ziekteverwekkers verkleind.
De volgende normen gelden voor de nagels:
Hygiënenormen
|
2.3 Handschoenen
Het dragen van handschoenen wordt niet aangeraden in de kinderopvang. Handschoenen zijn alleen nodig bij situaties met een verhoogde kans op besmetting, of op advies van de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) als er een infectieziekte-uitbraak is. Situaties met een verhoogde kans op besmetting zijn bijvoorbeeld:
- het schoonmaken van voorwerpen of oppervlakken waar bloed of braaksel op zit;
- het behandelen van een bloedende wond bij iemand anders.
Gebruik handschoenen die geschikt zijn voor bescherming tegen micro-organismen en volg het gebruiksvoorschrift op de verpakking.
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.4 Kleding
Ziekteverwekkers kunnen zich verspreiden via kleding, zoals via vervuilde mouwen. Kleding kan bijvoorbeeld vervuild raken bij het schoonmaken van een oppervlak met ontlasting of braaksel.
Hygiënenormen
|
Tip
|
3 Hygiënisch werken
3.1 Hygiëne tijdens het verschonen van luiers
Tijdens het verschonen van de luiers kan er urine of ontlasting op de handen komen, ook al kun je dit niet (altijd) zien. In urine en ontlasting kunnen ziekteverwekkers zitten. Tijdens het verschonen van een kind kan er ook urine of ontlasting op het verschoonkussen komen. Daarom is het nodig om hygiënisch te werken en het verschoonkussen goed schoon te houden.
Het gebruik van handschoenen is normaal gesproken niet nodig. Handen wassen met water en zeep na het verschonen van een kind is voldoende.
Bij een infectieziekte-uitbraak kan (bijvoorbeeld via ontlasting) een ziekte zich verspreiden. Laat je in die situaties door de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) adviseren over de te nemen maatregelen. Het gebruik van handschoenen kan bij een infectieziekte-uitbraak een preventieve maatregel zijn tegen verdere verspreiding. Het zorgt ook voor bescherming van de medewerker. Hetzelfde geldt voor het desinfecteren na het schoonmaken van het verschoningskussen. Instructies voor het gebruik van handschoenen staan beschreven in paragraaf 2.3. Instructies voor desinfecteren staan in paragraaf 5.3.
Voor het verschonen van wasbare luiers gelden ook onderstaande normen. Wel is het mogelijk nodig om afspraken te maken met ouders/verzorgers. Die afspraken kunnen bijvoorbeeld gaan over de bewaarplek voor de waszak/luieremmer met vuile luiers (mogelijk apart per kind). Of over de gestelde eisen aan het wassen van de luiers zelf. Deze afspraken zijn mede afhankelijk van of de luiers geregeld worden vanuit de kinderopvangorganisatie zelf of dat luiers door de ouders/verzorgers worden meegegeven en weer mee naar huis worden genomen.
Voor het hygiënisch werken voor, tijdens en na het verschonen van een luier gelden de volgende normen:
Hygiënenormen Het verschonen
Inrichting van de verschoonplaats
Onderhoud en schoonmaken van de verschoonplaats
|
3.2 Kind helpen op potje of bij toiletbezoek
Ook op handen en sanitair kan urine en ontlasting komen na een toiletbezoek of bij het helpen van een kind met toiletbezoek. Vuile handen kunnen ziekteverwekkers op verschillende oppervlakken verspreiden. Denk hierbij aan de spoelknop, de kraan, de handdoekhouder, de lichtschakelaar of de deurkruk.
Hygiënenormen
Als de organisatie ervoor kiest om potjes te gebruiken, dan gelden de volgende normen:
|
3.3 Tanden poetsen
Een organisatie kan er voor kiezen om tijdens het verblijf de tanden van de kinderen te poetsen. Om verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen via de tandenborstels gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tip
|
3.4 Afvalverwerking
Afval kan een bron van ziekteverwekkers zijn. Bovendien trekt afval ongewenste dieren aan. Voorbeelden van afval zijn: etensresten, oud papier en verpakkingsmaterialen van voedingsmiddelen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.5 Wasgoed
Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkers. Je kunt het wasgoed zelf wassen of laten wassen door een wasserij.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Met wasgoed wordt niet schoonmaakmateriaal bedoeld, zoals moppen, vaatdoekjes e.d. Zie voor deze wasinstructies paragraaf 5.2.
