Longontstekingen komen vaker voor bij mensen die in een gebied met veel veehouderijen wonen. Het extra risico op een longontsteking is groter voor mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen. Verschillende ziekteverwekkers kunnen hiervoor een verklaring zijn. Dat blijkt uit het derde onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO (Livestock farming and the health of local residents)-III). Op deze pagina leest u meer over het onderzoek, de resultaten en de betekenis hiervan.
Wat is VGO-III
VGO (Livestock farming and the health of local residents)-III is het vervolg op VGO-I en -II en onderdeel van het programma Veehouderij en Gezondheid Omwonenden. Dit programma onderzoekt de gezondheid van mensen die in de buurt van veehouderijen wonen. Het programma is een samenwerking tussen het RIVM, Universiteit Utrecht, het Nivel en Wageningen University & Research.
Wat heeft VGO-III onderzocht?
Uit VGO-I en -II bleek onder meer dat mensen die in Noord-Brabant en Noord-Limburg van 2009-2013 in de buurt van een veehouderij woonden, minder last hadden van astma en allergie. Maar ook dat bij mensen die in de buurt van een geitenhouderij woonden, vaker longontstekingen voorkwamen.
VGO-III onderzocht of longstekingen ook van 2014-2019 vaker voorkwamen bij mensen die in de VGO-gebieden in de buurt van een geitenhouderij wonen dan bij mensen die verder weg wonen. En of dit van 2014-2017 ook zo was in gebieden in de provincies Utrecht, Gelderland en Overijssel. Dit werd op dezelfde manier onderzocht als in VGO-I en -II.
VGO-III richtte zich daarna op het vinden van een oorzaak voor het verhoogde risico op longontsteking in de buurt van geitenhouderijen.
Hoe heeft VGO-III dit onderzocht?
VGO-III was een breed onderzoek en bestond uit vijf deelonderzoeken. Die deelonderzoeken zochten het antwoord op de volgende vragen:
Huisartsenstudie
- Zagen huisartsen bij patiënten die in de buurt van een geitenhouderij wonen meer longontstekingen, dan bij patiënten die verder van een geitenhouderij af wonen?
- Dit is onderzocht met anonieme gegevens van mensen die tussen 2014 en 2019 in het onderzoeksgebied bij de huisarts kwamen met een longontsteking. Het onderzoeksgebied van VGO-I en -II (Noord-Brabant en Noord-Limburg) werd hiervoor eenmalig uitgebreid met Utrecht, Gelderland en Overijssel. Het onderzoek ging als volgt:
- Eerst keken de onderzoekers of er een verschil was in het aantal mensen met een longontsteking dat de huisarts zag tussen gebieden met veel veehouderijen en gebieden met minder veehouderijen.
- Daarna is gekeken of longontsteking vaker voorkwam bij mensen die in de buurt van een geitenhouderij wonen.
- De onderzoekers keken ook of het risico op een longontsteking in de buurt van een geitenhouderij per maand of seizoen verschilde. En of er verschil was per jaar.
- Dit is onderzocht met anonieme gegevens van mensen die tussen 2014 en 2019 in het onderzoeksgebied bij de huisarts kwamen met een longontsteking. Het onderzoeksgebied van VGO-I en -II (Noord-Brabant en Noord-Limburg) werd hiervoor eenmalig uitgebreid met Utrecht, Gelderland en Overijssel. Het onderzoek ging als volgt:
Literatuurstudie
- Welke ziekteverwekkers die bij geiten voorkomen, kunnen volgens de wetenschappelijke literatuur een longontsteking veroorzaken bij mensen? Het literatuuronderzoek bestond uit drie fasen:
- Welke ziekteverwekkers komen voor bij geiten?
- Welke van deze ziekteverwekkers kunnen longontsteking veroorzaken bij mensen?
- Welke ziekteverwekkers uit de literatuur zijn volgens de literatuur en experts meer of minder waarschijnlijk om een longontsteking te veroorzaken?
Gezondheidsstudies
- Welke ziekteverwekkers dragen de volgende drie groepen bij zich?
- Omwonenden van geitenhouderijen – met longontsteking (patiënten)
- Omwonenden van geitenhouderijen – zonder longontsteking
- Geitenhouders en hun werknemers
- Bij alle drie de groepen nam hun huisarts of een VGO-III-onderzoeker tussen 2020 en 2023 een keel- en een neusswab af. Deze swabs werden getest op 35 veel voorkomende ziekteverwekkers, waaronder het coronavirus (SARS (severe acute respiratory syndrome)-CoV (coronavirus)-2) en de Q-koortsbacterie.
