PFAS Per- en polyfluoralkylstoffen (Per- en polyfluoralkylstoffen ) valt onder de groep Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS Zeer Zorgwekkende Stoffen (Zeer Zorgwekkende Stoffen )). Ze zijn zeer persistent en komen dus ook in afval voor. Het afvalbeleid is erop gericht dat verwerking van afval geen schade veroorzaakt voor mens en milieu. Ook PFAS mag, net als andere ZZS, dus geen risico vormen als het afval verwerkt of gerecycled wordt tot nieuwe producten. Het RIVM adviseert over het gedrag en risico’s van PFAS bij afvalverwerking en doet voorstellen voor grenswaarden voor afvalverwerking en in het milieu.

PFAS in gerecycled materiaal

In een circulaire economie worden grondstoffen zo veel mogelijk steeds opnieuw gebruikt en is er zo min mogelijk afval. Bij hergebruik en recycling van producten en materialen is het belangrijk dat afvalverwerkers en vergunningverleners weten in welke producten PFAS Per- en polyfluoralkylstoffen (Per- en polyfluoralkylstoffen ) zit en of deze stoffen kunnen vrijkomen, of een risico kunnen opleveren bij hergebruik of bij verwerking in afvalstromen.

Beleid voor afvalverwerking

In 2026 gaat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat )) het beleid en de regels voor ZZS Zeer Zorgwekkende Stoffen (Zeer Zorgwekkende Stoffen ) in afval herzien. Het Circulair Materialenplan (CMP) vervangt dan het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3). Beide zijn de Nederlandse de invulling van de Europese verplichting om een afvalbeheerplan vast te stellen. Hoeveel PFAS er maximaal in materialen en producten aanwezig mag zijn staat in (Europese) wetgeving. Het is de verwachting dat vanuit Europees beleid toepassing van PFAS in steeds meer (nieuwe) producten verboden gaat worden. Maar lang niet voor alle ZZS en alle materialen zijn productcriteria bepaald, ook niet voor alle PFAS. Het Europees beleid verplicht om afval te verwerken zonder schadelijke gevolgen voor mens en milieu. Het beleid houdt in dat, indien mogelijk, ZZS uit een afvalstof dient te worden verwijderd of worden vernietigd wanneer materiaal een nieuwe toepassing wordt gegeven. Dit geldt dus ook voor PFAS. Kan PFAS niet worden verwijderd of vernietigd, dan schrijven het LAP en CMP voor dat een bedrijf een risicoanalyse uitvoert als het gehalte van een ZZS een bepaalde grenswaarde overschrijdt. IenW heeft hiervoor de Handreiking risicoanalyse gepubliceerd.

Het RIVM adviseert over grenswaarde PFAS in afval

Het RIVM heeft in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor het CMP drie mogelijke grenswaarden voorgesteld voor gehalten PFAS waarboven extra aandacht nodig is. Deze grenswaarden sluiten voor een deel aan bij de grenswaarden die in het voorstel voor het Europese PFAS-restrictiedossier staan. De opties voor grenswaarden worden betrokken bij het opstellen van beleid voor verwerking van afvalstoffen, zoals in het Circulair Materialenplan. Wanneer het hiervoor genoemde productenbeleid voor PFAS gaat gelden, worden grenswaarden voor afval minder van belang.

RIVM-onderzoek naar PFAS in rookgassen van afvalverbrandingsinstallaties

Sommige afvalverbrandingsinstallaties kunnen koolstofdioxide terugwinnen uit hun rookgassen. Deze koolstofdioxide kan gebruikt worden in kassen. Het RIVM heeft in een literatuurstudie onderzocht of in deze koolstofdioxide ook PFAS kunnen zitten. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste PFAS tijdens het verbrandingsproces grotendeels worden afgebroken. De PFAS die dan nog overblijven worden er voor een groot deel nog uitgehaald bij de reiniging van het rookgas en bij de winning van de koolstofdioxide. Tijdens verbranding kunnen zich ook nieuwe PFAS vormen.  

Het RIVM adviseert daarom te meten of en hoeveel PFAS in herwonnen koolstofdioxide en rookgassen aanwezig zijn.

Meer informatie over PFAS in afval