3.6 Beddengoed
Via bedden en beddengoed kunnen ziekteverwekkers worden verspreid. Daarom is het belangrijk om de bedden en het gebruikte beddengoed van de kinderen schoon te houden.
Hygiënenormen
|
4 Thermometers en huid- en wondverzorging
In dit hoofdstuk staan de hygiënenormen voor het omgaan met thermometers en huid- en wondverzorging. De normen en tips kunnen worden opgenomen voor het opstellen van het beleidsplan. Dit zorgt voor een eenduidige werkwijze.
Kinderen op een kinderopvang hebben soms medische zorg nodig tijdens het verblijf. Daarom is het voor de beroepskrachten belangrijk om te weten hoe zij hygiënisch en veilig kunnen handelen.
4.1 Thermometers
Ziektes kunnen verspreid worden via een thermometer die door meerdere mensen wordt gebruikt. Voor een hygiënisch en goed gebruik van de thermometer gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
4.2 Huid- en wondverzorging
Wanneer een kind een wond(j)e heeft, moet infectie worden voorkomen. Daarnaast kunnen in bloed of wondvocht virussen aanwezig zijn zoals het hepatitis B- of C-virus of hiv (humaan immunodeficientievirus). Zorg er daarom voor dat je hygiënisch werkt. Thuisarts.nl geeft informatie over gezondheid en ziekte, waaronder wondverzorging.
Hiervoor gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
5 Schoonmaken en desinfecteren
Schoonmaken is het verwijderen van stof en vuil, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo verwijder je ook ziekteverwekkers en verklein je de kans op ziekte. Desinfecteren is het doden van ziekteverwekkers door het gebruik van een desinfectiemiddel.
5.1 Schoonmaakregels en -technieken
Als er verkeerd schoongemaakt wordt, kunnen ziekteverwekkers achterblijven en verspreid worden. Ben je zelf (eind)verantwoordelijk voor de schoonmaak, houd je dan aan de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.2 Omgaan met schoonmaakmaterialen en -middelen
De schoonmaakmaterialen moeten ook goed worden schoongemaakt, gedroogd en opgeruimd. Zo voorkom je dat ziekteverwekkers uitgroeien en worden verspreid. Gebruik schoonmaakmaterialen zoals microvezeldoekjes volgens de instructie op de verpakking. Uit onderzoek blijkt dat microvezeldoekjes na 150 wasbeurten niet meer goed werken (Smith 2011). Het aantal wasbeurten hoeft echter niet te worden bijgehouden; een schatting is genoeg.
Hygiënenormen
|
Tip
|
5.3 Desinfecteren
Door te desinfecteren met een desinfectiemiddel worden zoveel mogelijk ziekteverwekkers die zijn achtergebleven na het schoonmaken gedood. Desinfecteren van oppervlakken en materialen is alleen in bijzondere situaties nodig. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn bij een uitbraak van een bepaalde ziekteverwekker of bij vervuiling van een oppervlak met bloed of een lichaamsvloeistof waar bloed bij zit. In andere situaties is schoonmaken voldoende en is desinfecteren niet nodig.
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)) en de European Chemicals Agency (ECHA (European Chemicals Agency)) beoordelen of een desinfectiemiddel goed werkt en veilig is. Ook stellen zij vast waar, waarvoor en hoe het gebruikt mag worden. Dit staat in de gebruiksaanwijzing op het etiket. Een toegelaten middel herken je aan het etiket van het product: hier hoort een vijfcijferig nummer te staan met daarachter de letter N (bijvoorbeeld 23456N) of de letters EU (Europese Unie) of NL met daarachter 11 cijfers (bijvoorbeeld NL-1234567-0001).
Hygiënenormen
|
Tips
|
6 Bouw en inrichting
Het goed schoonhouden van toiletten, doucheruimtes, de keuken en andere ruimtes is belangrijk om verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen. Hoe makkelijk het schoonmaken gaat, kan liggen aan de inrichting van een gebouw of terrein. Zo zijn gladde wanden in toiletten sneller en beter schoon te krijgen dan ruwe wanden. In dit hoofdstuk staan voor verschillende type ruimtes normen en tips voor een goede hygiëne.
In het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn eisen voor de bouw en inrichting van gebouwen opgenomen. Gemeenten kunnen ook aanvullende bouw- en inrichtingseisen stellen. Deze eisen zijn leidend; onderstaande normen en tips kunnen daardoor (deels) voor sommige gebouwen of terreinen niet van toepassing zijn.
