Het Euratom-verdrag uit 1957 verplicht alle landen van de Europese Unie om periodiek de radioactiviteit in het milieu en in voedsel te meten. Oorspronkelijk was deze controle bedoeld om radioactieve neerslag te meten van kernproeven in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Later werden de controles uitgebreid als gevolg van het gebruik van kernenergie. Nederland volgt de aanbevelingen uit 2000 op bij de metingen in het milieu en in voedsel. De aanbevelingen beschrijven in grote lijnen wat er moet worden gecontroleerd.
RIVM milieumonitoring
Radioactiviteit komt van nature voor. Daarom is het nuttig om radioactiviteit in het milieu en in voedsel te monitoren zelfs als er geen stralingsincident of kernongeval is. Ook dan is het goed te weten wat de blootstelling van de bevolking aan radioactiviteit is. Verder kunnen zo ongewone radioactiviteitsniveaus worden opgespoord. Deze kunnen veroorzaakt worden door een incident of door natuurlijke omstandigheden, zoals de aanwezigheid van Saharazand in de lucht bij langdurige wind uit het zuiden.
Een aantal organisaties verzorgt samen deze monitoring. Elke organisatie heeft een eigen aandachtgebied. Het RIVM monitort de hoeveelheid radioactiviteit in de lucht en in neerslag. Ook meet het RIVM de stralingsdosis in de omgeving. Rijkswaterstaat, drinkwaterbedrijven, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en Wageningen Food Safety Research nemen een ander deel van de wettelijke monitoringstaken voor hun rekening.
Het RIVM verzamelt alle metingen en doet hiervan verslag aan de Europese Commissie.