Ontwikkeling en gebruik van nanomaterialen richten zich op het helpen van mens en milieu. Denk aan nanomaterialen die het vrijkomen van broeikasgassen verminderen of waarmee vervuilde grond kan worden schoongemaakt. Maar door het gebruik van nanomaterialen komen ook nanodeeltjes vrij in lucht, water en bodem. Wat gebeurt er dan met deze deeltjes in het milieu? Veroorzaken ze risico’s voor mensen, dieren en planten? Het gebruik van nanotechnologie vraagt om antwoorden op deze vragen.

Onderzoek naar milieurisico’s

Het onderzoek naar de mogelijke risico’s van nanodeeltjes op ecosystemen is in volle gang. Het RIVM volgt de ontwikkelingen binnen het milieuonderzoek met veel aandacht en vergroot de kennis. Hiervoor doen we door onderzoek naar:

  • De processen achter het gedrag van nanodeeltjes in het milieu;
  • De gevolgen van nanodeeltjes voor planten en dieren in hun leefomgeving;
  • Het voorspellen van de blootstelling en de gevolgen van nanomaterialen in het milieu;

RIVM zet hierbij vooral in op het gebruik van wetenschappelijke kennis in risicobeleid. Zo kan het RIVM de ministeries beter helpen bij het maken van beleid voor nanotechnologie. Internationaal dragen we bijvoorbeeld bij aan het gebruik van deze kennis in testrichtlijnen van OESO. Hiervoor neemt RIVM ook deel aan de Europese onderzoeksprojecten Gov4nano en NanoHarmony die kennis hiervoor ontwikkelen.

In Europa zijn nu speciale aanpassingen voor nanomaterialen opgenomen in wetten en regels. Maar bedrijven hebben hulp nodig om aan de regels te voldoen. Europese instituten als ECHA (Europees Agentschap voor chemische stoffen) en EFSA (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid) stellen hiervoor documenten op. RIVM draagt kennis aan om te helpen met deze richtsnoeren. We geven bijvoorbeeld advies in expertgroepen van ECHA European Chemicals Agency (European Chemicals Agency) zoals de Nanomaterials Expert Group. En voor EFSA Europese Voedselveiligheidsautoriteit (Europese Voedselveiligheidsautoriteit) hebben we in 2020 een rapport geschreven. Hierin geven we aan waar de documenten van EFSA nu mogelijk niet genoeg helpen.

Verspreiding en gedrag

We weten dat nanodeeltjes uit producten in het milieu vrij kunnen komen. Dit zijn vaak andere deeltjes dan de deeltjes die een bedrijf in een product stopte. Dit komt doordat deeltjes in een product of deeltjes die zijn vrijgekomen kunnen veranderen van vorm en samenstelling. Daarmee hebben deze vrijkomende deeltjes andere eigenschappen dan de deeltjes die oorspronkelijk gemaakt zijn.

In het milieu gedragen nanodeeltjes zich ook anders dan stoffen waar we in wetten en regels rekening mee houden. Zo kunnen nanodeeltjes samenklonteren tot grotere deeltjes. Ook kunnen deeltjes oplossen en daarna weer andere deeltjes vormen.Deze processen zorgen ervoor dat nanodeeltjes zich in het milieu anders verspreiden. Anders dan we kennen van gewone chemicaliën. Samengeklonterde deeltjes zakken bijvoorbeeld sneller naar de bodem van een rivier. Of ze vallen simpelweg uit de lucht op de grond. De modellen die we nu gebruiken voor de risicobeoordeling van stoffen houden hier niet goed rekening mee.

Dit betekent dat we modellen aan moeten passen. Het RIVM heeft daarom het model SimpleBox4nano ontwikkeld. Dit model hebben we speciaal gemaakt om het gedrag van nanodeeltjes te voorspellen. En daarmee hun verspreiding in het milieu en welke planten en dieren met nanodeeltjes in aanraking kunnen komen.

Effecten op ecosystemen

Planten en dieren kunnen nanodeeltjes opnemen via water, lucht en bodem. Of dit nadelige gevolgen heeft, is vaak niet duidelijk. Onderzoek moet hierop antwoord geven. Hiervoor gebruiken onderzoekers vooral regenwormen, planten, en waterorganismen, zoals vissen en algen. Dit maakt duidelijk wat de mogelijke gevolgen voor verschillende soorten kunnen zijn.

Hierna moeten we dit vertalen naar ingewikkelde ecosystemen. Hierbij spelen de relaties tussen planten en dieren in het milieu een belangrijke rol. Het onderzoek van de laatste jaren heeft laten zien dat we bij korte blootstellingen weinig problemen verwachten. Het merendeel van de nanodeeltjes laat in korte testen geen grote invloed zien op plant of dier.

Maar voor de lange blootstelling hebben we wel zorgen. Vooral omdat duidelijke informatie hierover ontbreekt. Onderzoekers zijn dus gestart met proeven die langer duren. Deze moeten duidelijkheid geven over de gevolgen van lange blootstelling aan nanomaterialen. RIVM volgt de internationale ontwikkelingen op dit gebied op de voet. Zo kan het RIVM helpen om de uitkomsten te vertalen van het laboratorium naar het milieu. En wat dit betekent voor beleid.