6.1 Algemene normen inrichting
Alle ruimtes waar medewerkers, kinderen en bezoekers komen, zoals eetruimtes, toiletten en (buiten)speel-, ontvangst- en gebruiksruimtes, moeten veilig en goed schoon te maken zijn.
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.2 Infectiepreventie binnenlucht
Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van stankoverlast en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de RIVM-pagina Binnen- en buitenmilieu voor basisscholen en kinderopvang, de website GGD Leefomgeving of GGD-richtlijnen voor Medische Milieukunde.
De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit gaat over de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden bereikt. Het vermogen van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor jouw sector, bijvoorbeeld in de Arbocatalogus.
Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel heating, ventilation & airconditioning (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.
6.2.1 Ventileren en luchten
Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd. Dit kan met ‘natuurlijke ventilatie’: ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten, afhankelijk van de voorzieningen. Het kan ook door ‘mechanische ventilatie’: een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen. Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.
Door te ventileren en te luchten kunnen ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht, waardoor schimmel minder kans krijgt om te groeien. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.
Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan moet er worden bepaald of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of een kantoorruimte?
Met voldoende ventileren wordt bedoeld dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften. Ook moet deze ventilatievoorziening op de juiste manier worden gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken als de ruimte wordt gehuurd of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.
Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor 'nieuwbouw' (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bouwbesluit. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1); de WHO adviseert 10 l/s/p.
Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd, kan gebruikgemaakt worden van een CO2 (carbon dioxide)-meter. Een CO2-meter geeft een schatting of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: De 5 basistips om te ventileren - Ventileren zo gedaan. Daarnaast zijn er verschillende media en apps die informatie geven over ventilatie in de kinderopvang.
Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit uiteindelijk een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan, waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden. Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.2.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid
Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 graden of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.
Hygiënenorm
|
Tip
|
6.2.3 Luchtreinigers
Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of in het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.
Luchtreinigers die zijn geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkómen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als men een luchtreiniger wil gaan gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.3 Toiletten
Iedereen die van het toilet gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed schoon te maken zijn.
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.4 Douche- en badruimte
In doucheruimtes is het vaak vochtig. Schimmels en andere micro-organismen groeien er relatief makkelijk. Door goed te ventileren, voorkom je dat schimmel kan groeien.
Als er toch schimmel is gaan groeien, gebruik dan een schimmelverwijderingsmiddel dat is toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)). Een toegelaten middel is te herkennen aan het etiket: hier hoort een vijfcijferig nummer te staan met daarachter de letter ‘N’ (bijvoorbeeld 12345N) of de letters EU (Europese Unie)/NL met daarachter 11 cijfers (bijvoorbeeld EU-1234567-0001). Gebruik alleen een middel dat is toegelaten om schimmels te verwijderen en te koop is voor consumenten.
Hygiënenormen
|
6.5 Keuken
Als er een keuken of keukenblok aanwezig is, volg dan de normen en adviezen zoals opgenomen in de hygiënecode. Volg onderstaande normen als er voor jouw situatie geen hygiënecode beschikbaar is.
Hygiënenormen
Volg onderstaande normen as er voor de situatie geen passende hygiënecode is:
|
6.6 Opslagruimte voor schoonmaakmaterialen
Zorg voor een aparte opslagruimte waar het schoonmaakmateriaal opgeborgen kan worden. Op deze manier zijn vuile schoonmaakmaterialen en gevaarlijke stoffen niet bereikbaar voor kinderen en gescheiden van voedingsmiddelen.
Normen en tips over het schoonmaken van schoonmaakmaterialen staan in paragraaf 5.2.
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.7 Speelvoorzieningen
In deze paragraaf staan hygiënenormen voor speelvoorzieningen. Deze normen zijn aanvullend op de eisen in het Warenwetbesluit voor attractie- en speeltoestellen. Voor veiligheidseisen van speelvoorzieningen kun je terecht bij de NVWA en veiligheid.nl.
6.7.1 Speeltoestellen en -materialen in binnenruimtes
Op speeltoestellen en -materialen kunnen lichaamsvloeistoffen zoals bloed en urine komen. Schoonmaken en het uitvoeren van onderhoud verkleint de kans op infecties.
