Bij een gezondheidskundige beoordeling is het belangrijk om eerst stil te staan bij de meetresultaten:
- Zijn de juiste stoffen gemeten? Of zijn er nog andere stoffen gezondheidskundig gezien relevant?
- Zijn de juiste meet- en analysemethoden gebruikt? Kunnen de stoffen met de gebruikte methoden goed worden gemeten? Voor meer informatie over meetmethoden zie Overzicht van veelgebruikte meetmethoden.
- Is op het juiste moment gemeten? Is gemeten tijdens de uitvoering van saneringswerkzaamheden waarbij verspreiding van stoffen optreedt?
- Is gemeten op de locatie waar de blootstelling van bewoners, omwonenden of anderen plaatsvindt?
- Zijn de achtergrondconcentraties bekend?
Als één of meer van bovenstaande vragen met ‘nee’ wordt beantwoord, geef dan aan dat de luchtconcentratie niet goed kan worden beoordeeld en/of adviseer om aanvullende metingen te verrichten.
Kies de meest passende gezondheidskundige toetsingswaarde. Zie voor informatie over de verschillende gezondheidskundige toetsingswaarden: Bodemsanering: gezondheidskundige toetsingswaarden.
Let bij het vergelijken van de gemeten luchtconcentratie met de gezondheidskundige toetsingswaarde op:
- de eenheid, bijvoorbeeld ppm (parts per million) of µg/m3,
- de blootstellingsduur.
Luchtconcentraties kunnen worden gemeten in bijvoorbeeld ppm (parts per million) of in µg/m3 (microgram per kubieke meter). En hetzelfde geldt voor de eenheid van gezondheidskundige toetsingswaarden. Uiteraard kunnen concentraties alleen met een gezondheidskundige toetsingswaarde worden vergeleken als ze dezelfde eenheid hebben. Is dit niet het geval reken de eenheid dan om.
Een luchtconcentratie die gedurende een korte tijd voorkomt moet worden getoetst aan een gezondheidskundige toetsingswaarde die is afgeleid voor kortdurende blootstelling. En voor een langdurige blootstelling moet worden getoetst aan een waarde die is afgeleid voor langdurige blootstelling. In de onderstaande tabel is een advies opgenomen voor het toetsen bij een verschillende meet- en blootstellingsduur.
Tabel: Advies voor toe te passen toetsingswaarden bij verschillende blootstellingsduur
Type meting |
Blootstellingsduur |
Toe te passen toetsingswaarde |
Momentaan |
1 uur |
Signaalwaarde = 3 x de toetsingswaarde voor kortdurende blootstelling, bijvoorbeeld ‘acute Minimal Risk Level (MRL)’ (ATSDR) - Mediane geurdrempel |
Kortdurend |
1-14 dagen |
Toetsingswaarde voor kortdurende blootstelling, bijvoorbeeld ‘acute MRL’ (ATSDR) - Mediane geurdrempel (< 1 dag) - Laagste geurdrempel (> 1 dag) |
Middellang |
15-365 dagen |
Toetsingswaarde voor middellange blootstelling, bijvoorbeeld ‘intermediate MRL’ (ATSDR) - Laagste geurdrempel |
Langdurig |
> 365 dagen |
Toetsingswaarde voor langdurige blootstelling, bijvoorbeeld: - Toelaatbare Concentratie in Lucht (TCL) - ‘Chronic MRL’ (ATSDR) - EU (Europese Unie)-grenswaarde (benzeen) - Laagste geurdrempel |
Resultaten van momentane metingen, bijvoorbeeld van een PID, kunnen worden getoetst aan drie keer de concentratie van de meest passende toetsingswaarde voor kortdurende blootstelling (signaalwaarde) of aan de mediane geurdrempel. Het is hierbij wel van belang een uurgemiddelde concentratie te toetsen en niet een piekconcentratie gemeten gedurende enkele seconden of minuten. In de praktijk wordt niet altijd een uurgemiddelde concentratie bepaald. Mocht een uurgemiddelde concentratie ontbreken dan kunnen meerdere metingen worden gemiddeld. Bijvoorbeeld: Met een PID of mobiele GC/MS kan gedurende één uur meerdere keren, bijvoorbeeld iedere 10 minuten, worden gemeten. Het gemiddelde van deze concentraties kan vervolgens worden getoetst aan de signaalwaarde of de mediane geurdrempel.
Concentraties gemeten tijdens een werkdag (6 tot 8 uur) of een etmaal (24 uur) beschouwt de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) als kortdurende metingen. Dergelijke concentraties, bijvoorbeeld gemeten met een koolbuisje of een canister moeten worden getoetst aan een gezondheidskundige toetsingswaarde voor het algemene publiek afgeleid voor een kortdurende blootstelling, bijvoorbeeld de ‘acute Minimum Risk Level (MRL)’ van de ATSDR. Bij (verwachte) geuroverlast kan worden getoetst aan de geurdrempel. Afhankelijk van de duur van de saneringswerkzaamheden die geuroverlast veroorzaken toetst de GGD aan de mediane of laagste geurdrempel. Als de saneringswerkzaamheden langer duren dan 1 dag, dan kan de daggemiddelde luchtconcentratie het beste worden vergeleken met de laagste geurdrempel.
Gemiddelde concentraties over enkele weken, bijvoorbeeld gemeten met badges, moeten worden getoetst aan toetsingswaarden die zijn afgeleid voor een middellange blootstelling (15-365 dagen), bijvoorbeeld de ‘intermediate MRL’ van de ATSDR. Bij (verwachte) geuroverlast geldt dat het beste aan de laagste geurdrempel kan worden getoetst. Vergelijk de gemiddelde concentratie over enkele weken met een toetsingswaarde voor chronische of levenslange blootstelling als:
- er geen toetsingswaarde voor middellange blootstelling beschikbaar is,
- of als er alleen luchtconcentraties gemeten zijn over een periode van enkele weken, maar de sanering wel langer duurt dan enkele weken.
In deze laatste situatie gaat de GGD ervan uit dat de concentratie tijdens de weken dat is gemeten representatief is voor de luchtconcentratie gedurende een langere periode c.q. de duur van de sanering. Bij toetsing van een middellang durende blootstelling aan een gezondheidskundige toetsingswaarde voor een levenslange blootstelling toetst de GGD aan de veilige kant.
Tenslotte dienen jaargemiddelde concentraties te worden getoetst aan toetsingswaarden die zijn afgeleid voor chronische of levenslange blootstelling, bijvoorbeeld de Toelaatbare Concentratie in Lucht (TCL) of de ‘chronic MRL’ van de ATSDR.
Voor benzeen is het advies om te toetsen aan de EU-grenswaarde van 5 µg/m3. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO (World Health Organization), 2000, 2019) stelt dat er geen veilig niveau voor benzeen kan worden gedefinieerd. Uit onderzoek is gebleken dat een concentratie van 1,7 µg/m3, bij levenslange blootstelling, overeenkomt met een extra kans op kanker van 1 op de 100.000. Het Europees Milieu Agentschap (EEA) hanteert deze kans op kanker als het referentieniveau (‘reference level’). Volgens de WHO komt een concentratie van 17 µg/m3 , bij levenslange blootstelling, overeen met een extra kans op kanker van 1 op 10.000. Dit risiconiveau van 1 op 10.000 per leven wordt in het Nederlandse beleid gehanteerde als het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR (maximaal toelaatbaar risico)). Het Europees Milieu Agentschap (EEA) heeft de risicoschatting van de WHO ook gebruikt om de EU-grenswaarde van 5 µg/m3 af te leiden. Omdat de blootstelling in geval van een bodemsanering tijdelijk is, volstaat toetsing aan de grenswaarde van 5 µg/m3. Gezien het ontbreken van een veilig niveau voor benzeen is het advies aan het bevoegd gezag cq. de saneerder om te streven naar een zo laag mogelijk emissie van benzeen uit de bodem, maar een tijdelijke verhoging van de achtergrondconcentratie van benzeen door de sanering is niet altijd te voorkomen. Zolang de jaargemiddelde concentratie onder de EU-grenswaarde van 5 µg/m3 blijft is dit bij bodemsaneringen gezondheidskundig gezien acceptabel.
In: Bodemsanering: gezondheidskundige toetsingswaarden en geurdrempels is een overzicht van gezondheidskundige toetsingswaarden van bodemverontreinigingen van veel voorkomende stoffen opgenomen. Het is altijd verstandig om na te gaan of de opgenomen waarden nog actueel zijn. Nieuwe gegevens of inzichten kunnen leiden tot aanpassing van de toetsingswaarden.
Als de gemeten concentratie hoger is dan de gezondheidskundige toetsingswaarde betekent dit dat de blootstelling hoger is dan wenselijk. Dit kan het volgende betekenen:
- er kan sprake zijn van een gezondheidsrisico;
- de gemelde gezondheidsklachten kunnen een relatie hebben met de sanering;
- en/of er moeten aanvullende maatregelen worden getroffen.
Over het algemeen adviseert de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) aanvullende maatregelen te treffen bij een overschrijding van de gezondheidskundige toetsingswaarde of geurdrempel of bij meerdere meldingen van geuroverlast, omdat het optreden van gezondheidseffecten dan niet is uit te sluiten.
De constatering dat een gezondheidskundige toetsingswaarde wordt overschreden kan leiden tot vragen en ongerustheid bij bewoners, omwonenden of andere betrokkenen. Informatie geven over het begrip risico en de afleiding van toetsingswaarden kan deze ongerustheid wegnemen. Bij een blootstelling hoger dan de toetsingswaarde is er een kans op een gezondheidseffect. Dit betekent niet dat mensen meteen gezondheidsklachten zullen krijgen. Wanneer de gezondheidskundige toetsingswaarde ruim en/of langdurig wordt overschreden neemt de kans op gezondheidseffecten wel toe. Verder kan de GGD nog kijken of conservatieve veiligheidsfactoren in acht zijn genomen en op welk toxicologisch eindpunt (gezondheidseffect) de toetsingswaarde is afgeleid. Vaak is de toetsingswaarde op een niet ernstig effect c.q. subklinisch effect afgeleid. Dit betekent dat bij de geteste blootstelling een effect optrad, maar dat het proefdier of de proefpersoon er niet ziek van is geworden. Aan bewoners kan dan worden uitgelegd dat een kans op een effect niet betekent dat mensen ook ziek worden.
Neem bij het beoordelen van de geurhinder mee hoeveel mensen geurhinder melden en/of de geurhinder leidt tot lichamelijke klachten, zoals hoofdpijn en misselijkheid. Als meerdere personen geuroverlast ervaren en/of als geurgerelateerde gezondheidsklachten worden gemeld, is de noodzaak tot het nemen van aanvullende maatregelen groter.
Overleg over aanvullende maatregelen met de initiatiefnemer of aannemer. En bekijk, eventueel samen met initiatiefnemer of aannemer, bij welke saneringswerkzaamheden de overschrijdingen optreden.