Voor het maken van de risicobeoordeling heeft het RIVM de volgende stappen doorlopen: eerst werd een gezondheidskundige grenswaarde vastgesteld voor een veilige chronische blootstelling aan PFOA (perfluoroctaanzuur). Vervolgens is gekeken hoe omwonenden met de stof in aanraking zijn gekomen. Daarna is beoordeeld in hoeverre de veilige gezondheidskundige richtwaarde is overschreden.
Vaststellen gezondheidskundige richtwaarde
Het RIVM heeft op basis van bestaande beoordelingen van
PFOA (perfluoroctaanzuur) een nieuwe
gezondheidskundige grenswaarde afgeleid. Deze veilige grenswaarde
voor langdurige blootstelling houdt rekening met stapeling van de
stof in het lichaam bij langdurige blootstelling. Wanneer deze
waarde niet wordt overschreden, kunnen er géén nadelige effecten op
de gezondheid ontstaan. Dit geldt ook voor gevoelige groepen, zoals
kinderen, omwonenden in de vruchtbare leeftijd en ouderen. De norm
houdt rekening met een levenslange blootstelling.
De gezondheidskundige grenswaarde is vastgesteld op 89 nanogram
PFOA per milliliter
bloedserum. Bloedserum is de vloeistof die overblijft als men
bloedplasma laat stollen en het stolsel afcentrifugeert.
Routes van blootstelling omwonenden
Vervolgens heeft het RIVM gekeken via welke bronnen omwonenden
zijn blootgesteld aan PFOA.
Drinkwaterbedrijven hebben resultaten van metingen aan het RIVM
doorgegeven. Uit deze gegevens blijkt dat concentraties van PFOA in
drinkwater voor woningen rond de fabriek niet verhoogd zijn ten
opzichte van andere delen van Nederland. De reden hiervan is dat de
winning van drinkwater voor deze woonwijken plaatsvindt op locaties
die geen toestroom hebben van eventueel met PFOA vervuild grondwater.
Wel zijn omwonenden met PFOA in aanraking gekomen via de lucht.
De provincie Zuid Holland en de Omgevingsdienst Zuid Holland hebben
hierover uitstootgegevens aan het RIVM beschikbaar gesteld.
Blootstelling via groenten en fruit uit moestuinen van omwonenden
zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gebleven.
Scenario’s verspreiding via de lucht
Het RIVM heeft de berekeningen uitgevoerd op basis van
uitstootgegevens die de Provincie Zuid Holland en de
omgevingsdienst Zuid Holland-Zuid beschikbaar heeft gesteld.
Volgens deze gegevens bedroeg de uitstoot 5 ton per jaar in de
periode 1992 tot 1997. In de periode 1998 tot 2012 is de uitstoot
lager, met een piek in 2000 waarna de uitstoot snel afneemt.
Vanaf 2012 werd PFOA niet
meer gebruikt bij de productie van teflon.
Omdat er over de periode van 1970 tot 1992 geen gegevens bekend
zijn over de uitstoot, heeft het RIVM voor deze periode drie
scenario’s doorgerekend:
• Scenario 1: geen uitstoot.
• Scenario 2: uitstoot van 5.000 kilo per jaar.
• Scenario 3: uitstoot liep geleidelijk op van 0
ton naar 5.000 kilo per jaar.
Exacte informatie over de emissie naar de lucht in de periode 1970
tot 1998 zal een nauwkeurigere beschrijving van de duur van de
overschrijding opleveren. Wanneer er meer uitgestoten zou zijn,
zijn de gezondheidsrisico’s groter.
Schatting van de risico’s
Het RIVM heeft op basis van deze gegevens een berekening gemaakt
van de verspreiding van PFOA door de lucht. Vervolgens heeft
het RIVM berekend wat de concentratie van PFOA in bloedserum van omwonenden kan
zijn geweest. Daarna zijn de concentraties in bloedserum vergeleken
met de gezondheidskundige richtwaarde die het RIVM voor dit doel
heeft vastgesteld (de zogenaamde risicoschatting).
Op basis van de risicobeoordeling worden aanbevelingen gedaan voor
aanvullend onderzoek, waarmee kan worden bepaald of een
gezondheidsonderzoek onder omwonenden zinvol is.