Voor onder meer binnenspeeltuinen, speeltoestellen, ballenbakken en speelgoed gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
6.7.2 Zandbakken en zand(water)tafels
In zandbakken kunnen uitwerpselen en urine van onder meer honden en katten zitten. Hierdoor kunnen ziekteverwekkers en ziekten worden verspreid, zoals spoelwormen en toxoplasmose. Eventuele spoelwormeitjes in de uitwerpselen worden na drie tot vier weken besmettelijk.
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.8 Moestuinen
De meeste micro-organismen zijn onschuldig en in de (moes)tuin zelfs onmisbaar en nuttig. Via allerlei processen zorgen ze voor voeding en bescherming van de planten.
Tijdens het werken in de (moes)tuin kun je in contact komen met micro-organismen die ziekten kunnen veroorzaken zoals parasieten (toxoplasmose) of bacteriën (tetanus). Ook in ontlasting en urine van plaagdieren (muizen, ratten) komen micro-organismen voor. Deze ziekteverwekkers kunnen naar binnen worden genomen, bijvoorbeeld via de handen of via de kleding en schoenen.
Gezonde mensen worden hier meestal niet ziek van. Toch kan er een probleem ontstaan wanneer er sprake is van een (tijdelijk) verminderde weerstand door bijvoorbeeld ziekte of zwangerschap.
Hygiënenormen
|
Tip
|
6.9 Watervoorzieningen en -installaties
In water kunnen ziekteverwekkers leven en zich vermeerderen. Daarom is het belangrijk om bij watervoorzieningen waar het publiek bij kan, zoals zwembaden en fonteinen, maatregelen te nemen om het risico op besmetting zo klein mogelijk te maken.
Voor badwaterbassins zijn er sinds 1 januari 2024 eisen opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal (Besluit activiteiten leefomgeving )), hoofdstuk 15. Dit besluit valt onder de Omgevingswet. Met badwaterbassins wordt bedoeld: een waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden. In artikel 15.1 van het Bal is opgenomen welke badwaterbassins zijn uitgezonderd. Vanwege overgangsrecht kunnen voor bestaande baden nog tot 1 januari 2026 eisen gelden uit de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz (Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)) of het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz (Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)).
Aanvullende normen zijn opgenomen in de hygiënerichtlijn voor sauna’s en badinrichtingen. Onderstaande normen gelden daarom niet voor deze locaties.
Meld het zwembad volgens het Bal als deze het hele jaar door op de opvang staat.
6.9.1 Waterhoudende of -sproeiende installaties of apparaten
Voorbeelden van waterhoudende of -sproeiende installaties of apparaten zijn (zwem)badjes, sproeiers, fonteinen, bedriegertjes, vernevelaars, luchtbevochtigers en waterspeel(tuin)toestellen.
Hygiënenormen
|
7 Voedselveiligheid
Kinderen en medewerkers kunnen ziek worden van eten dat besmet is met ziekteverwekkers. In de Warenwet Hygiëne van Levensmiddelen (voor een overzicht van relevante regelgeving, zie: nvwa.nl) staat dat iedereen die eten verstrekt aan ‘derden’ maatregelen moet nemen om de kans te verkleinen dat iemand ziek wordt van het eten. Deze maatregelen noemen we ook wel een voedselveiligheidssysteem of Hygiënecode.
7.1 Eten en drinken
Hygiënecodes zijn een praktische uitwerking van de basisprincipes van voedselveiligheid, ook wel HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points; een systeem om de voedselveiligheid te beheersen) genoemd. In de Hygiënecode staan maatregelen die je moet nemen wanneer je bezig bent met voedsel; van het kopen of het ontvangen, tot aan het bewaren van voedsel en het bereiden van het voedsel tot aan het serveren van eten en drinken. Door te werken volgens een Hygiënecode, voldoe je aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid.
Hygiënenorm
|
Tip
|
7.2 Zuigelingenvoeding en (fop)spenen
Het is belangrijk om hygiënisch te werken als je omgaat met zuigelingenvoeding (moedermelk en flesvoeding), hiervoor gebruikte materialen en fopspenen.
Hygiënenorm
|
Materiaal, schoonmaken en bewaren van flessen en (fop)spenen
In zuigelingenvoeding kunnen ziekteverwekkers goed groeien. Daarom moeten de flessen en spenen zeer goed worden schoongemaakt.
