Laatst gewijzigd op 24 juli 2019
- Rubbergranulaat
- Gezondheid/veiligheid
- Gezondheidsonderzoek 2016
- Milieu en milieuonderzoek 2018
- Normering PAKS's in rubbergranulaat
- Onderzoek van de staat Washington
Rubbergranulaat
1. Wat is rubbergranulaat?
Rubbergranulaat is fijngemalen rubber. Het wordt vaak gemaakt van oude rubberproducten zoals autobanden. De korrels kunnen ook van nieuw synthetisch materiaal worden gemaakt.
2. Waarom wordt rubbergranulaat gebruikt op sportvelden?
Op kunstgrasvelden wordt gebruik gemaakt van instrooimateriaal. Rubberkorrels kunnen als instrooimateriaal worden gebruikt. De rubberkorrels zorgen ervoor dat het kunstgrasveld dezelfde eigenschappen krijgt als een gewoon grasveld, zodat de bal niet te snel rolt en niet te hoog stuitert. Daarnaast wordt het kunstgras beter geschikt voor slidings.
3. Wat zit er in rubbergranulaat?
Uit het onderzoek van het RIVM blijkt dat in rubbergranulaat heel veel verschillende stoffen zitten, zoals polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen )’s), metalen, weekmakers (ftalaten) en bisfenol A (BPA (Bisphenol A)). Meer informatie hierover vindt u in paragraaf 2.2 van het rapport 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)'.
4. Wat komt er uit rubbergranulaat?
Er zijn drie soorten laboratoriumproeven uitgevoerd om te onderzoeken welke stoffen uit de korrels vrijkomen. Met deze zogeheten migratiestudies is uitgezocht in welke mate stoffen via de huid in het lichaam kunnen terechtkomen, via het spijsverteringskanaal of via de longen. Hieruit blijkt dat PAK's, metalen en weekmakers (ftalaten) in heel lage hoeveelheden vrij kunnen komen. Meer informatie vindt u in paragraaf 3.3 van het rapport 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)'.
5. Hoe weet ik of er rubbergranulaat is toegepast op het veld waarop ik/mijn kind sport?
U kunt zien of er rubbergranulaat op het veld ligt doordat tussen de grassprieten duidelijk zwarte of gekleurde korrels te zien zijn. Met het blote oog is bijna niet te onderscheiden van welk type rubber de korrels zijn gemaakt. Voor meer informatie over het rubbergranulaat van het veld kunt u contact opnemen met de sportclub of de eigenaar van het veld.
6. Welke kunstgrasvelden zijn onderzocht door het RIVM in 2016?
Er zijn 100 sportvelden onderzocht verspreid in heel Nederland. Het gaat om kunstgrasvelden waarin gebruik wordt gemaakt van gerecyclede autobanden. Met het blote oog is niet waar te nemen welk type rubber gebruikt is. De velden worden meestal gebruikt om op te voetballen, te korfballen of te rugbyen. Ook zijn er een aantal Johan Cruijffcourts onderzocht (zogenaamde trapveldjes). Op hockeyvelden van kunstgras wordt meestal zand of water gebruikt.
7. Uit het rapport van het RIVM in 2016 bleek dat er op 9 van de 100 velden ander materiaal dan SBR rubber is gevonden. Wat lag daar voor materiaal, en wat betekent dit voor de gezondheid van sporters op die velden?
Van 9 van de 100 bemonsterde velden bleek uiteindelijk dat het instrooimateriaal gedeeltelijk uit ander materiaal bestond dan rubbergranulaat van autobanden. Omdat deze 9 velden niet representatief zijn voor kunstgrasvelden met rubbergranulaat van autobanden, zijn de resultaten van deze velden niet meegenomen in de overzichtstabellen met meetresultaten. Op deze velden lagen verschillende materialen zoals mengsels van zand, rubbergranulaat en kurk, gecoat rubbergranulaat of EPDM. De analyseresultaten gaven geen aanleiding tot zorg. Het aantal monsters was te klein om in zijn algemeenheid iets te zeggen over de veiligheid van deze alternatieve instrooimaterialen.
8. Wanneer komen de gevaarlijke stoffen uit rubbergranulaat vrij? Hoe moeilijk/hoe makkelijk?
Uit het onderzoek 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)' blijkt dat verschillende stoffen, zoals PAK's, metalen en ftalaten in zeer lage hoeveelheden uit de korrels vrij komen. Sporters kunnen hieraan worden blootgesteld bij huidcontact, door inslikken of door inademen van rubberstof.
9. Hoe kan het dat het RIVM zegt dat de stoffen in het rubbergranulaat als het ware zitten opgesloten, maar dat in ouder rubbergranulaat lagere concentraties stoffen worden gemeten? Betekent dat niet dat de stoffen er in verloop van tijd toch uitkomen?
Het RIVM wil hiermee zeggen dat de chemische stoffen niet gemakkelijk uit het rubbergranulaat vrijkomen. We hebben met de uitlogingsproeven laten zien dat een heel klein deel wel vrijkomt. Ook door weer en wind (zonlicht en regen) zullen kleine hoeveelheden van deze stoffen in de loop van tijd vrijkomen uit het rubbergranulaat.
Gezondheid/veiligheid
1. Kan ik/mijn kind nog wel veilig sporten op een kunstgrasveld met rubbergranulaat?
Uit het onderzoek van het RIVM in 2016 blijkt dat het risico voor de gezondheid van sporten op kunstvelden die zijn ingestrooid met rubbergranulaat, praktisch verwaarloosbaar is. Dat betekent dat het verantwoord is om op deze velden te sporten. In rubbergranulaat zitten heel veel verschillende stoffen, maar de stoffen komen in zeer lage hoeveelheden uit de korrels vrij. Dat komt doordat de stoffen min of meer in het granulaat zijn ‘opgesloten’. Hierdoor is het schadelijke effect op de gezondheid praktisch verwaarloosbaar.
2. Het RIVM geeft aan dat het verantwoord is om te sporten op de sportvelden, waarop is dit gebaseerd?
Om te kunnen beoordelen in hoeverre sporten op rubbergranulaat een risico voor de gezondheid vormt, heeft het RIVM bepaald welke schadelijke stoffen in het granulaat zitten en in welke mate ze eruit kunnen vrijkomen. Vervolgens is gekeken op welke manieren sporters in contact komen met deze stoffen en of dat gevolgen voor de gezondheid heeft. Ook heeft het RIVM de internationale wetenschappelijke literatuur geraadpleegd over leukemie en lymfeklierkanker en gezondheidseffecten in het algemeen. Er is contact geweest met verschillende vooraanstaande wetenschappers in de wereld. Op basis van de metingen, de laboratoriumproeven en alle informatie die verzameld is, concludeert het RIVM dat het sporten op rubbergranulaat verantwoord is.
3. Is het veilig om te spelen met rubbergranulaat?
Het onderzoek van het RIVM in 2016 heeft zich gericht op het sporten op velden met rubbergranulaat. De conclusie is dat het risico voor de gezondheid van sporten op deze velden praktisch verwaarloosbaar is. Dat betekent dat het verantwoord is om op deze velden te sporten. Jonge kinderen die op het veld spelen stoppen van alles in hun mond en slikken dit soms ook door. Het is de verantwoordelijkheid van volwassenen om dit zo veel mogelijk te voorkomen. Dit geldt voor grind, zand en andere dingen die buiten op straat gevonden worden, en ook voor rubberkorrels.
4. Mijn kind heeft korrels in zijn/haar mond gestopt of ingeslikt, is dit erg? Is mondcontact via bidons, bitjes etc gevaarlijk? Is kauwen op rubbergranulaat gevaarlijk?
Als een kind een klein beetje rubbergranulaat opeet of in de mond krijgt is dit niet erg. In ons onderzoek in 2016 over sporten op rubbergranulaat is het risico berekend voor keepers die ruim een halve gram rubbergranulaat per week inslikken. Dit is best veel, er staat een foto daarvan in het rapport. Dit levert een praktisch verwaarloosbaar risico op. Het is in dat opzicht dus niet gevaarlijk. Maar opeten van rubbergranulaat is vergelijkbaar met andere materialen: plastic, zand, of viezigheid: liever niet in de mond van kinderen.
5. Mijn kind heeft altijd heel veel gesport op voetbalvelden met rubbergranulaat. Is dit erg?
Het risico voor de gezondheid van sporten op kunstvelden die zijn die zijn ingestrooid met rubbergranulaat, is praktisch verwaarloosbaar. Dat betekent dat het verantwoord is om op deze velden te sporten. Deze conclusie is getrokken op basis van scenario's waarbij mensen hun hele leven lang meerdere keren per week sporten op een veld met rubbergranulaat.
6. Mag mijn kind met een schaafwond nog voetballen op kunstgras? En is het gevaarlijk als korrels in wondjes terecht komen?
In het onderzoek 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)' is direct bloedcontact niet meegenomen in de laboratoriumtesten en berekeningen. Wonden kunt u het beste direct schoonmaken en eventueel afdekken met een pleister, zoals u ook zou doen bij het sporten op een veld met daarop zand of modder.
7. Wat betekent blootstelling en waarom is dat belangrijk voor het bepalen of mijn kind gevaar heeft gelopen of niet?
Een chemische stof kan pas een nadelig effect op de gezondheid hebben als de stof in het lichaam komt. Hiervoor moet er contact zijn tussen het lichaam en de stof. Dat noemen wij blootstelling. In dit onderzoek hebben we gekeken naar de hoeveelheid contact met de rubberkorrels waardoor er mogelijk stoffen uit de korrels in het lichaam kunnen komen. Bij sporten op rubbergranulaat kan je op drie manieren worden blootgesteld aan stoffen in rubbergranulaat: door inslikken, inademen of via de huid. Uit het onderzoek blijkt dat op deze manier verschillende stoffen, zoals PAK's, metalen en ftalaten, in zeer lage hoeveelheden uit de korrels vrij komen. Dat stoffen in het lichaam komen, wil nog niet zeggen dat het lichaam daar ziek van wordt. Uit het onderzoek blijkt dat er weinig stoffen uit het rubbergranulaat vrijkomen. Daarom is het risico voor de gezondheid praktisch verwaarloosbaar.
8. Hoe is het in de zomer, bij warm weer? Het kunstgras stinkt dan extra.
Op zonnige, zomerse dagen kan het rubbergranulaat flink opwarmen, waardoor er stoffen uit het granulaat kunnen dampen. En dit kun je soms ruiken. De hoeveelheden gevaarlijke stoffen die vrijkomen zijn echter zeer klein en zullen in de lucht snel verwaaien. In het RIVM onderzoek uit 2016 is het rubbergranulaat in het laboratorium tot 60 graden Celsius verwarmd. Het is gebleken dat tijdens zeer zonnige dagen de temperatuur van het granulaat nog hoger kan oplopen, tot wel 70 graden Celsius. Daarom heeft het RIVM in 2018 een indicatief onderzoek uitgevoerd naar de uitdamping van stoffen uit een kunstgrasveld met rubbergranulaat tijdens een zeer hete dag. Op basis van de resultaten van beide onderzoeken verwachten wij geen gezondheidsrisico door het inademen van stoffen die bij warm weer uit het granulaat dampen.
9. Hoeveel van de gevaarlijke stoffen komen vrij in het lichaam bij inslikken van de korrels, volgens de migratieproeven?
Ongeveer 20% van de ftalaten en 9% van de PAK's aanwezig in de rubbergranulaatmonsters komt na inslikken vrij in het maag- en darmsap. In het onderzoek 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)' is er vanuit gegaan dat alle stoffen die in het maag- en darmsap vrijkomen ook door het lichaam worden opgenomen. In het echt zal dit lager zijn omdat een deel van de vrijgekomen stoffen nog gebonden zal zijn aan zwevend stof of lipiden, waardoor de absorptie door de darmwand minder is.
10. Is er een verband tussen leukemie, lymfklierkanker en sporten op velden met rubbergranulaat?
In de beschikbare wetenschappelijke informatie zijn geen signalen aangetroffen die duiden op een verband tussen sporten op kunstgras met rubbergranulaat en het ontstaan van leukemie en lymfeklierkanker. Bovendien blijkt uit de samenstelling van de rubberkorrels dat de chemische stoffen die leukemie of lymfeklierkanker kunnen veroorzaken niet (benzeen en 1,3-butadieen) of in heel lage hoeveelheid (2-mercaptobenzothiazol) vrijkomen. De Amerikaanse keeperstrainer uit Washington State, Amy Griffin, houdt sinds 2014 een lijst bij van kankerpatiënten die op kunstgras (met rubbergranulaat) sporten of hebben gesport. Uit dit onderzoek kan ook niet geconcludeerd worden dat er een verband is tussen sporten op kunstgras en het vóórkomen van kanker. Meer informatie over dit onderzoek is te lezen in onderstaande vragen en antwoorden.
11. Ik heb jarenlang met rubbergranulaat gewerkt, kan ik hierdoor gezondheidsschade oplopen?
Uit het onderzoek blijkt dat er weinig stoffen vrij komen uit rubbergranulaat bij sporten op rubbergranulaat. Het RIVM heeft geen onderzoek gedaan naar andere situaties dan sporten. Als u vragen heeft over uw gezondheid en uw werkomstandigheden, adviseren we u contact op te nemen met uw bedrijfsarts.
12. Zijn rubbertegels/valdempingstegels veilig om te gebruiken?
Het RIVM heeft een theoretisch onderzoek uitgevoerd of de norm die geldt voor rubbertegels voldoende bescherming biedt tegen het ontstaan van kanker. De conclusie van dit theoretische onderzoek is dat de norm voor consumentenproducten misschien net niet voldoende beschermend is. Het RIVM heeft hierbij niet onderzocht of de samenstelling van rubbertegels in Nederland voldoet aan de norm. Voor meer informatie kunt u terecht bij de NVWA.
13. Welke maatregelen kan ik als ouder/sporter nemen om zo weinig mogelijk in contact te komen met rubbergranulaat?
Uit het onderzoek 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)'van het RIVM blijkt dat het risico voor de gezondheid van sporten op kunstgrasvelden die zijn ingestrooid met rubbergranulaat, praktisch verwaarloosbaar is. Dat betekent dat het verantwoord is om op deze velden te sporten en maatregelen om blootstelling te voorkomen, niet nodig zijn.
14. Mijn kind heeft in het verleden rubberkorrels in de mond/ogen/oren gehad. Kan dat kwaad?
Uit het onderzoek 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)' blijkt dat blootstelling aan PAK's vooral wordt veroorzaakt door inslikken van stukjes rubbergranulaat. Hierbij zijn we uitgegaan van het scenario dat een kind een paar keer per week 0,2 gram inslikt. 0,2 gram is best veel, in ons rapport staat hiervan een foto. Het kan daarom geen kwaad als uw kind in het verleden enkele korrels heeft ingeslikt. Stukjes materiaal in de gehoorgang kunnen irritatie veroorzaken. Als er rubberkorrels in de gehoorgang zitten en deze er niet vanzelf binnen 1-2 dagen uitkomen (niet peuteren in het oor!), neemt u dan contact op met uw huisarts.
15. Kan mijn kind onderzocht worden?
Het is mogelijk om de aanwezigheid van PAK’s in het lichaam aan te tonen. Dit is geen standaard onderzoek en kan daarom meestal niet bij de huisarts worden uitgevoerd. De aanwezigheid van PAK’s in het lichaam zegt niets over de kans om ziek te worden. Ook zegt het resultaat van zo’n onderzoek niets over de bron van de PAK’s. Deze kunnen ook afkomstig zijn van bijvoorbeeld verbrand vlees of dieseluitlaatgassen of roken. Daarnaast worden PAK's snel afgebroken en verwijderd uit het lichaam. Het is dus niet mogelijk om blootstelling aan PAK's in het verleden te onderzoeken. Wij raden daarom af om lichamelijk onderzoek te laten uitvoeren.
16. Zijn korrels die elders terecht komen: in huis, kleding, tassen etc. gevaarlijk?
Nee, dat is niet gevaarlijk. Rubbergranulaat uit kleding of in huis kunt u het best bij het reguliere huisafval (grijs) doen.
Onderzoek 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)'
1. Wat is er precies onderzocht in het onderzoek van 2016?
Het RIVM heeft de stoffen onderzocht in rubbergranulaat van 100 sportvelden die representatief zijn voor de kunstgrasvelden in Nederland. Daarnaast zijn drie soorten laboratoriumproeven uitgevoerd om te onderzoeken welke stoffen uit de korrels vrijkomen als de sporter ermee in aanraking komt. Met deze zogeheten migratiestudies is uitgezocht in welke mate stoffen via de huid in het lichaam kunnen terechtkomen, via het spijsverteringskanaal of via de longen. Vervolgens is berekend in hoeverre mensen aan de vrijgekomen stoffen blootstaan en wat dat betekent voor de gezondheid. Verder is de beschikbare informatie in de wetenschappelijke literatuur bestudeerd over de stoffen in rubbergranulaat, de eigenschappen en de gezondheidseffecten ervan.
2. Wat is er uit het onderzoek gekomen?
Uit het onderzoek 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)' blijkt dat het risico voor de gezondheid van sporten op kunstgrasvelden die zijn ingestrooid met rubbergranulaat, praktisch verwaarloosbaar is. Dat betekent dat het verantwoord is om op deze velden te sporten. In rubbergranulaat zitten heel veel verschillende stoffen, zoals polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), metalen, ftalaten (weekmakers) en bisfenol A (BPA). De stoffen blijken in zeer lage hoeveelheden uit de korrels vrij te komen. Dat komt doordat de stoffen min of meer in het granulaat zijn ‘opgesloten’. Hierdoor is het schadelijke effect op de gezondheid verwaarloosbaar.
3. Wat is “een praktisch verwaarloosbaar risico”?
Bedoeld wordt een risico dat in de praktijk geen rol speelt. Het RIVM heeft berekend dat iemand die van zijn 7e tot zijn 50e als keeper uitsluitend op kunstgrasvelden speelt, een risico heeft dat iets hoger is dan het verwaarloosbaar risico. Ook in dat geval is de hoeveelheid PAK’s die je binnenkrijgt door een keer sporten op rubbergranulaat heel klein, kleiner dan wat Nederlanders dagelijks met de voeding binnen krijgen.
4. Uit het onderzoek in 2016 bleek dat er zijn twee velden waren met hogere concentraties ftalaten. Lopen de kinderen op die velden wel risico? Moeten niet alle velden onderzocht worden?
Voor deze velden zijn aparte berekeningen gemaakt voor eventuele gezondheidsrisico's. Hieruit bleek dat ook de hogere concentraties ftalaten niet leiden tot risico voor de gezondheid, het blijft onder de grenswaarde. Het RIVM heeft een willekeurige steekproef genomen van 100 velden, terwijl er in Nederland bijna 2000 liggen. Dat betekent dat er van elke twintig velden één onderzocht is. Het RIVM is van mening dat het daarmee een hele goede indruk heeft gekregen van wat er zoal op de velden kan liggen.
5. Is er in het onderzoek rekening gehouden met: huidcontact (ook wondjes etc), mondcontact (bidons, bitjes, etc.), kleinere kinderen/peuters die spelen met korrels, korrels die elders terechtkomen (in huis, op kleding etc)
In het onderzoek is rekening gehouden met huidcontact, inslikken en inademing. Er zijn vijf scenario's doorgerekend. Deze scenario's geven een beeld voor verschillende manieren om via sporten in aanraking te komen met rubbergranulaat.
6. In hoeverre is er bij de risicobeoordeling van het RIVM rekening gehouden met gelijktijdige blootstelling aan mengsels van stoffen die vrijkomen uit rubbergranulaat?
Voor zover mogelijk is daar rekening mee gehouden. In het RIVM onderzoek is er voor de risicobeoordeling een optelling gemaakt binnen de afzonderlijke groepen van stoffen: de groep van de ftalaten en de groep van de benzothiazolen. Daarnaast wordt er in de beoordeling van het extra kankerrisico van PAK’s rekening gehouden met de gelijktijdige aanwezigheid van PAK’s (ook de niet genoemde PAK’s). Waar geen rekening mee gehouden kon worden is een eventuele combinatie van alle aangetroffen stoffen, aangezien hier de wetenschappelijke informatie over ontbreekt. Er wordt internationaal veel onderzoek gedaan om meer kennis te vergaren over de zogenaamde mengseltoxicologie. Ook het RIVM neemt deel aan deze grote internationale projecten/onderzoeken.
7. Heeft het RIVM eerder onderzoek gedaan naar de mogelijke risico’s van rubbergranulaat?
Ja. Het RIVM heeft ook in het verleden onderzoek gedaan naar rubbergranulaat op kunstgrasvelden. Meer informatie hierover vindt u hier.
8. Waarom is er geen epidemiologisch onderzoek gedaan naar leukemie of lymfeklierkanker?
We vonden geen aanleiding om epidemiologisch onderzoek te doen. Eerst hebben we gekeken of we stoffen konden vinden in het rubbergranulaat die mogelijk leukemie of lymfeklierkanker kunnen veroorzaken. Daarna hebben we gekeken of die stoffen ook eruit kunnen komen. Sommige stoffen die in verband worden gebracht met deze vormen van kanker komen niet in de korrels voor, zoals benzeen. Andere stoffen komen in dermate geringe hoeveelheid vrij, dat het extra kankerrisico niet aan het rubbergranulaat kan worden toegeschreven. Daarom zien we geen aanleiding voor epidemiologisch onderzoek. De gegevens van Amerikaans onderzoek naar de relatie tussen rubbergranulaat en leukemie is in 2017 beschikbaar gekomen en geeft geen aanleiding om hier verder onderzoek naar te doen. Meer informatie: vragen en antwoorden onderzoek van de staat Washington.
9. Is er naar de lange termijn effecten/ langdurige blootstelling gekeken?
Ja, in het onderzoek is ook rekening gehouden met langdurige blootstelling. Voor de risicobeoordeling zijn er scenario’s opgesteld voor zowel levenslange blootstelling (sporten van 4 t/m 50 jaar) als voor specifieke leeftijdsgroepen, waarbij gebruik is gemaakt van zogenaamde 'worst case' aannames.
10. Waar gaat de wetenschappelijke discussie, waarover men spreekt in de media, over?
De wetenschappelijke discussie gaat onder andere over de manier waarop de resultaten van dierproeven worden gebruikt om de kans op het ontstaan van kanker bij kinderen te voorspellen. Wetenschappers bepleiten om bij de vertaling van de resultaten van dierproeven naar de mens, als aanvulling op de gebruikelijke werkwijze een extra correctie voor kinderen toe te passen. In de Verenigde Staten wordt een dergelijke veiligheidsfactor wél toegepast en in Europa niet.
11. Wat vindt het RIVM van de argumentatie in deze discussie?
Het RIVM deelt de mening van wetenschappers dat er gevoeligheidsverschillen kunnen bestaan tussen kinderen en volwassenen en realiseert zich dat bij proefdieronderzoek volwassen dieren worden gebruikt. Op dit moment (2017) is er geen wetenschappelijke overeenstemming over het al dan niet gebruiken van een extra leeftijdsafhankelijke factor. Het RIVM heeft in zijn beoordeling gebruikgemaakt van de in Europa afgesproken risicobeoordelingsmethode, die geen extra leeftijdsafhankelijke factor bevat. Het RIVM is van mening dat in het onderzoek naar rubbergranulaat voldoende veiligheidsmarge is ingebouwd. Dit is ook besproken met de wetenschappelijke klankbordgroep van het onderzoek rubbergranulaat, te lezen in het verslag van 13 december 2017. Verdere internationale wetenschappelijke discussie over de beste methode om risico’s op kanker af te leiden uit dierproeven is gewenst.
12. Als het RIVM wel een extra veiligheidsfactor had gebruikt, zou dat invloed hebben op de conclusies van het onderzoek?
Nee, de conclusies zouden niet veranderen. Als deze factor in de risicobeoordeling van PAK’s zou zijn toegepast, komt het risico iets boven het ‘verwaarloosbaar risiconiveau’ uit maar is het nog steeds aanvaardbaar. Dit wordt toegelicht op p. 29 van het rapport 'Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat (2016)' (hoofdstuk 3.4).
13. Waarom heeft het RIVM voor BPA niet gerekend met de strengere norm die zij zelf heeft afgeleid?
Het RIVM heeft geen nieuwe norm voor BPA afgeleid. Wel heeft het RIVM in 2016 voor BPA geadviseerd om de Europese normen te heroverwegen omdat er nieuwe inzichten zijn waardoor deze mogelijk strenger wordt. In 2017 is dit in de discussieparagraaf van het rapport opgenomen. Wij hebben niet onderzocht hoeveel BPA uit het rubbergranulaat vrijkomt. Omdat deze informatie ontbreekt, is aangenomen dat alle BPA dat in het rubbergranulaat aanwezig is vrijkomt bij contact met de huid, of na doorslikken. De huidige Europese normen werden bij deze aannames niet overschreden. In werkelijkheid zal de blootstelling aan BPA lager zijn. We verwachten geen risico door blootstelling aan BPA uit rubbergranulaat, ook als uitgegaan wordt van een strengere norm. Op pagina 128 van het rapport(PDF) is de discussieparagraaf te vinden.
14. Het RIVM heeft in oktober 2016 aangegeven dat het nooit met alle antwoorden kon komen. Waarom trekt het RIVM dan toch zo'n stellige conclusie?
Bij de start van het onderzoek wisten we niet zeker wat we in een kleine 3 maanden aan veld- en laboratoriumonderzoek konden doen en welke informatie al beschikbaar was. Daarom hebben we in onze communicatie geprobeerd om niet te hoge verwachtingen te scheppen. Tijdens een onderzoek kan er op veel gebieden vertraging optreden. We hebben er alles aan gedaan om zo veel mogelijk duidelijkheid te krijgen over dit onderwerp en hebben geen vertraging opgelopen. Op basis van de chemische analyses van het rubbergranulaat van de velden in Nederland, de uitlogingsproeven en een groot aantal onderzoeken beschreven in de wetenschappelijke literatuur, beoordeelt het RIVM het gezondheidsrisico als praktisch verwaarloosbaar.
15. In de Verenigde Staten zeggen onderzoekers dat er nog veel informatie mist om een duidelijke uitspraak te doen over mogelijke gezondheidseffecten van sporten op rubbergranulaat. Waarom kan het RIVM dan wel zo'n stellige conclusie trekken?
De situatie in Nederland waar 2000 kunstgrasvelden in gebruik zijn vraagt om een heldere conclusie. Op basis van alle beschikbare informatie, beoordeelt het RIVM het gezondheidsrisico als praktisch verwaarloosbaar. Het RIVM is gezien de beschikbare informatie van mening dat het verantwoord om te sporten op velden ingestrooid met rubbergranulaat.
Milieu en milieuonderzoek 2018
1. Zijn er risico’s voor het milieu bij rubbergranulaat in kunstgrasvelden?
Ja, het verkennende milieuonderzoek uit 2017/2018 toont aan dat het gebruik van rubbergranulaat schadelijk kan zijn voor het milieu in de directe omgeving van het veld. Het gaat om risico’s voor het ecosysteem in de bermgrond en de waterbodem. De milieubelasting ontstaat doordat rubbergranulaatkorrels worden meegesleept door sporters of publiek en zo op de zogenaamde ‘bermgrond’ naast de velden terecht komen. Ook bij aanleg en onderhoud van de velden kunnen korrels in de berm belanden. Maar dit is niet gevaarlijk voor de gezondheid van sporters die op de velden spelen of voor toeschouwers langs de kant. Diverse bermgronden bij kunstgrasvelden bleken sterk verontreinigd met zink en minerale olie en matig verontreinigd met kobalt. Bovendien lekken er stoffen uit het rubbergranulaat weg, die via drainagepijpen in sloten terechtkomen. Daar verzamelen de stoffen zich in de bagger op de bodem van de sloten. De bagger bleek op meerdere meetlocaties verontreinigd met kobalt, zink en minerale olie. Zink is niet schadelijk voor de mens, maar kan wel gevolgen hebben voor organismen in bodem en water.
2. Zijn de milieueffecten van rubbergranulaat gevaarlijk voor kinderen, huisdieren of moestuingewassen?
Nee, spelende kinderen en huisdieren die per ongeluk bermgrond binnenkrijgen lopen geen gevaar. Daarvoor zijn de gevonden concentraties van gevaarlijke stoffen te laag. Ook slootwater lijkt niet verontreinigd te zijn door het rubbergranulaat op de velden. Dit water is dus naar verwachting voldoende geschikt voor, bijvoorbeeld, het besproeien van moestuinen.
3. Waarom heeft het RIVM niet eerder verder onderzoek naar risico’s voor het milieu gedaan?
Het ministerie van IenM (Infrastructuur en Milieu) -nu het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W (Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat))- heeft onder andere op basis van het RIVM rapport uit 2007 beheersmaatregelen voorgesteld, en de branche heeft een zorgplichtdocument opgesteld. Met dit document werd invulling gegeven aan de wettelijke (algemene) zorgplicht. De algemene zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg voor het milieu in acht moet nemen. De zorgplicht is opgenomen in de Wet bodembescherming en in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het RIVM heeft in het verleden signalen afgegeven dat we ons zorgen maakten over het milieu, in relatie tot rubbergranulaat. Naar aanleiding van onder meer het RIVM-onderzoek in 2016 heeft het ministerie het RIVM alsnog gevraagd om milieuonderzoek uit te voeren. Dat is het milieuonderzoek 2017/2018. Meer informatie en vragen en antwoorden over de zorgplicht zijn te vinden op de website van Rijkswaterstaat.
4. Waarom wilde het RIVM weer onderzoek doen naar rubbergranulaat op sportvelden? Is het dan toch gevaarlijk?
Nee, het is voor de gezondheid van mensen niet gevaarlijk. De conclusies uit het RIVM rapport in 2016 over de veiligheid van sporters staan dus niet ter discussie. De milieurisico’s van rubbergranulaat op sportvelden bleven in die studie buiten beschouwing, maar het RIVM wees hierin wel, net als in 2007, op risico’s voor verspreiding van stoffen naar water en bodem. We merkten bovendien dat er vanuit de samenleving veel vragen zijn rond de milieuaspecten van kunstgrasvelden met rubbergranulaat. Om deze redenen heeft het RIVM aan het ministerie van IenM, nu het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat () een onderzoeksvoorstel gedaan. Dit leidde tot de opdracht voor het verkennende milieuonderzoek uit 2017/2018.
5. Wat heeft het RIVM onderzocht in 2017/2018?
Het RIVM heeft onderzoek gedaan naar risico’s voor het milieu van rubbergranulaat op sportvelden. We hebben monsters genomen bij 10 kunstgrasvelden met rubbergranulaat. Dat waren monsters van grond, grondwater, oppervlaktewater en waterbodem in de directe omgeving van de velden (in sloten). Stoffen die uitlogen uit de korrels komen namelijk via het grondwater of via drainagewater in de omringende sloten terecht. Omdat milieubelasting ook plaats kan vinden via verspreiding van de korrels zelf, hebben we ook gekeken naar de aanwezigheid van de korrels (microplastics) in de omgeving. De concentraties van stoffen die we vonden, hebben we vergeleken met concentraties die rondom voetbalvelden van echt gras voorkomen. Daarnaast zijn de concentraties getoetst aan de milieukwaliteitsnormen en risicogrenzen voor de betreffende stoffen. Omdat er niet één stof, maar meerdere stoffen tegelijk in het milieu komen, hebben we ook aandacht besteed aan het combinatie-effect van de stoffen door middel van de bio-assays die door de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA (Foundation for Applied Water Research)) zijn gedaan. Op basis van deze stappen in het onderzoek werd een uitspraak mogelijk over de milieurisico’s van rubbergranulaat op deze kunstgrasvelden en kwamen we te weten of er verder onderzoek nodig is en, zo ja, welke vervolgstappen nodig zijn voor mogelijk vervolgonderzoek.
6. Is onderzoek bij 10 sportvelden voldoende representatief?
Ja, 10 sportvelden is genoeg om een eerste beeld te kunnen geven van de aard en hoeveelheid stoffen die rond voetbalvelden met rubbergranulaat gevonden kunnen worden. In het milieuonderzoek 2017/2018 zijn de velden zorgvuldig geselecteerd. We hebben bijvoorbeeld gelet op de leeftijd van het veld en de ligging van het veld ten opzichte van oppervlakte- en grondwater. Het selecteren van oudere velden is belangrijk, omdat daar de verspreiding van rubberkorrels en stoffen al langere tijd plaatsvindt . Als er milieueffecten optreden, zou je die rondom deze velden moeten kunnen waarnemen. Daarom kunnen we met de resultaten van deze velden ook iets zeggen over andere velden in Nederland. Naast de resultaten van de onderzoeken rondom de 10 velden hebben we ook de uitkomsten van onderzoeken van gemeenten en waterschappen meegenomen in de conclusies. Die onderzoeken zijn vaak gedaan op andere velden dan de 10 in ons onderzoek. We hebben daardoor een nog beter beeld te kunnen krijgen van de mogelijke milieueffecten van het rubbergranulaat.
7. Heeft het RIVM ook de grond onder de velden onderzocht in het milieuonderzoek 2017/2018?
Nee, we hebben geen metingen gedaan in de grond onder de kunstgrasvelden. We hebben wel metingen gedaan in bodem- en grondwater náást de velden, in de zogenaamde bermgrond. Die keuze is gemaakt omdat het onderzoek primair moest bijdragen aan het beantwoorden van de maatschappelijke vraag of er milieurisico’s zijn als gevolg van het gebruik van rubbergranulaat als infillmateriaal. Om deze reden hebben we ook geen hockeyvelden en korfbalvelden in het onderzoek betrokken. Effecten van stoffen die uitlogen uit onderlagen (bodemas, etc.) en die zich via grond- en/of drainagewater verder verspreiden zijn echter wel degelijk opgepikt, zowel in de stofmetingen als in de bio-assays. Dat zijn testen waarmee het effect van stoffen op water- en waterbodemorganismen wordt gemeten. Daarnaast hebben we informatie afkomstig van brancheverenigingen, onderzoeksbureaus en gemeentes over eerdere bodemonderzoeken onder kunstgrasvelden in het onderzoek betrokken. Deze gegevens hebben ons inzicht gegeven in de aard en de kwaliteit van de sporttechnische onderlaag en laten zien dat onze resultaten daarmee in overeenstemming zijn.
8. Welke stoffen heeft het RIVM bij het milieuonderzoek 2017/2018 onderzocht?
Rubbergranulaat bevat honderden verschillende stoffen. We konden die stoffen in dit onderzoek niet allemaal meten. Daarom hebben we ons op een aantal belangrijke zogenoemde ‘gidsstoffen’ gericht, zoals metalen (o.a. zink), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), minerale oliën en benzothiazolen. Van deze stoffen weten we dat ze vrijkomen uit rubbergranulaat. De Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) heeft tegelijkertijd een onderzoek gedaan naar de effecten van stoffen op water- en waterbodemorganismen. De koppeling met dit onderzoek heeft ervoor gezorgd dat de effecten van stoffen die we mogelijk niet in beeld hebben, zijn meegenomen via zogenaamde bio-assays. Dat zijn testen waarmee het effect van stoffen op levend materiaal wordt gemeten. Verder hebben we ook de verspreiding van de rubberkorrels zelf gemeten.
9. Zijn milieueffecten voor de lange termijn onderzocht?
Ja. Bij het milieuonderzoek 2017/2018 hebben we vooral velden geselecteerd waarop al vele jaren rubbergranulaat wordt toegepast. Daardoor hebben we ook langetermijneffecten kunnen onderzoeken. Bovendien hebben we monsters genomen in de bodem en de waterbodem. Daarin hebben stoffen uit het rubbergranulaat zich jarenlang kunnen ophopen. Het oudste veld was 28 jaar oud.
10. Heeft het RIVM met het milieuonderzoek 2017/2018 ook de effecten op de volksgezondheid onderzocht?
Ja. We hebben in dit verkennende onderzoek gekeken of er bij mensen gezondheidseffecten kunnen optreden door blootstelling aan stoffen die we in het milieu hebben gevonden. Daarbij ging het dus niet om sporters, zoals bij het onderzoek in 2016. We hebben onderzocht of er volksgezondheidseffecten kunnen optreden als kinderen spelen op de bermgrond of als gevolg van het sproeien van moestuinen met water uit sloten nabij de kunstgrasvelden met rubbergranulaat. Dat bleek niet het geval.
11. Heeft het RIVM ook duurzaamheid en circulariteit betrokken in het milieuonderzoek 2017/2018?
Nee. Duurzaamheid en circulariteit zijn relevante milieuaspecten rond het gebruik van rubbergranulaat afkomstig van gebruikte autobanden, maar ze vallen buiten dit milieuonderzoek.
12. Wie is er verantwoordelijk voor het veilig gebruik van een product?
De producent en/of importeur van mengsels van stoffen, zoals rubbergranulaat, is verantwoordelijk voor veilig gebruik van het product. Dit is vastgelegd in de Europese REACH (Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals ) verordening.
13. Is er een keurmerk voor velden/rubbergranulaat dat de veiligheid garandeert?
Nee.
14. Zijn er alternatieven voor rubbergranulaat, en zijn die veiliger?
Ja, er zijn alternatieven voor instrooimateriaal, zoals kurkkorrels, kokosvezels en TPE-korrels. Het RIVM heeft geen onderzoek gedaan naar de veiligheid van deze alternatieven.
15. Geldt de milieubelasting van een specifiek veld voor alle velden bij die club/in die plaats of regio?
Nee, de milieubelasting van een veld is onder meer afhankelijk van de leeftijd van een veld en de aard van de sporttechnische onderlaag. De milieubelasting hangt ook af van of er maatregelen zijn getroffen om de verspreiding van korrels te verminderen.
16. Waarom is er alleen onderzoek gedaan naar SBR-rubber en niet andere rubbers of plastics?
Tot nu toe is er door het RIVM alleen onderzoek gedaan naar SBR-rubber. Dit is verreweg de meest gebruikte soort infillmateriaal. Uit voorgaande onderzoeken kwamen signalen dat dit materiaal ook risico’s zou kunnen opleveren voor het milieu. Daarom lag ook voor dit onderzoek de focus op SBR-rubber.
17. Is de technische onderlaag van een kunstgrasveld van invloed op de hoeveel zink die uitloogt?
Ja, de sporttechnische onderlaag is van invloed op de uitloging. Met name bij velden waar ook rubbergranulaat in de sporttechnische laag is verwerkt worden hoge concentraties zink in drainagewater gevonden. Dit is gebleken uit het milieuonderzoek 2017/2018.
18. Welke maatregelen zijn mogelijk tegen de verspreiding van korrels en stoffen?
Het RIVM beveelt aan om de verspreiding van rubberkorrels, en stoffen uit de korrels, te verminderen. Een advies over welke technische maatregelen daarvoor afdoende zijn kan het RIVM niet geven omdat daar in het verkennende milieuonderzoek niet naar is gekeken.
Normering PAK's in rubbergranulaat
1. Welke norm stelt Nederland voor?
Het RIVM heeft in samenwerking met het Europees Chemicaliën Agentschap (ECHA (European Chemicals Agency)) een REACH restrictiedossier opgesteld. Het dossier is door het RIVM namens de Nederlandse overheid ingediend. In dit dossier stelt Nederland voor dat er maximaal 17 milligram van de som van de acht kankerverwekkende PAK’s in een kilo rubbergranulaat mag zitten. Deze norm is aanzienlijk lager dan de momenteel voor granulaat geldende mengselnorm van 100 en 1000 mg/kg (kilogram) voor de individuele PAK’s.
2. Als sporten op rubbergranulaat veilig is, waarom wordt dan voorgesteld om de norm voor PAK’s in rubbergranulaat aan te scherpen?
Uit het RIVM onderzoek in 2016 bleek dat er een praktisch verwaarloosbaar gezondheidsrisico is door de blootstelling van stoffen uit rubbergranulaat dat momenteel op kunstgrasvelden is toegepast. De bestaande wettelijke mengselnorm voor PAK's in rubbergranulaat ligt aanzienlijk hoger dan wat er momenteel op velden gevonden wordt en biedt onvoldoende gezondheidsbescherming als het gaat om PAK’s in rubbergranulaat. Het doel van het restrictievoorstel is om in de wet een norm voor PAK's in granulaat op te nemen die wel voldoende beschermend is. Dit biedt houvast voor bijvoorbeeld de producent van het granulaat, de leveranciers en de eigenaren van de kunstgrasvelden om ook in de toekomst ervoor te kunnen zorgen dat het verantwoord is om te sporten en spelen op kunstgrasvelden met rubbergranulaat.
3. Voldoet rubbergranulaat aan de geldende norm voor PAK’s?
De PAK-concentraties die in rubbergranulaat worden gemeten voldoen aan de algemene Europese norm die momenteel van toepassing is op mengsels die aan het algemene publiek worden geleverd. Deze norm is echter hoog en geeft geen garantie voor veilig gebruik van sportvelden en speelveldjes met granulaat. Er is in Europa sinds enige tijd discussie of een specifieke norm voor rubbergranulaat wenselijk is. Het RIVM heeft op 20 juli 2018 namens de Nederlandse overheid bij ECHA een voorstel ingediend voor verlaging van de norm voor kankerverwekkende PAK’s in rubbergranulaat op sportvelden en speelveldjes. Door verlaging van de norm wordt gebruik van korrels met onveilig hoge concentraties aan PAK's verboden. Op basis van beschikbare gegevens voldoet in Europa momenteel circa 95% van het granulaat dat op sportvelden en speelveldjes wordt gebruikt aan de nieuw voorgestelde norm.
4. Waarom wordt niet alle rubbergranulaat ‘uit voorzorg’ van de velden gehaald?
Beslissingen over aanleg, onderhoud en gebruik van kunstgrasvelden worden genomen door sportverenigingen, gemeenten, de KNVB (Koninklijke Nederlandse VoetbalBond) en leveranciers van kunstgrasvelden. Het RIVM hoopt een nuttige bijdrage te leveren aan dit besluitvormingsproces, en aan de beantwoording van vragen van overheden, verenigingen, sporters en ouders van sportende kinderen door middel van onderzoek en verspreiding van kennis. Het RIVM probeert goed en zorgvuldig te rapporteren. De RIVM rapportages over gezondheidsrisico’s (december 2016) en milieurisico’s (juli 2018) en het namens de Nederlandse overheid ingediende voorstel voor verlaging van de Europese norm voor PAK's in granulaat (juli 2018) geven duidelijkheid over de beperkte gezondheidsrisico’s en de mogelijke milieurisico’s van het gebruik van rubbergranulaat.
5. Wanneer wordt de nieuwe norm van kracht?
Het is nu nog niet duidelijk wanneer een nieuwe norm voor PAK's in rubbergranulaat in werking zal treden. Het Nederlandse voorstel zal eerst door twee wetenschappelijke comités worden besproken. Op basis van de opinies van deze comités zal de Europese Commissie in het najaar van 2019 een wetsvoorstel doen voor aanpassing van de norm. Deze zal worden voorgelegd aan alle EU (Europese Unie)-lidstaten voor besluitvorming. De strengere norm kan dan naar verwachting begin 2020 in werking treden.
6. Waarom duurt dit zo lang?
Het is belangrijk om een zorgvuldig besluit te nemen. Daarom kent de Europese besluitvorming bewust verschillende stappen om tot dit besluit te komen. In het geval van grote risico’s kan een versnelde procedure gevolgd worden. Deze versnelde procedure is nu niet nodig, omdat zowel het RIVM als ECHA onlangs hebben geconcludeerd dat het risico voor het sporten op kunstgrasvelden praktisch verwaarloosbaar is.
7. Wordt de norm voor PAK's in granulaat gelijk aan de norm voor consumentenartikelen?
Nee. Bij afleiding van een norm wordt gekeken naar de blootstelling als gevolg van een specifieke toepassing en deze is voor granulaat anders dan voor consumentenartikelen. Bij het maken van het normvoorstel berekende het RIVM op basis van verschillende blootstellingscenario’s de gezondheidsrisico’s specifiek voor het gebruik van rubbergranulaat bij verschillende PAK-concentraties. Hierbij is ook de mogelijkheid van zeer intensieve blootstelling aan het rubbergranulaat meegenomen. De voorgestelde norm geeft een goede bescherming van sporters en spelende kinderen en van werkers die betrokken zijn bij installatie en onderhoud van de velden.
8. Waarom heeft het RIVM alleen naar PAK's gekeken en niet naar andere stoffen, zoals weekmakers en bisfenol A?
Het voorstel richt zich op de PAK's, omdat de bestaande wettelijke mengselnorm voor PAK’s onvoldoende gezondheidsbescherming biedt. Het doel van het restrictievoorstel is om in de wet een norm voor rubbergranulaat op te nemen die wel voldoende beschermend is. Op dit moment onderzoekt ECHA in opdracht van de Europese Commissie of er risico’s voor de gezondheid en het milieu verbonden zijn aan andere stoffen die in rubbergranulaat gevonden worden. Mogelijk volgen hieruit in een later stadium aanvullende maatregelen.
9. Waarom heeft het RIVM bij het maken van het normvoorstel alleen gekeken naar gezondheidskundige effecten van rubbergranulaat?
De gezondheid van de sporters heeft de hoogste prioriteit. Wanneer er ook rekening gehouden zou zijn met mogelijke effecten op het milieu, zou dat het proces voor het vaststellen van een veilige norm voor PAK’s flink kunnen vertragen. De milieurisico’s van gebruik van velden met rubbergranulaat op lange termijn zijn door het RIVM verkend in een studie uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (juli 2018). Deze informatie over milieurisico’s is eveneens met ECHA gedeeld. Op dit moment onderzoekt ECHA in opdracht van de Europese Commissie of er risico’s voor de gezondheid en het milieu verbonden zijn aan andere stoffen die in rubbergranulaat gevonden worden. De bevindingen van het RIVM op het gebied van milieu worden daarin meegenomen. In een ander voorstel van ECHA voor een verbod op een reeks toepassingen van microplastics die niet afbreekbaar zijn in het milieu, constateert ECHA dat de toepassing van rubbergranulaat op sportvelden onder het verbod zou kunnen vallen. Maar ECHA onderzoekt ook of het nodig is rubbergranulaat op sportvelden uit te zonderen van het verbod en of de emissies naar het milieu met andere maatregelen te minimaliseren zijn. De publieke consultatie op het microplastics voorstel loopt tot 20 september 2019.
10. Waarom kijkt het RIVM ook naar de economische consequenties?
Bij het indienen van een REACH-restrictiedossier is het verplicht om ook de sociaal-economische consequenties van het voorstel te beschrijven en dient er een afweging gemaakt te worden tussen maatschappelijke kosten en risico’s. Volgens het RIVM is de voorgestelde norm een proportionele maatregel waarbij de gezondheid van sporters, spelende kinderen en werknemers wordt beschermd.
11. Welke alternatieven heeft het RIVM onderzocht en wat komt hier uit?
In een REACH-restrictiedossier moeten alternatieven voor de toepassing worden onderzocht, in dit geval dus alternatieven voor rubber instrooimateriaal op kunstgrasvelden. Het RIVM heeft een overzicht gemaakt van mogelijke alternatieven. De momenteel meest toegepaste alternatieven TPE, EPDM, kurk en natuurlijk gras zijn vergeleken op basis van criteria zoals beschikbaarheid, risico’s voor mens en milieu, sporttechnische eigenschappen en kosten. De analyse laat zien dat er over de alternatieven veel minder bekend is dan over rubbergranulaat gemaakt van gerecyclede banden. Het is dus lastig een eenduidig beeld te geven over de alternatieven, vooral omdat er grote kwaliteitsverschillen kunnen bestaan tussen alternatieven die verkocht worden op de Europese markt. Op basis van beschikbare informatie zien we dat alternatieven meestal minder schadelijke stoffen bevatten en in lagere concentraties vergeleken met rubbergranulaat. De kostprijs van alternatief instrooimateriaal is over het algemeen hoger vergeleken met rubbergranulaat.
12. Is de uitkomst van risicobeoordeling in het restrictiedossier gelijk aan de conclusies van het RIVM onderzoek naar de gezondheidsrisico’s van rubbergranulaat uit 2016?
De gevonden risico’s zijn in lijn met de eerdere bevindingen van zowel het RIVM (2016) als ECHA (2017). De risicobeoordeling is op een aantal punten verder aangevuld:
- Er is aanvullende informatie verzameld over de PAK-concentraties in rubbergranulaat in heel EU en niet alleen in Nederland;
- Er is ook een beoordeling gemaakt voor werknemers die de velden aanleggen en onderhouden en niet alleen voor sporters;
- In de beoordeling is ook meegenomen dat zeer jonge kinderen spelen op rubbergranulaat (en dus niet alleen voetballen);
- De opname via de mond is aangepast op basis van een update van de internationale richtlijnen hiervoor.
13. Kan ik commentaar geven op het voorstel?
Ja, dat kan. Het Europees Chemicaliën Agentschap organiseerde van 20 september 2018 tot 20 maart 2019 een publieke consultatie waar door verschillende maatschappelijke actoren gebruik van is gemaakt om informatie in te dienen of een mening te geven over het voorstel. De verkregen informatie wordt bij de beoordeling van de wetenschappelijke comités over het Nederlandse voorstel meegenomen. De laatste publieke consultatie zal naar verwachting plaatsvinden van 19 juni tot eind 19 augustus 2019. Deze consultatie richt zich op de concept opinie van het sociaal-economisch analyse Comité over het Nederlandse voorstel.
Onderzoek van de staat Washington
1. Wat is er onderzocht in het rapport van Washington State?
Keeperstrainer Amy Griffin uit de staat Washington heeft een lijst van namen aangelegd van voetballers (keepers) met leukemie. Vanwege de ongerustheid die hierover ontstond en het grote aantal personen op de lijst is het Ministerie van Gezondheid van de staat Washington een onderzoek gestart. Het ministerie heeft onderzocht of het aantal meldingen op de lijst van voetballers uit de staat Washington van Amy Griffin, overeenkomt met het aantal dat kan worden verwacht op basis van gegevens over het optreden van kanker uit de kankerregistratie van de staat Washington.
De vergelijking had betrekking op die personen van de lijst die 6 tot 24 jaar oud waren, bij wie in de periode 2002-2015 kanker is vastgesteld en die op enig moment voetbalden in de staat Washington vóórdat de diagnose werd gesteld. Ook zijn personen van de lijst geïnterviewd over hun voetbalgeschiedenis.
2. Wat is er gevonden?
In totaal stonden er 57 personen uit de staat Washington op de lijst. 27 personen waren tussen de 6 en 24 jaar oud, waarbij kanker is vastgesteld tussen 2002 en 2015 en voetbalden in de staat Washington voordat de diagnose werd gesteld. In totaal zijn er 28 diagnoses van kanker gesteld bij deze mensen (één iemand dubbel) Dit is niet meer dan op grond van de kankerincidentie onder een vergelijkbare leeftijdsgroep in de staat Washington kon worden verwacht: 1.384 gevallen verwacht onder alle voetballers in de staat. Ook het aantal aangetroffen gevallen van leukemie en/of lymfomen op de lijst was aanmerkelijk lager (minder dan 10%) dan werd verwacht op basis van de cijfers uit de kankerregistratie. Soortgelijke bevindingen golden ook voor subgroepen van de lijst (competitiespelers, doelmannen/vrouwen).
De onderzoekers van de staat Washington concluderen dat het aantal kankergevallen dat aan hen is gerapporteerd lager was dan men onder voetballers had verwacht.
3. Is er ook specifiek naar rubbergranulaat gekeken?
Dit onderzoek beperkt zich tot de vergelijking van het aantal gevallen van kanker onder voetballers op Amy’s list met het aantal dat kan worden verwacht op basis van cijfers van de kanker registratie. Er is geen specifiek onderzoek verricht naar de mogelijke risico’s van voetballen op rubbergranulaat. De onderzoekers concluderen dat de onderzoeksbevindingen en de beschouwde literatuur er niet op wijzen dat voetballen op rubbergranulaat kanker veroorzaakt.
4. Wat betekent dit onderzoek nu?
De onderzoekers schrijven dat ze bij de start van het onderzoek ervan uitgingen dat (vrijwel) alle voetballers met kanker uit de staat Washington met de lijst van Amy Griffin waren geïdentificeerd. Na het houden van de interviews achtten de onderzoekers dit uitgangspunt minder aannemelijk, omdat vrouwen, personen uit een specifieke streek uit de staat, competitiespelers en keepers op de lijst oververtegenwoordigd zijn. Als verklaring wordt gegeven dat Amy Griffin een voetbal coach is die vrouwen traint en die, gezien haar achtergrond (voormalig keepster van het Amerikaanse voetbalteam), meer contact heeft met keepers en competitiespelers.
Het RIVM acht onderrapportage van kanker onder voetballers door gebruik van Amy’s list zeer aannemelijk gezien het grote verschil in aangetroffen en verwachte aantal kankergevallen onder voetballers dat in het onderzoek is vastgesteld. Ook de oververtegenwoordiging van specifieke groepen op de lijst wijst erop dat deze selectief tot stand is gekomen. Omdat uit het onderzoek van de staat Washington blijkt dat Amy’s list zeer waarschijnlijk niet volledig en zeker niet representatief is, kan deze lijst nu niet beschouwd worden als een mogelijke aanwijzing dat er sprake zou kunnen zijn van een verhoogd risico door voetballen op kunstgras. Het RIVM concludeert dat het onderzoek van de staat Washington niet leidt tot andere inzichten over de risico’s van voetballen op velden met rubbergranulaat. De conclusie van het rapport van het RIVM blijft dat het verantwoord is om te sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat.