Silica wordt als antiklontermiddel gebruikt in voedingsmiddelen, zoals keukenzout of koffiecreamer. Er staat dan E551 tussen de ingrediënten op de verpakking. E551 bestaat uit silica nanodeeltjes die samenklonteren tot veel grotere deeltjes. Daarom beschouwt met name de levensmiddelenindustrie E551 soms niet als nanomateriaal. Maar grotere silicadeeltjes kunnen even schadelijk zijn als kleinere. Daarnaast kunnen silicadeeltjes ook door andere eigenschappen van elkaar verschillen. We moeten beter onderzoeken welke effecten die verschillen hebben op de mogelijke schadelijkheid.
Verschillende eigenschappen
Silica dat gebruikt wordt als antiklontermiddel (E551) is Synthetisch Amorf Silica, ofwel SAS. Afhankelijk van de productiemethode kunnen SAS-deeltjes verschillende eigenschappen hebben, zoals verschillen in grootte. Producenten kunnen SAS met verschillende eigenschappen als E551 gebruiken omdat er weinig voorwaarden zijn. De Europese voedselautoriteit EFSA concludeerde in 2018 dat deze voorwaarden onvoldoende zijn op basis van de huidige inzichten. Verschillen in SAS-deeltjes kunnen van invloed zijn op de opname en de verdeling in het lichaam en de mogelijke schadelijkheid. Dit maakt de risicobeoordeling van SAS, en dus van E551, lastig. Over het algemeen denkt men dat samengeklonterde SAS-deeltjes minder schadelijk zijn dan de kleinere SAS-nanodeeltjes.
Primaire deeltjesgrootte van doorslaggevend belang
Belgische onderzoekers deden een studie met gekweekte cellen naar de toxicologische effecten van SAS-deeltjes. Daaruit bleek dat in sommige testen grotere, samengeklonterde SAS-deeltjes even schadelijk kunnen zijn als kleinere. Deze grotere klonten waren 600 nanometer groot, de kleinere klonten 100 nanometer. Voor de uiteindelijke schadelijkheid van SAS-deeltjes is dus niet de mate van klontering en de afmeting van de klont van belang. Maar wel de grootte van de primaire SAS-deeltjes van het materiaal. De Belgische onderzoekers betogen daarom dat de definitie van nanomaterialen van de primaire deeltjes uit moet gaan. Dat betekent dat men ook grotere, samengeklonterde deeltjes als nanomateriaal moet beschouwen, waar deze bestaan uit primaire deeltjes kleiner dan 100 nm.
SAS meten in voeding
Voor de risicobeoordeling van SAS en E551 is het dus van belang om te weten wat grootte en oppervlakte van de SAS-deeltjes in voedsel zijn. Maar deze metingen kunnen zelf ook bijvoorbeeld de grootte van de SAS-deeltjes veranderen. Sommige meetmethoden zorgen namelijk dat SAS-deeltjes samenklonteren. In dat geval geven de metingen onvoldoende informatie over de oorspronkelijke deeltjesgrootte van SAS. Het bepalen van de eigenschappen van SAS-deeltjes in voedingsmiddelen is erg ingewikkeld. Het Joint Research Centre, JRC (Joint Research Centre), van de Europese Commissie doet onderzoek naar een geschikte methode. Ze doet aanbevelingen hiervoor in een recente wetenschappelijke publicatie.
Wat vindt het RIVM?
Het Belgische onderzoek betoogt dat men ook grotere, samengeklonterde deeltjes als nanomateriaal moet zien, waar deze bestaan uit primaire deeltjes kleiner dan 100 nm. Dat is in overeenstemming met de huidige EU (Europese Unie)-definitie van een nanomateriaal (2011/696/EU). Maar de levensmiddelenindustrie interpreteert mogelijk de huidige EU-definitie van een nanomateriaal anders. Tot op heden vermeldt zij zelden ‘[nano]’ achter E551 in de ingrediëntenlijst van levensmiddelen. Terwijl dit volgens de regelgeving voor voedselinformatie aan consumenten (Verordening (EU) 1169/2011) verplicht is voor alle ‘technisch vervaardigde nanomaterialen’. Het RIVM heeft dit punt al eerder gesignaleerd (zie ook de KIR signaleringsbrief Nr.2 uit 2018). Ook omdat er aanwijzingen zijn dat SAS-deeltjes onder de condities van het maagdarmkanaal kunnen samenklonteren en vervolgens weer uit elkaar kunnen vallen tot deeltjes waarvan een aanzienlijk deel uit SAS-nanodeeltjes bestaat.
Duidelijkheid over de veiligheid van E551 is belangrijk. Men moet daarom de effecten van verschillende eigenschappen van SAS-deeltjes op de mogelijke schadelijkheid beter onderzoeken. Dat zal bijdragen aan duidelijkere voorwaarden voor het SAS dat als E551 mag worden gebruikt. Ook grotere, samengeklonterde deeltjes spelen in deze beoordeling een rol. En een goede standaardmethode voor van meten van SAS in voedsel is daarbij van belang. Het genoemde onderzoek door JRC draagt daaraan bij.
Het RIVM zal in 2020 een risicobeoordeling uitvoeren van de blootstelling aan SAS na inslikken. Het RIVM betrekt hierin nieuwe studies. Waaronder een onderzoek waarin de concentraties silicium en SAS-deeltjes in organen van overleden personen zijn gemeten.
Meer artikelen: Thema Voeding
- Health Canada en FSANZ: Titaniumdioxide (E 171) veilig voor gebruik in voedsel
- Veiligheid van nanocellulose in ons voedsel
- Waarom de risicobeoordeling van SAS (E 551) zo lastig is
- Voedseladditief E 171 (titaniumdioxide) wordt niet meer als veilig gezien
- Zilver nanodeeltjes in voedsel
- Welke ontwikkelingen van nanovoeding verdienen aandacht?
- Wat zijn de effecten van titaniumdioxide in voeding (E171)?
- Hoe schadelijk is (nano)silica in voedingsmiddelen?
- Frankrijk laat voedseladditief E171 (titaniumdioxide) niet meer toe
- Nieuwe methode voor genetisch modificatie van planten met koolstof nanobuisjes
- Veel discussie in Europa over titaniumdioxide in voeding (E171)
- Titaniumdioxide nanodeeltjes in lever en milt van de mens
- Vermelding nanomaterialen op etiketten nog niet op orde.
- Nieuwe EFSA-leidraad voor de risicobeoordeling van nanomaterialen
- Overzicht van gezondheidsrisico's synthetisch amorf silica als voedseladditief
- ‘Functional foods’: Nano-ijzer voor toevoeging aan levensmiddelen