De rol van de GGD bij incidenten met verbrandingstoestellen
De GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) krijgt meestal vragen over mogelijke koolmonoxideblootstelling door verbrandingstoestellen in ‘gewone’ woningen of appartementen. Een enkele keer betreft het vragen van bewoners of gebruikers van (sta)caravans, studentenkamers, scholen, kinderdagverblijven, club- en buurthuizen, woonboten of plezierjachten. Hiervoor geldt in principe dezelfde aanpak. Aandachtspunt is dat koolmonoxideproductie in kleine ruimten met weinig ventilatiemogelijkheden sneller tot problemen leidt dan in grotere ruimten, omdat de concentratie snel oploopt. Daarnaast lijkt in deze woonvormen de kans op gebrekkig onderhoud aan installaties en/of ventilatievoorzieningen groter dan in gewone woningen. Voor woonboten of plezierjachten geldt dat de uitlaat van de motor soms laag onder de boot ligt en dat rookgassen de woonvertrekken kunnen binnendringen. Het is niet bekend of hierdoor ook incidenten zijn geweest.
De GGD heeft vooral een rol bij het beoordelen van de vraag óf bepaalde gezondheidsklachten kunnen samenhangen met blootstelling aan koolmonoxide. Hoofdzaak is dus om de gezondheidsklachten in kaart te brengen en om, eventueel samen met andere partijen, vast te stellen of er blootstelling aan koolmonoxide is. Het onderzoeken van de technische oorzaak en het aanpakken daarvan, is de taak van de eigenaar van de verbrandingsinstallatie, van een installateur en/of van handhavende instanties.
content Roken verhoogt koolmonoxideconcentraties in woningen
Roken verhoogt koolmonoxideconcentraties in woningen
Normaal gesproken zijn de concentraties koolmonoxide in woningen ongeveer gelijk aan de concentraties in de buitenlucht (<1 ppm (parts per million
)). In huizen waar niet gerookt wordt en geen andere bronnen van koolmonoxide aanwezig zijn, is de concentratie koolmonoxide gemiddeld 0,4 ppm (Willers et al., 2006). Roken in huis verhoogt de koolmonoxideconcentratie in de woning naar ongeveer 2 ppm.
(Mooij, 2008).
Bij acute koolmonoxide-incidenten, bijvoorbeeld bij het afgaan van een koolmonoxidemelder, bellen mensen doorgaans niet de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst), maar 112. GGD-medewerkers zijn dus meestal niet betrokken bij acute incidenten met koolmonoxide. Wel worden GGD’en regelmatig benaderd door mensen die vermoeden dat zij een chronische koolmonoxideblootstelling hebben. Bijvoorbeeld omdat zij dagelijks opstaan met een flinke hoofdpijn, die verdwijnt als ze buiten de woning zijn.
In de checklist intake koolmonoxidemelding is een lijst opgenomen met vragen die de GGD-medewerker kan stellen om een beeld te krijgen van de situatie. De medewerker kan vervolgens de volgende acties overwegen:
- Als de melder ernstige klachten heeft en/of als de GGD-medewerker op basis van de intake vermoedt dat er blootstelling aan koolmonoxide is: de bewoner(s) adviseren om direct naar buiten te gaan en 112 te bellen.
- Als de GGD-medewerker de kans dat er sprake is van blootstelling aan (een gevaarlijke concentratie) koolmonoxide minder groot inschat dan kan hij de bewoners adviseren om:
- goed te ventileren;
- de verbrandingsinstallaties (niet meer te gebruiken en) te laten nakijken door een erkende installateur;
- een koolmonoxidemelder (met een display) te kopen en op te hangen (zie Voorlichting over koolmonoxiderisico’s door verbrandingstoestellen voor de aandachtspunten bij het aanschaffen en ophangen van koolmonoxidemelders). Let op: koolmonoxidemelders zijn niet geschikt om lage concentraties koolmonoxide te signaleren. Een koolmonoxidemelder zorgt er alleen voor dat bewoners een levensbedreigende situatie tijdig signaleren;
- de klachten te laten beoordelen door de huisarts en eventueel het COHb (carboxyhaemoglobin)-gehalte te laten bepalen (zie de betekenis van het COHb-gehalte).
