De overheid heeft als doel dat Nederland in 2050 een circulaire economie heeft. Hoe weten we nu of er voldoende gebeurt om dit doel te halen? Een circulaire economie kent vele facetten en op dit moment weet niemand nog hoe deze er in de praktijk uit zal komen te zien. Toch is het belangrijk om nu al in de gaten te houden of we genoeg stappen in de goede richting zetten. Meetmethoden zijn hiervoor een bruikbaar instrument.
Wanneer overheden kunnen meten hoe ver het staat met de transitie naar een circulaire economie, kunnen ze hun beleid daar eventueel op aanpassen. Ook kan het helpen bij het maken van de juiste keuzes en een positief effect hebben op het draagvlak.
Het RIVM ontwikkelt deze methoden binnen een consortium. Partners in dit consortium zijn het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL (Planbureau voor de Leefomgeving)), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)), het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML (Centrum voor Milieukunde van de Universiteit Leiden)), het Centraal Planbureau (CPB (Centraal Planbureau)), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland)), Rijkswaterstaat en TNO.
Meten van de transitie
Er zijn verschillende meetmethoden om de transitie te meten. Deze meten niet alleen de bedoelde effecten, maar ook eventuele onbedoelde effecten.
Een methode is om te meten wat het grondstoffengebruik in bepaalde sectoren is, hoeveel afval er ontstaat tijdens en na de levenscyclus en hoeveel materialen er vrijkomen. Vervolgens kan dan bepaald worden welke milieudruk dit geeft, zoals de effecten op klimaat en biodiversiteit. Een andere methode is te meten wat de kwaliteit (naast de hoeveelheid) van gerecycled materiaal of producten is en of dit een gevaar kan zijn voor mens en milieu.
Meetmethoden
Bij het ontwikkelen van de meetmethoden ligt de focus bij de effecten voor veiligheid, gezondheid en duurzaamheid.
Monitoring van de circulaire economie
We ontwikkelen indicatoren om de transitie naar een circulaire economie te meten in de sectoren bouw, kunststoffen, maakindustrie, biomassa, voedsel en consumptiegoederen. We richten ons daarbij op de activiteiten en doelen in de transitieagenda’s van deze sectoren en het uitvoeringsprogramma Circulaire Economie van de rijksoverheid. In januari 2021 is de eerste Integrale Circulaire Economie-rapportage (ICER (incrementele kosteneffectiviteitsratio)) van het consortium verschenen. In 2018 is daarvoor een verkenning uitgebracht. Het RIVM heeft in 2020 met TNO een eerste monitoring van beleidsacties en een verkenning van transitie-indicatoren voor de vijf sectoren gedaan.
Grondstoffeninformatiesysteem (GRIS)
Een circulaire economie draait om het minder en efficiënter gebruiken van primaire grondstoffen. Om dat te kunnen monitoren coördineert het RIVM samen met enkele andere kennisinstituten van het consortium het opzetten van een Grondstoffeninformatiesysteem (GRIS). Dit GRIS zal een gedetailleerd overzicht bieden van het grondstoffengebruik in Nederland. Hiervoor wordt bestaande informatie uit verschillende bronnen bij elkaar gebracht. Aan dit overzicht kunnen ook de effecten gekoppeld worden van het grondstoffengebruik, zoals de uitstoot van emissies. Op basis van deze informatie kunnen toekomstscenario's en beleidsadviezen gemaakt worden voor specifieke grondstofketens of sectoren. Dit is van belang omdat sectoren enorm van elkaar verschillen in hun gebruik van grondstoffen.
Het opzetten van dit GRIS is een ambitieus en meerjarig project. Op dit moment werken we de eerste grondstofketen uit en zetten het datasysteem op om deze informatie te kunnen huisvesten.
Methoden om duurzaamheid te meten
Een manier om duurzaamheid te meten is via Life Cycle Impact Assessments (LCIA (life cycle impact assessment)). De methode ReCiPe wordt wereldwijd gebruikt voor het bepalen van de effecten van de emissies en het grondstofgebruik van producten gedurende de levenscyclus. Dit is een onderdeel van de levenscyclusanalyse.
Een andere manier is via Safe and Sustainable Loops. (SSML). Met deze methoden zijn de voor- en nadelen van het gebruik van afval als grondstof te bepalen.
Op de websites sustainabilitymethod.com en metenvanduurzaamheid.nl zijn overzichten te vinden van methoden om de duurzaamheid te meten.
Monitoring van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS (Zeer Zorgwekkende Stoffen ))
In hergebruikte producten of gerecyclede materialen kunnen schadelijke of zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) zitten. Het is daarom belangrijk te weten welke stoffen aanwezig zijn in de producten die in omloop zijn.
Het RIVM werkt aan een methode om de mogelijke risico's van ZZS in een circulaire economie te achterhalen. Met deze methode kan worden ontleed op welke plek in de 'keten' van productie, gebruik en afvalverwerking ZZS kunnen zitten en waar ze voor risico's zorgen. Lees meer over dit project.
Meten van effect van circulair inkopen
Overheden bevorderen de circulaire economie niet alleen met beleid, maar ook door het zelf in de praktijk te brengen, bijvoorbeeld door hun inkoopbeleid. Door circulair in te kopen creëren overheden kansen voor duurzame bedrijven en dragen ze bij aan de klimaatdoelen en circulaire-economiedoelstellingen.
Het RIVM meet de effecten daarvan voor de Nederlandse overheden, het ontwikkelt methoden voor aanbestedende diensten, en het ondersteunt bij het meten van effecten van de zogenoemde buyergroups. In een buyergroup (momenteel 18) werken publieke en private opdrachtgevers gezamenlijk aan het verduurzamen van een productcategorie.
Kennispartner in internationaal versnellingsplatform
Om ook internationaal bij te dragen aan de versnelling van de transitie naar een circulaire economie is het RIVM als kennispartner aangesloten bij het Platform Versnelling Circulaire Economie (PACE). PACE is een wereldwijde gemeenschap van leiders uit het bedrijfsleven, de overheid en maatschappelijke organisaties, die samenwerken om de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Door ons onderzoek en expertise te delen met de PACE-gemeenschap, dragen we bij aan het opbouwen van een sterke wetenschappelijke basis om de versnelling te begeleiden. Zo hebben RIVM-experts bijgedragen aan Impact Assessments bij het ontwikkelen van een collectieve actieagenda van PACE.