Sommige soorten spenen en flessen zijn van materiaal gemaakt waar onderstaande normen niet (volledig) voor kunnen worden gevolgd, bijvoorbeeld bepaalde spenen van natuurrubber. Bij voorkeur worden deze flessen en spenen niet gebruikt in de kinderopvang. Als ze wel worden gebruikt, is het de verantwoordelijkheid van de organisatie en de ouders om hier een goed hygiënisch beleid over af te spreken en uit te voeren. Volg in ieder geval de instructies van de fabrikant voor het onderhouden en schoonmaken van deze flessen en spenen.
Voor de hygiëne van spenen en flessen gelden de volgende normen:
Hygiënenormen Materiaal en gebruik
Schoonmaken na gebruik
Bewaren
|
(Aangemaakte) flesvoeding
Aangemaakte flesvoeding is poeder dat al met water is aangemaakt en in een fles zit. Poedervormige zuigelingenvoeding is een kwetsbaar product. Bewaar daarom aangemaakte flesvoeding altijd in de koelkast.
Het kindercentrum mag geen aangemaakte zuigelingenvoeding vanuit huis toestaan, omdat het te lang buiten de koeling kan zijn geweest. Voor de hygiëne en veiligheid van de flesvoeding gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Moedermelk
Ook moedermelk moet gekoeld bewaard en vervoerd worden. Het is daarom belangrijk dat de ouders informatie meekrijgen over hoe ze de moedermelk moeten afleveren. Hiervoor gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Bereiding van flesvoeding en moedermelk
Flesvoeding en moedermelk mogen opgewarmd worden in de magnetron, flessenwarmer of een pannetje. Het mag niet koken, anders gaan de voedingsstoffen verloren. Voor het hygiënisch bereiden van zuigelingenvoeding gelden de volgende normen. Op de website van het Voedingscentrum vind je informatie over de manier van het bereiden van moedermelk en flesvoeding.
Hygiënenormen
|
8 (Huis)dieren, ongewenste dieren en agrarisch verblijf
In dit hoofdstuk vind je de hygiënenormen en tips wat betreft dieren, ongewenste dieren en agrarische kinderopvang. Sommige dieren en insecten kunnen mensen besmetten met infectieziekten en daardoor kunnen klachten ontstaan.
8.1 Dieren en dierplagen
8.1.1 Dierplaagbeheersing
Ratten, muizen, insecten, duiven en kakkerlakken zijn voorbeelden van dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen. De te nemen maatregelen zijn onder te verdelen in:
- technisch-bouwkundige maatregelen,
bijvoorbeeld horren plaatsen, kieren en gaten dichten, verwijderen van wild struikgewas (waar dieren in kunnen schuilen) rondom het gebouw; - hygiënische maatregelen,
bijvoorbeeld goed schoonmaken, eten bewaren in afsluitbare bakken of potten; - bedrijfsmatige maatregelen,
bijvoorbeeld het controleren van binnenkomende producten op (sporen van) plaagdieren.
Hygiënenormen
|
8.1.2 Teken
Teken komen in het hele land voor, in bos, park, hei, duinen of in de tuin. Ze zitten in de buurt van bomen of struiken, in hoog gras of tussen dode bladeren. Een tekenbeet kan ziektes overbrengen, zoals de ziekte van Lyme. Op de RIVM-pagina Tekenbeten staat meer advies over het voorkomen van tekenbeten of wat te doen bij een tekenbeet.
Hygiënenormen
|
Tips
|
8.1.3 Hoofdluis
Op de RIVM-pagina Hoofdluis vind je meer informatie over hoofdluis en manieren om hoofdluis te bestrijden.
8.1.4 Vleermuizen
Vleermuizen kunnen ziekten overbrengen, maar zolang je geen direct contact hebt, is er niets aan de hand. Raak daarom nooit een vleermuis aan met de blote handen. Een ziekte die bij enkele vleermuissoorten in Nederland voorkomt, is hondsdolheid (rabiës).
Wanneer vleermuizen hun verblijfplaats hebben in de spouwmuur of onder het dak, dan levert dat geen gevaar op. Alleen als je een zieke, gewonde, verzwakte of dode vleermuis vindt, moet je ervoor zorgen dat je geen risico loopt. Meer informatie vind je op de RIVM-pagina Hondsdolheid (Rabiës).
Hygiënenormen
|
8.2 Huis- en boerderijdieren
Dieren kunnen infectieziekten overdragen op mensen. Deze ziekten worden zoönosen genoemd.
Kunnen medewerkers en kinderen in contact komen met (huis)dieren? Dan is het belangrijk maatregelen te nemen om het risico op overdracht van infectieziekten te verkleinen.
Voor meer informatie over zoönosen, zie de RIVM-pagina Ziek door dier.
8.2.1 Huisdieren
Soms worden er in de kinderopvang huisdieren gehouden. Huisdieren zijn alle dieren die thuis worden gehouden zoals honden, katten, konijnen, cavia’s, vissen, vogels en reptielen. Het is belangrijk om hier hygiënisch mee om te gaan. Meer informatie over ziekten die huisdieren kunnen overgedragen, vind je op de RIVM-pagina Huisdieren.
Hygiënenormen
|
8.2.2 Agrarische kinderopvang
Een agrarische kinderopvang is een opvanglocatie met dieren waardoor kinderen vaker in contact met dieren komen en dus een groter risico lopen op infectieziekten. Het oplopen van een infectieziekte via de dieren kan op de volgende manieren:
- direct contact: door te knuffelen, aaien of het verzorgen van de dieren;
- indirect contact: via de mest of stallingsplaatsen (ook de hekken eromheen) van de dieren;
- indirect via voedselresten van de dieren.
Kunnen medewerkers en kinderen in contact komen met boerderijdieren zoals varkens, koeien en geiten? Neem dan hygiënemaatregelen om besmetting met zoönosen te beperken.
Hiervoor bestaat het GD (Gezondheidsdienst voor Dieren) Keurmerk Zoönosen. Dit keurmerk is voor alle dierhouders waarbij de dieren contact hebben met mensen. Dit is bijvoorbeeld een kinder-, zorg of activiteitenboerderij, een agrarische kinderopvang of een manege.
Zie voor meer informatie ook de website van de Vereniging Samenwerkende Kinderboerderijen Nederland.
Hygiënenorm
|
Hygiënisch werken
Om de verspreiding van ziekteverwekkers zo klein mogelijk te houden, moet er hygiënisch gewerkt worden op de dierenverblijfplaatsen. Hiervoor gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Persoonlijke hygiëne kinderen en beroepskrachten
Kinderen en beroepskrachten kunnen zichzelf goed beschermen tegen ziekteverwekkers en tegen het verspreiden van het vuil van dieren. Om uzelf en de kinderen te beschermen, gelden hiervoor de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Omgang met dieren
Kinderen kunnen via direct contact besmet raken met ziekteverwekkers. Voor een hygiënische omgang met dieren gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Begrippenlijst
Binnenmilieu | De omstandigheden waarin mensen zich in een gebouw bevinden, zoals lucht, temperatuur, geluid, geur en hygiëne. |
CE (Conformité Européenne)-markering | CE staat voor conformiteit met de Europese richtlijnen. Handschoenen, maar ook desinfectiemiddelen voor (een specifieke groep) medische hulpmiddelen zijn voorzien van een CE-markering. |
Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) | Het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt. |
Desinfecteren | Het zoveel mogelijk doden van ziekteverwekkers met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel. |
ECHA (European Chemicals Agency) | Europees Agentschap voor chemische stoffen. |
Hygiënecode | Een gids voor bedrijven die met voedsel omgaan, opgesteld door de sector. In deze gids vind je de regels om de voedselveiligheid en de hygiëne te bewaken. Meer informatie: NVWA. |
Lichaamsvloeistoffen | Vloeistoffen afkomstig uit het menselijk of dierlijk lichaam zoals bloed, speeksel, sperma, braaksel, urine en ontlasting. In lichaamsvloeistoffen kunnen ziekteverwekkers zitten. |
Luchten | In een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten. |
Luchtreinigers(technieken) | Vermindert eventueel aanwezige micro-organismen en virussen in de lucht die door het apparaat stroomt en/of in voldoende mate in contact komt met een desinfectietechniek. Dit wordt gedaan door virussen en bacteriën tegen te houden (bijvoorbeeld via filters) en/of te doden of inactiveren (bijvoorbeeld via UVC-straling). |
Micro-organismen | Bacteriën, virussen, schimmels, gisten en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken. |
Microvezeldoekjes | Doekjes die bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt. |
Naaldcontainer | Een container speciaal ontworpen voor scherp of besmettelijk afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval. |
Nagelbedekking | Alles dat op of over de natuurlijke nagel wordt aangebracht, waaronder alle soorten nagellak, kunstnagels en nagelversieringen. |
Schoonmaken | Stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. |
UVC | Ultraviolet-C licht. Wordt gebruikt bij specifiek desinfectietechnieken. |
Ventileren | Bij ventileren komt voortdurend verse buitenlucht binnen, bijvoorbeeld door een rooster of een open raam. |
Ventilatiecapaciteit | De hoeveelheid luchtverversing die in een bepaalde tijd met de ventilatievoorziening moet worden bereikt. De eenheid wordt uitgedrukt in liter per seconde per persoon (l/s/p). |
Ventilatievoorziening | Onderdeel van gebouw of bouwsel waarmee de lucht kan worden ververst. Bijvoorbeeld een kiepraam, rooster of een mechanisch ventilatiesysteem. |
Verblijfsruimte | In een verblijfsgebied gelegen ruimte voor het verblijven van personen. Hieronder vallen werkplekken, gezamenlijke ruimtes en slaapkamers, maar niet opslagruimtes en gangen. |
Volledig wasprogramma | Het geheel doorlopen van de wascyclus voor de soort stof die wordt gewassen. Bijvoorbeeld het volledige wasprogramma voor katoen; zonder voor een kortere stand of tijd te kiezen. |
Zelfdovende afvalbakken | Afvalbakken waarmee door de constructie (smalle opening) brand door bijvoorbeeld slecht gedoofde sigaretten wordt voorkomen. |
Ziekteverwekkers | Micro-organismen die een infectieziekte kunnen veroorzaken. |
Verantwoording
Literatuur
- Best EL, Parnell P, Wilcox MH (2014). Microbiological comparison of hand-drying methods: the potential for contamination of the environment, user, and bystander. J Hosp Infect. 88:199-206.
- Bloomfield SF, Carling PC, Exner M (2017). A unified framework for developing effective hygiene procedures for hands, environmental surfaces and laundry in healthcare, domestic, food handling and other settings. GMS Hyg Infect Control. 19;12:Doc8.
- Bouma K, Dannen F, Bruijn-Mulder AM, Nab-Vonk JM (Joint meeting), Wijma E (2002). Zandbakken; zware metalen en micrologische besmetting. Rapport nummer: NDTOY004/01.
- Duisterwinkel A (2010). Hygiënisch en duurzaam handen drogen. VSR rapport.
- Gerba C, Kennedy D (2007). Enteric virus survival during household laundering and impact of disinfection with sodim hypochlorite. Appl Environ Microbiol. 73:4425-4428.
- Gezondheidsraad (2016). Zorgvuldig omgaan met desinfectia. Rapport Nr. 2016/18.
- Heinzel M, Kyas A, Weide M, Breves R, Bockmühl D (2010). Evaluation of the virucidal performance of domestic laundry procedures. Int J Hyg Environ Health 213:334-337.
- NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) (2013). Richtlijn wondzorg.
- Schets F, De Man H, Van Leuken JPG, De Roda Husman AM (2017). De ‘waterkwaliteitscheck’ voor nieuwe en bestaande stedelijk waterconcepten. Het belang van aandacht voor de microbiologische kwaliteit van water in de stad. RIVM Rapport 2017-0012.
- Smith DL, Gillanders S, Holah JT, Gush C (2011). Assessing the efficacy of different microfibre cloths at removing surface micro-organisms associated with healthcare-associated infections. J Hosp Infect. 78:182-6.
- Tuladhar E, Hazeleger WC, Koopmans M, Zwietering MH, Duizer E, Beumer RR (relatieve risico's) (2015). Reducing viral contamination from finger pads: handwashing is more effective than alcohol-based hand disinfectants. J Hosp Infect. 90:226-34.
Werkgroep
De hygiënerichtlijn voor de Kinderopvang is in maart 2025 vastgesteld. De richtlijn is 10 april 2025 online gepubliceerd. Aan het opstellen van de richtlijn hebben de volgende GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)'en en organisaties bijgedragen:
- GGD Amsterdam
- GGD Fryslân
- GGD Groningen/GGD Drenthe
- GGD Hollands Noorden
- GGD Kennemerland
- GGD Noord- en Oost-Gelderland
- Brancheorganisatie Kinderopvang (BK)
- Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK)
Meer informatie
Gezondekinderopvang.nl: werken aan hygiëne in de dagopvang of bso volgens de aanpak Gezonde Kinderopvang.
De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl