Een team onder leiding van Prof. Jacob de Boer heeft onderzoek gedaan naar de effecten van stoffen die uitlogen uit rubbergranulaat. De VU (Vrije Universiteit) maakt hierbij gebruik van zebravissen-embryo’s. Het RIVM is gevraagd om een reactie op dit onderzoek in relatie tot de conclusie dat het verantwoord is om te sporten op kunstgrasvelden ingestrooid met rubbergranulaat.
Het RIVM heeft contact gezocht met het onderzoeksteam van de VU (Vrije Universiteit) en gevraagd om een toelichting op het onderzoek. Daaruit blijkt:
- Er is geen afgeronde publicatie of rapportage
- Het betreft een aantal testen, van beperkte omvang en van kwalitatieve aard waaruit, ook naar het oordeel van de onderzoekers, op dit moment geen kwantitatieve conclusies zijn te trekken. Het RIVM beschikt niet over de ruwe meetdata.
- Er is veel rubbergranulaat aan water toegevoegd; dat is vervolgens langdurig intensief geschud. Daardoor is er veel uitloging (hogere concentraties in het extract), die naar het oordeel van RIVM niet representatief is voor veldomstandigheden
- Er worden wél duidelijk effecten op de zebravissen-embryo’s gevonden; de embryo’s komen niet tot ontwikkeling
- Er is geen informatie beschikbaar over de stoffen of de combinatie van stoffen die de geconstateerde effecten op de embryo’s kunnen verklaren
Wat leert dit onderzoek ons:
- Er logen stoffen uit (SBR-)rubbergranulaat
- Er komen organische stoffen vrij, niet alleen PAK (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen)’s
- Het is niet duidelijk in hoeverre de bio-actieve stoffen zware metalen betreffen
- Deze stoffen kunnen schadelijk zijn voor organismen, zoals zebravissen. Voor sommige stoffen, zoals zink, zijn zebravissen veel gevoeliger dan mensen.
Dit komt overeen met het RIVM-onderzoek.
Het RIVM neemt het VU-onderzoek serieus. Het onderzoek geeft nieuw inzicht, maar het inzicht is onduidelijk omdat we niet weten om welke stoffen het gaat en in hoeverre de situatie in de proef relevant is voor de blootstelling voor de mens. Dergelijk onderzoek kan resultaten geven over de schadelijkheid van de stoffen die uitlogen uit rubbergranulaat voor het milieu. Het VU zebravis-onderzoek kan ook relevante informatie geven over schadelijke effecten op de mens, maar dit kan pas beoordeeld worden als meer en kwantitatieve informatie voorhanden is.
Het RIVM heeft onderzocht in welke mate stoffen uit het rubbergranulaat vrijkomen en hoe sporters met die stoffen in contact komen. Daarbij zijn de meest informatieve kwantitatieve zoogdier-studies gebruikt om de vertaling te kunnen maken naar effecten voor de mens. In vergelijking met die kwantitatieve zoogdierstudies geeft het huidige onderzoek van de VU geen aanvullende inzichten voor wat betreft de risicoschatting voor de mens.
Op 10 maart hebben de VU en het RIVM gereflecteerd op hun onderzoeken en de berichtgeving daarover in de media. Zowel voor het RIVM al de VU geldt dat blijvende aandacht zal worden geschonken aan het vrijkomen van en blootstelling aan chemische stoffen uit rubbergranulaat. De VU en het RIVM blijven hierover met elkaar in contact. Het 'boek rubbergranulaat' is dus niet gesloten.