Hoe goed de griepprik werkt kan per jaar en per persoon verschillen. Dit hangt onder andere af van hoe goed de griepprik past bij de griepvirussen die er in die winter zijn. Ook speelt de weerstand van de persoon die de griepprik krijgt een rol. Hoe beter de weerstand is, hoe beter de griepprik in het algemeen werkt.
De werking hangt af van uw weerstand
De werking van de griepprik verschilt per persoon en is afhankelijk van de weerstand, leeftijd en gezondheid van de persoon die de griepprik krijgt. De griepprik werkt over het algemeen minder goed als uw eigen afweersysteem minder goed werkt. Dit kan komen door ouderdom, ziekte of door medicijnen die u gebruikt. Uw lichaam maakt dan na de vaccinatie te weinig afweerstoffen tegen het griepvirus.
Toch kan iemand met een minder goede weerstand, nadat hij de griepprik heeft gehad voldoende afweerstoffen maken en beschermd zijn tegen de griep. En als hij toch griep krijgt, zorgt de griepprik er meestal voor dat hij minder ernstig ziek wordt. De griepverschijnselen zijn dan vaak minder erg en de kans op complicaties, zoals een longontsteking, is kleiner.
Voor mensen met een verminderde weerstand is het zinvol om echt ieder jaar de griepprik halen. Zij lopen namelijk een groter risico om ernstig ziek te worden van de griep. Ook is de kans groter dat ze ernstige complicaties krijgen of zelfs overlijden aan de griep.
De werking hangt af van hoe goed de griepprik past bij de griepvirussen
Er zijn veel verschillende soorten griepvirussen. Deze griepvirussen veranderen steeds. In het voorjaar wordt gestart met het maken van de griepprik. Deskundigen bekijken dan welke griepvirussen waarschijnlijk wereldwijd gaan komen in de winter. Vier van die virussen worden in de griepprik voor de komende winter opgenomen.
Het duurt ruim een half jaar om de griepprik te maken. In deze tijd kunnen nieuwe varianten van griepvirussen ontstaan. Tegen die nieuwe varianten werkt de griepprik dan mogelijk minder goed. De werking van de griepprik hangt dus af van hoe goed de griepprik past bij de virussen die er op dat moment zijn.
Hoe goed de griepprik werkt hangt ook af van de hoeveelheid virussen die rond gaan (de infectiedruk). En natuurlijk telt ook hoe ernstig ziek die virussen de mensen kunnen maken.
Samenstelling griepprik
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO (World Health Organization )) adviseert over de samenstelling van de griepprik. Dit doen ze twee keer per jaar. In februari voor de landen in het noordelijk halfrond zoals Nederland en in september voor het zuidelijk halfrond (bijv. Australië). De WHO krijgt van veel landen informatie over welke virussen er de afgelopen periode rondgingen. Op basis daarvan wordt een inschatting gemaakt welke vier typen griepvirussen er in de griepprik moeten komen om de best mogelijke bescherming te bieden.
Het duurt vervolgens ruim een half jaar om de griepprik te ontwikkelen. Dit is gerekend vanaf het moment dat bekend is welke griepvirussen er in de griepprik moeten komen tot het moment waarop de griepprik in de koelkast bij de huisartsen en zorginstellingen ligt.
In Nederland gebruiken we de vier componenten (quadrivalent) griepprik. Dit houdt in dat de griepprik beschermt tegen vier typen griepvirussen. Dus er zitten onschadelijke stukjes van vier griepvirussen in de griepprik. Dit zorgt voor een zo breed mogelijke bescherming.
Bestanddelen in de griepprik
Er zijn drie verschillende soorten bestanddelen:
- Werkzame delen: delen van de griepvirussen waartegen bescherming wordt opgebouwd. Bij de in Nederland gebruikte griepvaccins zijn dat delen van onschadelijke, geïnactiveerde (dode) influenzavirussen.
- Hulpstoffen: stoffen die aan het vaccin worden toegevoegd zodat het vaccin beter werkt, stoffen die de houdbaarheid verlengen en stoffen die de toediening van het vaccin makkelijker maken.
- Reststoffen. Dit zijn de resten van stoffen die tijdens het maken van het vaccin zijn gebruikt. Na productie worden ze zoveel mogelijk uit het vaccin gehaald. Zeer kleine hoeveelheden kunnen nog achterblijven. Voorbeelden zijn antibiotica, kippenei-eiwitten en formaldehyde.
Er bestaan twee typen griepvirus die griep bij mensen veroorzaken: type A en B. Het type A kent 29 subtypen (18 van het hemagglutinine (H)- en 11 van neuraminidase (N)). Die komen vooral voor bij watervogels. Deze subtypen kunnen in allerlei verschillende combinaties voorkomen. De A-subtypen die elke winter bij mensen ziekte veroorzaken zijn A(H1N1) en A(H3N2). Type B virussen komen alleen bij mensen voor en in twee verschillende evolutionaire lijnen.
Elke winter veroorzaakt meestal minstens één van de A-subtypen en één van de B-lijnen de jaarlijkse griepepidemie. Welke dat zullen zijn is moeilijk te voorspellen en kan ook ieder jaar anders zijn. Daarom nemen vaccinproducten vier verschillende dode griepvirussen op in de griepprik (twee van de A-subtypen en twee van de B-lijnen).
Omdat het griepvirus slordig is in het kopiëren van haar eigen erfelijk materiaal, kunnen er gemakkelijk virusvarianten ontstaan die niet in de griepprik zitten. Daardoor gaan er wereldwijd elk jaar iets andere griepvirussen rond. Daarop passen vaccinproducenten de griepprik elk jaar aan. Dit is één van de redenen waarom u de griepprik elk jaar weer opnieuw moet halen. Een andere reden is dat de griepprik bij de meeste personen ongeveer 6 maanden beschermt.
We spreken van een vaccinmismatch als één of meer van de vier griepvirussen die in de griepprik zitten niet of voor een deel niet hetzelfde zijn als de griepvirussen die rondgaan. Dit kan ertoe leiden dat de griepprik minder goed werkt en dus slechter beschermt tegen de griep. Een mismatch van de griepprik betekent niet altijd dat de griepprik helemaal niet meer beschermt. Het is ook mogelijk dat er een kleine mismatch is. Dit betekent dat er een klein verschil zit tussen de griepvirussen die in de griepprik zitten en de griepvirussen die rondgaan. Hoe groter de mismatch is, hoe minder de werkzaamheid van de griepprik over het algemeen is.
Soms kan er een hele nieuwe combinatie van verschillende typen griepvirussen ontstaan dat nieuw is voor de mens. Meestal komt dit dan van dieren. In dat geval geeft dat een grote vaccinmismatch. Dan is er helemaal geen overeenkomst meer tussen het griepvirus dat in de griepprik zit en het griepvirus dat rondgaat. In dat geval beschermt de griepprik niet of nauwelijks meer. Daarom is het belangrijk dat er het hele jaar door onderzoek gedaan wordt naar de griepvirussen die rondgaan en de werkzaamheid van de griepprik.
De griepvirussen die nu rondgaan zijn anders dan de griepvirussen in de griepprik. Daardoor werken de afweerstoffen die door de griepprik zijn aangemaakt niet perfect tegen de griepvirussen die nu rondgaan. De griepprik biedt nog steeds bescherming.
Het griepvirus heeft levende cellen nodig om te groeien. Zo werkt dat voor alle virussen. In de griepprik zitten stukjes van dood griepvirus. Om dat griepvirus te laten groeien gebruiken producenten vaak kippeneieren. Zo kunnen er op grote schaal in korte tijd veel griepprikken gemaakt worden.
Bij het produceren van een grote hoeveelheid griepvaccins wereldwijd worden hiervoor kippeneieren gebruikt. Kippenei-eiwit behoort is daarom één van de reststoffen in de griepprik. Na het groeien maken de producenten de vaccins zeer goed schoon. Maar het is niet helemaal uit te sluiten dat er nog hele kleine restjes van het kippenei-eiwit in de griepprik zitten. Daarom staat deze stof genoemd in de bijsluiter.
Ja, er zijn griepprikken waarbij geen kippeneieren worden gebruikt voor het groeien van het griepvirus. Deze vaccins gebruiken andere levende cellen voor het laten groeien van het virus. Een nadeel van dit type vaccin is dat het veel lastiger is om in korte tijd veel griepprikken te maken. Daarom is het geen optie voor de jaarlijkse griepprik en worden deze prikken dus ook niet gegeven.
Ja. Eigenlijk mag u met een kippenei-eiwitallergie gewoon worden gevaccineerd. De arts die de griepprik zet kan samen met u goed beoordelen of de voordelen van vaccinatie opwegen tegen de eventuele risico’s.
Heeft u eerder na de griepprik een heftige, acute allergische reactie (anafylaxie) gehad? Dan is het advies om na de vaccinatie minimaal 30 minuten op de priklocatie te blijven. Dan kan de huisarts, wanneer dat nodig is, meteen behandelen. Heeft u hierover vragen? Overleg dan met uw huisarts.
Nee, er zit geen thiomersal in de griepprik die in de jaarlijkse griepcampagne wordt gebruikt. Dat heeft er ook niet ingezeten. Thiomersal heeft wel in het vaccin tegen de Mexicaanse griep in 2009 gezeten. Maar dat vaccin is niet meer in gebruik.
Tijdens het maken van de griepprik voegen producenten antibiotica toe. Dit doen ze om er voor te zorgen dat bacteriën niet in het vaccin kunnen groeien. Na het maken worden de vaccins zeer goed schoongemaakt. Maar het is niet helemaal uit te sluiten dat er nog hele kleine restjes antibiotica aanwezig zijn. Dit noemen we sporen. Daarom staat deze stof genoemd in de bijsluiter.
In de griepprik die jaarlijks wordt gebruikt, kunnen mogelijk sporen van het antibioticum neomycine in het vaccin Vaxigrip Tetra® zitten en gentamycine in het vaccin Influvac Tetra®.
Ja. Bij het maken van de griepprik wordt antibiotica zoals neomycine, polymyxine B, streptomycine en gentamicine toegevoegd. Heeft u een bewezen ernstige allergische reactie (anafylaxie) na gebruik met deze antibiotica gehad? Dan mag u de griepprik niet krijgen. Overleg dan met uw huisarts.
De kleine restjes van antibiotica die in de griepprik kunnen zitten hebben bijna nooit reacties tot gevolg. Daar zijn een aantal redenen voor:
- Het gaat om hele kleine hoeveelheden gaat. Dit noemen we sporen;
- Doordat de antibiotica die gebruikt worden voor de griepprik andere antibiotica zijn dan de antibiotica die meestal via de mond (oraal) worden gegeven. Penicillines, cefalosporines en sulfamedicijnen zijn daar voorbeelden van;
- De gebruikte antibiotica in de griepprik geven geen zogenoemde acute-fase / anafylactische reacties. Maar bij hoge uitzondering een ander soort allergische reactie, te merken aan een milde lokale huidreactie.