- Van alle drie de groepen is in kaart gebracht welke ziekteverwekkers er in de keel- en neusswabs zaten.
- Van de omwonenden zonder longontsteking en van de geitenhouders werd bloed onderzocht op antilichamen tegen verschillende schimmels.
- Er deden 108 patiënten (met een longontsteking), 956 omwonenden zonder longontsteking en 100 geitenhouders en werknemers mee aan de gezondheidsstudies.
Geitenbedrijvenstudie
- Welke ziekteverwekkers komen voor bij geiten, in de stal en in de stallucht?
- Zijn er bedrijfsfactoren die een risico vormen of juist risico wegnemen in de verspreiding van ziekteverwekkers? Bedrijfsfactoren zijn bijvoorbeeld: type voer, ventilatie en omvang van het bedrijf.
- De onderzoekers namen bij zestien geitenbedrijven monsters af. Dit waren monsters bij de geiten zelf (o.a. neus- en keelswabs), monsters uit het mengsel van mest en stro waar de geiten op lopen, monsters van mest, mest-/composthopen, voer, strooisel, stof, drinkwater, afvalwater, slootwater, tankmelk en stallucht.
- Deze monsters werden onder andere onderzocht op de ziekteverwekkers die uit de literatuurstudie naar voren kwamen.
- Ook vergeleken de onderzoekers de resultaten tussen bedrijven om te ontdekken of bedrijfsfactoren een rol spelen.
Luchtmetingen in de omgeving
- Welke ziekteverwekkers komen er in de omgeving van geitenhouderijen in de lucht voor?
- Met luchtmetingen in de leefomgeving van omwonenden is onderzocht:
- Of er ziekteverwekkers in de lucht gevonden kunnen worden die het vaker voorkomen van longontstekingen bij omwonenden kunnen verklaren.
- Of de aanwezigheid van deze ziekteverwekkers te maken heeft met de afstand tot een geitenhouderij.
- Op negen plekken in Noord-Brabant en Limburg zijn luchtmetingen in de leefomgeving van omwonenden van geitenhouderijen gedaan: dicht bij geitenhouderijen en verder weg. De luchtmonsters zijn onderzocht om te kijken welke ziekteverwekkers erin zitten.
- Met luchtmetingen in de leefomgeving van omwonenden is onderzocht:
Wat kwam er uit het onderzoek van VGO-III?
Vaker longontsteking bij wonen in de buurt van een geitenhouderij
Longontstekingen komen vaker voor bij mensen die in de buurt van veel veehouderijen wonen en dan vooral bij mensen die in de buurt van een geitenhouderij wonen. Dit bleek al uit vorige onderzoeken en is met VGO-III nu voor elf jaar op rij (2009-2019) aangetoond.
Het risico op een longontsteking verschilt per jaar. Maar het is altijd groter bij mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen. Het risico kan tientallen percentages groter zijn, dan voor mensen die verder weg wonen en is vaak het grootst voor mensen die het dichtstbij wonen.
Geen verschil per maand of seizoen
Het hele jaar door komen longontstekingen vaker voor bij mensen die in de buurt van een geitenhouderij wonen. Dit verschilt niet per maand of per seizoen.
Veel mogelijke ziekteverwekkers
Uit het literatuuronderzoek kwam een lijst met 96 ziekteverwekkers (7 virussen, 76 bacteriën, 6 parasieten en 7 schimmels), die bij geiten voorkomen en bij mensen longontsteking kunnen veroorzaken. Van deze ziekteverwekkers kwamen er 32 vaak voor in de stallucht, elk bij minstens 4 van de 16 onderzochte geitenbedrijven. Dit waren allemaal bacteriën. Veel van de bacteriën in de stallucht komen uit de mest en het strooisel waar de geiten op lopen.
Van de 32 bacteriën in de stallucht zijn er 23 gevonden bij patiënten, omwonenden, geitenhouders en/of in de buitenlucht bij woningen rondom geitenhouderijen. Hierdoor zijn deze 23 bacteriën een mogelijke verklaring voor het vaker voorkomen van longontsteking.
VGO-III heeft ook gekeken naar de aanwezigheid van de bacterie die Q-koorts kan veroorzaken. Deze bacterie is niet gevonden bij de mensen die meededen aan het onderzoek.
Geen bedrijfsfactoren van invloed
Het onderzoek kon geen verband(en) aantonen tussen de aanwezigheid van de onderzochte ziekteverwekkers op geitenhouderijen en verschillen in bedrijfsfactoren tussen de geitenhouderijen.
Geen stof als oorzaak
Een andere oorzaak voor de longontstekingen dan ziekteverwekkers die in dit onderzoek is bekeken, is of het hogere risico op longontsteking wordt veroorzaakt door contact met luchtvervuiling door stof en endotoxinen uit geitenhouderijen. Endotoxinen zijn resten van celwanden van dode of beschadigde bacteriën. Deze resten kunnen bij mensen luchtwegklachten veroorzaken. Dit scenario is onderzocht voor de volledigheid, want dit werd vooraf al als minder waarschijnlijk gezien.
Om deze mogelijkheid te onderzoeken, heeft VGO-III fijnstof en endotoxinen in de stallucht gemeten. Met deze gegevens berekenden de onderzoekers opnieuw de uitstoot van stof en endotoxinen door geitenhouderijen. Daarna vergeleken ze deze uitstoot met de uitstoot vanuit andere soorten veehouderijen. Daaruit blijkt dat het niet aannemelijk is dat luchtvervuiling vanuit geitenhouderijen de oorzaak is van het verhoogde aantal longontstekingen.
Fragment van de infographic Onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III. Bekijk de volledige infographic
Wat betekenen de resultaten van VGO-III?
Niet één duidelijke oorzaak
Uit VGO-III komt niet één duidelijke oorzaak naar voren voor het vaker voorkomen van longontstekingen bij mensen die in de buurt van een geitenhouderij wonen. Wel vonden de onderzoekers 23 bacteriën als mogelijke verklaring.
Moeilijk te bewijzen
Het is moeilijk te bewijzen dat de bacteriën uit de geitenstallen de directe oorzaak zijn van de longontstekingen bij mensen die in de buurt wonen.
Wel zijn de gevonden 23 bacteriën een mogelijke verklaring voor het vaker voorkomen van longontstekingen in de buurt van geitenhouderijen. Want ze zijn in de geitenstallen, in de omgeving en bij mensen gevonden.
Risicogroepen
Het is niet zo dat iedereen die in de buurt van een geitenhouderij woont, een longontsteking krijgt. Vooral mensen die al andere klachten aan de luchtwegen hebben, lopen een groter risico op longontsteking.
Minder patiënten
Er deden minder patiënten met longontsteking mee aan het onderzoek dan vooraf de bedoeling was. Aan de gezondheidsstudies deden 108 patiënten, 956 omwonenden zonder longontsteking en 100 geitenhouders en werknemers mee.
Door de coronapandemie was het moeilijker om omwonenden met longontsteking te vinden. Er kwamen veel minder mensen met een longontsteking bij de huisarts. Ook zagen minder mensen hun eigen huisarts, omdat ze naar een teststraat of hoestspreekuur gingen. Door de coronamaatregelen was er minder contact tussen mensen. Hierdoor ging niet alleen het coronavirus minder rond, maar waren er ook minder andere ziekteverwekkers. Dit zorgde ervoor dat er minder patiënten met een longontsteking bij de huisarts kwamen.
Als er aan het onderzoek meer mensen met een longontsteking hadden meegedaan, dan was er misschien een aantal ziekteverwekkers duidelijker naar voren gekomen als mogelijke verklaring voor de longontstekingen.
Verder onderzoek
Uit VGO-III blijkt dat in de stal en in de omgeving van geitenhouderijen veel ziekteverwekkers in de lucht zitten die longontsteking kunnen veroorzaken. Een aanbeveling uit VGO-III is daarom om te onderzoeken of anders omgaan met stalmest en strooisel, waar de geiten op lopen, de hoeveelheid ziekteverwekkers in de lucht omlaag kan brengen.
Alle onderzochte elf jaren is het risico op longontsteking bij omwonenden van geitenhouderijen duidelijk hoger dan bij mensen die verder weg wonen. Om te kijken of dit in de toekomst zo blijft, is het advies om dit periodiek te blijven volgen.