- Vervolgens kan de GGD-medewerker eventueel een meting doen om een beter beeld te krijgen van de situatie. Als een GGD geen koolmonoxidemeter heeft, kan de brandweer, het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht of de omgevingsdienst worden gevraagd om een meting te doen.
De brandweer consulteert bij acute incidenten vaak de Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen )), die ook werkzaam is bij de GGD.
Het uitvoeren van een huisbezoek en een meting is onder andere te overwegen als:
- het niet lukt om telefonisch een goed beeld te krijgen van de situatie;
- de klachten passen bij blootstelling aan koolmonoxide;
- bewoners erg ongerust zijn en zich niet telefonisch laten geruststellen of adviseren.
De GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) kan voorafgaand aan het huisbezoek met andere instanties overleggen om advies te vragen of om eventueel samen op huisbezoek te gaan. Meer informatie over de instanties die een rol kunnen spelen is opgenomen in paragraaf Welke andere instanties kun je inschakelen?
Kijk bij een huisbezoek altijd of er voldoende ventilatievoorzieningen in de ruimten met (open) verbrandingstoestellen zijn. Let op of de ventilatiemogelijkheden van een woning sterk zijn gewijzigd, bijvoorbeeld doordat roosters zijn gesloten of weggehaald, of doordat kieren onder deuren zijn verdwenen door dikke (houten) vloeren. Bij twijfel kan de omgevingsdienst of het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht hierover om advies worden gevraagd.
Als je een meting uitvoert, wees je er dan van bewust dat de concentratie koolmonoxide per moment kan verschillen. De concentratie kan bijvoorbeeld worden beïnvloed door:
- Het weer. Bij windstil weer of een hogere buitentemperatuur kan de trek in een afvoerpijp verminderen. Een sterke wind die in een afvoerpijp blaast, kan terugslag van verbrandingsgassen veroorzaken.
- De mate van ventilatie. De bewoners kunnen voorafgaand aan de meting heel veel of juist heel weinig hebben geventileerd.
- De vraag óf en hoe lang de bron waar je naar op zoek bent aan staat tijdens de meting. Het kan ook zijn dat die bron wel is ingeschakeld, maar op dat moment geen koolmonoxide produceert.
- Het branden van bijvoorbeeld kaarsen, wierook of sigaretten tijdens of voorafgaand aan de meting.
Er zijn verschillende strategieën voor het meten van koolmonoxide, grofweg te onderscheiden in:
a. een indicatieve meting. Een indicatieve meting gebruik je om te bepalen of het veilig is om een pand of ruimte te betreden. Het is aan te bevelen om bij alle huisbezoeken (ook huisbezoeken met een geheel andere aanleiding) standaard een indicatieve meting uit te voeren;
b. een korte worst case-meting. Een korte worst case-meting gebruik je om de actuele blootstelling van de bewoners te bepalen, een bron op te sporen of een verdachte bron te bevestigen.
c. een duurmeting. Een duurmeting geeft informatie over het verloop van de koolmonoxideconcentratie in een ruimte gedurende een langere periode. Hierdoor kun je een koolmonoxideprobleem signaleren dat met een korte meting niet in beeld is gekomen.
Deze meetstrategieën worden hieronder verder besproken.
a. Indicatieve meting
Een indicatieve meting voer je uit om snel te bepalen of er sprake is van een verhoogde koolmonoxideconcentratie. Bijvoorbeeld als je op een huisbezoek gaat met een andere aanleiding dan koolmonoxide. Voor het uitvoeren van een indicatieve meting kun je in plaats van een koolmonoxidemeter ook een zogenoemd ‘persoonlijk alarm’ gebruiken. Deze zijn doorgaans ingesteld op de achtuurs-grenswaarde voor werknemers (20 ppm (parts per million )), waarna hij een akoestisch signaal geeft als de koolmonoxideconcentratie de betreffende waarde overschrijdt. Met een persoonlijk alarm dat is ingesteld op die waarde detecteer je dus geen lagere concentraties koolmonoxide.
Instructie indicatieve meting:
- Zet de meetapparatuur buiten aan, op enige afstand van het pand. Bepaal de achtergrondconcentratie.
- Houd de meetapparatuur op leefniveau (circa 1.00-1.80 meter hoogte).
- Registreer het koolmonoxideverloop bij het naderen en betreden van het pand/de ruimte.
- Meet als je binnen bent ook met gestrekte arm boven je hoofd.
- Loopt de concentratie op of gaat het persoonlijk alarm af? Afhankelijk van de situatie en de gemeten concentratie:
- probeer je de concentratie te verlagen door de mogelijke bronnen uit te schakelen en te ventileren;
- probeer je de bron op te sporen via een worst case-meting;
- verlaat je met de bewoners de ruimte en schakel je hulp in (in ieder geval doe je dit bij >90 ppm, zie ook paragraaf Vervolgstappen na het meten van koolmonoxide).
b. Korte worst case-meting
Worst case betekent in dit geval dat de verbrandingstoestellen in werking zijn en dat je alle ventilatievoorzieningen sluit of uitzet. Met een korte worst case-meting kun je:
- informatie krijgen over de actuele blootstelling aan koolmonoxide op dat moment. Je meet dan in een leefruimte op leefniveau (1.00 1.80 meter hoogte);
- mogelijke bronnen opsporen. Je meet dan op verschillende plekken in de woning of in een ruimte;
- vaststellen of een verdachte bron inderdaad koolmonoxide uitstoot. Je meet dan in de buurt van de verdachte bron.
Instructie worst case-meting:
- Vraag de bewoners om niet te roken tijdens de meting. Sluit de aanwezige ventilatievoorzieningen (roosters, ramen, deuren, mechanische ventilatie) en start de meting.
- Schakel mogelijke bron(nen) in, bijvoorbeeld door de verwarming hoger te zetten en de warmwaterkraan te laten lopen.
- Houd de meetapparatuur op leefniveau (circa 1.00-1.80 meter hoogte). Meet op verschillende plekken in de woning/ruimte. Zoek de plek met de hoogste concentratie.
- Houd de meetapparatuur 15-20 cm schuin boven de verdachte bron(nen). Let op: houd bij een afvoerloze geiser de meetapparatuur niet direct in de stroom van de verbrandingsgassen, dan gaat het apparaat kapot.
- Meet ook wat hoger boven de bron(nen) (bij het plafond).
- Als de concentratie koolmonoxide niet direct oploopt, meet dan nog minstens een kwartier om uit te sluiten dat dat alsnog gebeurt.
- Loopt de koolmonoxidemeter bij een bron op? Zet de geïdentificeerde bron uit, open de ramen en volg de handelingsadviezen in paragraaf Vervolgstappen na het meten van koolmonoxide.
c. Duurmeting om de koolmonoxideconcentratie te monitoren in de tijd
Je kunt het verloop van de koolmonoxideconcentratie in de tijd beoordelen met een duurmeting van vier dagen of meer. Tijdens de duurmeting moeten de bewoners een dagboekje bijhouden. Het dagboekje vergelijk je achteraf met het verloop van het koolmonoxidegehalte, om zo na te gaan of er sprake is van een verband tussen de dagboeknotities en de meetresultaten.
Sommige apparaten meten naast de koolmonoxideconcentratie ook de koolstofdioxideconcentratie, de temperatuur en de luchtvochtigheid. Koolstofdioxide is een goede indicator van verbrandingsgassen, zeker in combinatie met een toename van de temperatuur en de luchtvochtigheid. Ook als je geen of weinig koolmonoxide meet, zijn (veel) verbrandingsgassen een waarschuwing voor een potentieel gevaarlijke situatie. Zo’n combinatieduurmeting kan daarom toegevoegde waarde hebben.
Instructie duurmeting:
- Plaats de meetapparatuur in de ruimten waar volgens de bewoners de meeste gezondheidsklachten optreden en/of in de ruimten met mogelijke bronnen.
- Plaats in de bronruimten de meetapparatuur zo hoog mogelijk. Plaats in verblijfsruimten de meetapparatuur op ademhoogte. In de slaapkamer bijvoorbeeld ter hoogte van het bed.
- Plaats de meetapparatuur niet in de buurt van roosters, ramen en deuren.
- Geef duidelijke instructies aan de bewoners. Belangrijke punten zijn:
- Maak duidelijk dat bewoners zelf niet aan de meetapparatuur mogen komen.
- De bewoners moeten zich tijdens de duurmeting net zo gedragen als anders, ook wat betreft verwarmen/stoken, ventileren en luchten.
- Laat de bewoners een dagboekje bijhouden gedurende de meetperiode. Als bewoners een verbrandingslucht waarnemen, noteren ze dit samen met het tijdstip in het dagboekje. Daarnaast noteren zij wanneer ze roken, koken, douchen of kaarsen/wierook branden in huis.
- Leg uit hoe de bewoners moeten handelen als het koolmonoxidegehalte oploopt. Als de concentratie oploopt tot (boven de) 30 ppm moeten de bewoners:
- ramen en deuren openen;
- huisgenoten waarschuwen om naar buiten te gaan en zelf ook direct naar buiten gaan;
- 112 bellen.
Op basis van de meetresultaten kunnen eventueel tijdgewogen gemiddelden worden berekend. Vervolgens kunnen de handelingsadviezen in de paragraaf Vervolgstappen na het meten van koolmonoxide worden gevolgd. Wees bij de interpretatie van de meetwaarden alert op de zogenoemde kruisgevoeligheid. De sensoren bij meetapparatuur zijn ook gevoelig voor andere stoffen zoals alcohol, oplosmiddelen en waterstof. Een meter kan daardoor bijvoorbeeld uitslaan als er een stoofschotel met wijn in de oven staat.
Zodra in een woning koolmonoxide wordt aangetroffen, is het noodzakelijk om vervolgstappen te nemen. De reden hiervoor is in de eerste plaats dat langdurige blootstelling aan lage gehalten koolmonoxide onwenselijk is. Daarnaast duidt de aanwezigheid van koolmonoxide op een mogelijk gevaarlijke situatie, die plotseling kan verergeren.
De vervolgstappen na het meten van koolmonoxide zijn opgenomen in de onderstaande Tabel. De tabel is gebaseerd op de gezondheidskundige advieswaarden van de WHO (World Health Organization ). De WHO-waarden zijn gericht op de algemene bevolking, inclusief de meest gevoelige groepen. Dit zijn daarom de meest geschikte waarden om te gebruiken voor GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en om blootstelling aan te toetsen.
Het is niet helemaal correct om de uitslag van een momentane meting te toetsen aan tijdgewogen gemiddelde advieswaarden. De achterliggende gedachte om deze waarden toch te gebruiken is dat een verhoogde concentratie koolmonoxide, ook als hij via een momentane meting is vastgesteld, waarschijnlijk duidt op langer durende blootstelling. Als de resultaten van de meting (mogelijk) moeten worden ingezet om handhavingsmaatregelen te rechtvaardigen (bij de rechter), dan is het belangrijk om een tijdgewogen gemiddelde te verkrijgen.
In de tabel staat verschillende keren dat de GGD de afdeling bouw- en woningtoezicht of de omgevingsdienst moet inschakelen. Deze instanties hebben, in tegenstelling tot de GGD, de mogelijkheid om direct in te grijpen of handhavend op te treden. Het verdient de voorkeur om lokaal of regionaal afspraken te maken met de omgevingsdiensten en gemeenten over de taakverdeling bij koolmonoxide-incidenten. De taakverdeling bij koolmonoxide-incidenten tussen de omgevingsdienst en het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht verschilt per gemeente.
Tabel: Vervolgstappen na het meten van koolmonoxide*.
CO-concentratie |
Onbekende bron |
Bekende bron |
---|---|---|
1-6 ppm (parts per million ) |
Doe onderzoek naar de bron, eventueel samen met bouw- en woningtoezicht of de omgevingsdienst. Of laat dit doen door een installateur. |
|
7-90 ppm |
|
|
>90 ppm** |
|
|
*Adviseer bij elke meting de bewoners over ventilatie, koolmonoxidemelders, onderhoud van het toestel en (indien van toepassing) de aanschaf van een gesloten toestel.
**Dit zijn conservatieve grenswaarden, er is bij deze waarden geen reden voor paniek of overhaast vertrek. Het is wellicht goed om in het achterhoofd te houden dat de alarmeringsgrenswaarden voor 10 minuten en 60 minuten respectievelijk 420 ppm en 83 ppm zijn (zie tabel interventiewaarden voor koolmonoxide).
GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-medewerkers kunnen op basis van metingen (in combinatie met de intake/anamnese en de beoordeling van de ventilatievoorzieningen) een inschatting maken van de kans dat er sprake is van blootstelling aan koolmonoxide. Soms is echter meer specialistische kennis nodig om het functioneren van verbrandingstoestellen te beoordelen. Zo kan het nodig zijn om te meten ín de rookgasafvoer van een apparaat (om het functioneren van een specifiek apparaat te controleren). Als metingen niets hebben opgeleverd maar er toch twijfel blijft over het functioneren van een installatie, schakel dan altijd de omgevingsdienst, gemeentelijk bouw- en woningtoezicht of een installateur in.
Op de pagina Koolmonoxide: voorbeelden meetapparatuur is een overzicht opgenomen van apparaten die kunnen worden gebruikt voor koolmonoxidemetingen. Dit overzicht is niet volledig. Controleer voor de start van de meting de volgende punten:
- Is het apparaat gekalibreerd?
- Is de stroomvoorziening in orde (voldoende opgeladen batterijen, verlengsnoer om een stopcontact te kunnen bereiken?
- Is het alarmsignaal op de juiste grenswaarde (20 ppm (parts per million )) ingesteld (in geval van een apparaat met een datalogger)?
- Is de intervaltijd van het apparaat juist ingesteld (dat wil zeggen een korte intervaltijd bij kortdurende metingen en een lange intervaltijd bij langdurende metingen)?
- Is de klok is goed ingesteld?
- Worden de meetresultaten bewaard?
GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-medewerkers hebben vaak niet de kennis in huis om te bepalen wat de technische oorzaak is van een verhoogde koolmonoxideconcentratie in een ruimte. Ook kunnen GGD-medewerkers niet beoordelen of installaties voldoen aan de wet- en regelgeving en kunnen zij niet afdwingen dat eigenaren of verhuurders maatregelen nemen. Er zijn verschillende instanties die dit wel kunnen. In deze paragraaf bespreken we de verschillende instanties en hun mogelijkheden. In het onderdeel wetten en regels bespreken we de belangrijkste wetten en regels op grond waarvan handhavers maatregelen kunnen afdwingen.
Gemeentelijk bouw- en woningtoezicht
De gemeente ziet op basis van de Woningwet toe op de gezondheid en veiligheid van bewoners. De Woningwet is nader uitgewerkt in het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012. Als er gezondheidsrisico’s ontstaan door ernstige gebreken aan installaties en de eigenaar weigert om de gebreken te verhelpen, dan kan de huurder of de GGD de afdeling bouw- en woningtoezicht van de gemeente inschakelen. De gemeente neemt dan contact op met de eigenaar, onderzoekt de ernst van de gebreken en stelt een termijn vast waarin het gebrek verholpen moet zijn. Als de eigenaar niet reageert, kan de gemeente een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom opleggen. Dat wil zeggen dat binnen een bepaalde periode de situatie aan het Bouwbesluit moet voldoen, anders neemt de gemeente op kosten van de overtreder maatregelen of moet de overtreder de opgelegde dwangsom betalen.
De gemeente heeft op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht de bevoegdheid om een verbrandingstoestel dat te veel koolmonoxide uitstoot uit te schakelen of om te verbieden dat het wordt gebruikt. Het verbod om een niet goed functionerend verbrandingstoestel te gebruiken, kan op verschillende manieren worden geëffectueerd:
- Bouw- en Woningtoezicht gelast de gebruikers van het toestel om het niet meer te gebruiken en schakelt het toestel uit. Dit wordt achteraf met een handhavingsbesluit schriftelijk bevestigd.
- Bouw- en Woningtoezicht laat het toestel onklaar maken of verwijderen door een installateur. Dit gebeurt alleen als de ambtenaar vermoedt dat bewoners het toestel toch gaan gebruiken, ondanks een opgelegd verbod.
Het verbod om het verbrandingstoestel te gebruiken wordt pas opgeheven als het toestel is hersteld. Het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht is hiervoor verantwoordelijk en verricht eventueel een controlemeting. Een bewijs van controle of reparatie van een installateur is meestal toereikend om het verbod op te heffen.
Omgevingsdienst
In situaties waarin een bedrijfsactiviteit in een aangrenzend pand de bron is van koolmonoxide, kan niet alleen het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht, maar soms ook de omgevingsdienst handhavend optreden. Dit verschilt per gemeente.
Brandweer
De brandweer heeft de (beschermings)middelen om ook bij hoge koolmonoxideconcentraties een pand te betreden. Zij zijn daarom de aangewezen partij om in acute situaties op te treden. De brandweer heeft een algemene zorgplicht: het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen. Zij mogen maatregelen treffen om gevaar te beëindigen. De brandweer mag dus de gastoevoer afsluiten als er sprake is van een te hoge concentratie koolmonoxide. De brandweer kan ook advies geven aan bewoners.
De brandweer is over het algemeen niet bevoegd om handhavend op te treden door middel van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, tenzij deze bevoegdheid door het college van burgemeester en wethouders aan de brandweer is gemandateerd.
Kiwa Technology
Kiwa Technology is het kenniscentrum in Nederland op het gebied van veiligheid van gasinstallaties. Zij werkt onder andere voor woningcorporaties, VvE’s, energiebedrijven, het Openbaar Ministerie, de Technische Recherche en de overheid. Kiwa Technology kan in opdracht van bijvoorbeeld een gemeente onderzoek doen naar de oorzaak van gasongevallen. Soms gebeurt dit niet of te laat, omdat het onduidelijk is wie de opdrachtgever moet zijn / de rekening moet betalen. Kiwa pleit daarom voor een landelijk fonds, waaruit onderzoek naar incidenten zou kunnen worden gefinancierd. Op het moment dat deze richtlijn wordt gepubliceerd, is het nog niet duidelijk of dat fonds ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt.
contentblok blauw Casus: Afvoerloze geiser in een ruimte zonder ventilatiemogelijkheden
Casus: Beunhaas
Op 13 juni neemt een bewoner van een huurappartement contact op met de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Hij en zijn partner hebben gezondheidsklachten die zij toeschrijven aan koolmonoxide. Ze zijn mopperig, moe en soms duizelig en misselijk. Ze hebben geen hoofdpijn. De kat heeft ook al een paar keer overgegeven. De koolmonoxidemelder in de woning is in de afgelopen maanden meermalen afgegaan. Het alarm werd voorafgegaan door een sterke verbrandingslucht vanuit de geiser. Het appartement ligt op een zolderverdieping en heeft een open, afvoergebonden geiser. Ook na een onderhoudsbeurt door een installateur waren er nog twee alarmmeldingen. De installateur was een kennis van de verhuurder en de bewoners vonden hem niet deskundig overkomen.
De GGD adviseert de bewoners om de geiser niet te gebruiken en goed te ventileren en gaat dezelfde dag in de woning kijken. Tijdens een worst case-meting boven de geiser ruikt de GGD-medewerker geen verbrandingslucht en meet hij ook geen verhoogde koolmonoxideconcentraties. De medewerker besluit om in de buurt van de geiser meetapparatuur op te hangen voor een duurmeting. Dit leidt op de eerste avond al tot een koolmonoxidealarm van het meetapparaat.
Na contact met de verhuurder laat deze een nieuwe geiser met afvoerpijp plaatsen. Tijdens het plaatsen van de nieuwe geiser ontdekt de installateur dat op het afvoerkanaal ook de afzuigkap is aangesloten. Daardoor worden de verbrandingsgassen van de geiser het appartement ingeblazen. Omdat het mogelijk is dat de geisers in de andere appartementen op dezelfde wijze zijn aangesloten, neemt de GGD contact op met de gemeente. Deze sommeert de verhuurder om het hele huurpand te laten controleren en waar nodig aanpassingen te laten verrichten.
Casus: Afvoerloze geiser in een ruimte zonder ventilatiemogelijkheden
Een bewoonster belt de GGD omdat ze bezorgd is over koolmonoxide in de woning. Een jaar eerder is de GGD ook bij deze bewoonster geweest. Er werden toen hoge koolmonoxideconcentraties gemeten. De oorzaak was dat de buren een gaskachel hadden aangesloten op een ventilatiekanaal. De meldster had in de periode daarvoor hoofdpijn en rook een vreemde lucht. Die lucht ruikt ze nu weer. De buurman is inmiddels verhuisd en ze is bang dat de nieuwe bewoner misschien weer een kachel of cv-ketel op het ventilatiekanaal heeft aangesloten. Zelf heeft ze na het GGD-bezoek vorig jaar de afvoerloze geiser en de gashaard in haar woning laten controleren en een onderhoudscontract afgesloten.
De GGD raadt de bewoonster aan om een koolmonoxidemelder te kopen en goed te ventileren. Daarnaast gaat de GGD-medewerker binnen enkele dagen op huisbezoek en verricht een meting. Tijdens het huisbezoek meet de GGD bij de verschillende aanwezige verbrandingstoestellen. De gashaard geeft 0 ppm (parts per million
). Bij het fornuis in de keuken wordt 9 ppm gemeten. De GGD adviseert om de pitten goed schoon te maken en het raam in de keuken altijd open te zetten tijdens het koken. In een halletje boven hangt de afvoerloze geiser voor het warme water voor de keuken en de badkamer. Ook hier wordt geen koolmonoxide gemeten. In het halletje zijn echter geen ventilatiemogelijkheden. De verbrandingslucht voor de geiser en de rookgassen moeten dus via de badkamer en de slaapkamers worden aangevoerd en afgevoerd. De GGD-medewerker overlegt met de afdeling bouw- en woningtoezicht over deze situatie. Die geeft aan dat dit niet mag volgens het Bouwbesluit. Als de verhuurder daarop wordt aangesproken, geeft hij aan dat warmwatertoestellen in het huurcontract zijn uitgesloten en dat de huurder dus zelf maatregelen moet treffen.
- Mooij, M. (2008). Chronische blootstelling aan koolmonoxide, is er sprake van een probleem in Nederland? Bilthoven: RIVM, 2008. RIVM Rapport 609300005.
- Willers, S.M., et al. (2006) Gas cooking, kitchen ventilation, and exposure to combustion products. Indoor Air, 2006 Feb: 16 (1): 65-73.