Een groot deel van de Nederlandse bevolking heeft door vaccinatie en/of infectie een goede bescherming  tegen COVID-19 opgebouwd. Uit onderzoek weten we dat de opgebouwde afweer vooral  beschermt  tegen ernstige ziekte, en minder goed tegen infectie. Onder ernstige ziekte verstaan we dat er een ziekenhuisopname nodig is of dat iemand aan de infectie overlijdt. 

Er zijn 2 groepen met groter risico op ernstig verloop van COVID-19. 

  1. Mensen die  behoren tot een risicogroep door hoge leeftijd of onderliggende aandoening, vooral als ze niet gevaccineerd zijn.
  2. Mensen met ernstige afweerstoornissen (immuungecompromitteerden) bij wie de vaccinatie onvoldoende werkzaam kan zijn. Deze mensen hebben een extra prik in basisserie gekregen en daarna 1 of meer herhaalprikken. Gelukkig hebben daardoor veel mensen met een immuunstoornis wel bescherming kunnen opbouwen. Maar soms is de afweerstoornis zo ernstig, dat de vaccinaties minder goed kunnen beschermen tegen ernstige ziekte.

Risicogroepen door hoge leeftijd of onderliggende aandoening voor ernstig verloop van COVID-19

Mensen uit onderstaande groepen hebben een verhoogd risico op ernstig verloop van COVID-19, vooral als zij geen afweer hebben door vaccinaties en/of doorgemaakte infectie. Wanneer je tot een van deze risicogroepen behoort, dan is het extra belangrijk dat je een vaccinatie tegen COVID-19 en ook de herhaalprik haalt. Door vaccinatie ben je over het algemeen goed beschermd tegen ernstige ziekte.

  • Mensen ouder dan 70 jaar. Zij hebben een verhoogd risico op ernstig verloop van COVID-19. Dat blijkt uit internationaal onderzoek. 
  • Volwassenen (ouder dan 18 jaar) met onderliggende ziekten 
    Het gaat om (één van) de volgende aandoeningen:
    • Mensen met chronische luchtweg- of longproblemen die onder behandeling van een longarts zijn.
    • Chronische hartpatiënten die daardoor in aanmerking komen voor een griepprik.
    • Mensen met diabetes die slecht ingesteld zijn en/of met complicaties. 
    • Mensen met een nierziekte die moeten dialyseren of wachten op een niertransplantatie. 
    • Mensen met een verminderde weerstand tegen infecties doordat zij medicijnen gebruiken voor een auto-immuunziekte en mensen die een orgaan of stamceltransplantatie hebben ondergaan. Mensen die een bloedziekte hebben.  Mensen met een verminderde weerstand doordat ze weerstand verlagende medicijnen nemen. Kankerpatiënten tijdens of binnen 3 maanden na chemotherapie en/of bestraling. Mensen met ernstige afweerstoornissen waarvoor zij behandeling nodig hebben van een arts. Mensen die geen milt hebben, of een milt die niet functioneert, lopen geen extra risico op ernstige COVID-19, maar wel op een mogelijke (secundaire) infectie met pneumokokken. 
    • Mensen met een hiv humaan immunodeficientievirus (humaan immunodeficientievirus)-infectie die (nog) niet onder behandeling zijn van een arts of met een hivinfectie met een CD4 cluster of differentiation 4 (cluster of differentiation 4) cluster of differentiation 4  cluster of differentiation 4 getal onder <200/mm2. Mensen met ernstige leverziekte. 
    • Mensen met zeer ernstig overgewicht.
    • Mensen met het syndroom van Down.

Voor kinderen geen extra adviezen nodig

Voor de meeste kinderen met een chronische ziekte of aandoening zijn er geen aanvullende adviezen vanwege corona. Als dat wel zo is, zal de kinderarts dat met de ouders bespreken. Lees meer over de coronaprik voor kinderen

Risicogroepen waarbij het vaccin mogelijk onvoldoende werkzaam is

Mensen met een ernstige afweerstoornis hebben soms na een vaccinatie nog onvoldoende afweer tegen COVID-19. Zij dan niet goed beschermd zijn. Het is nog niet voor iedere individuele patiënt goed te voorspellen of vaccinaties voldoende beschermen.

Omdat door bij een afweerstoornis de kans groter is dat vaccinatie minder goed werkt, worden bij  deze  patiëntengroepen voor de zekerheid een extra vaccinatie in de basisserie geadviseerd. De basisserie bestaat dan uit 3 prikken, in plaats van 1 of 2.  Door deze extra vaccinatie is er bij de meesten van deze personen een bescherming tegen ernstige COVID-19 mogelijk.

Het gaat om (één van) de volgende situaties:

  • Na orgaantransplantatie.
  • Na beenmerg- of stamceltransplantatie (autoloog of allogeen)*.
  • Patiënten die behandeling voor een kwaadaardige hematologische aandoening ondergaan of recent hebben ondergaan, waaronder CAR(Chimere Antigeen Receptor)-T cel therapie*.
  • Alle patiënten met een hematologische maligniteit waarvan bekend is dat dit geassocieerd is met ernstige immuundeficiëntie (bijv. chronische lymfatische leukemie, multiple myeloom, ziekte van Waldenström)*.
  • Alle kankerpatiënten (solide tumoren) die minder dan 3 maanden voor hun COVID-19 vaccinaties chemotherapie en/of immune checkpoint inhibitors toegediend kregen.
  • Alle nierpatiënten, die door een specialist gecontroleerd worden, met eGFR <30ml/min^1.73m2 met immunosuppressiva.
  • Alle dialysepatiënten.
  • Personen met primaire immuundeficiëntie waarbij hun specialist dat geïndiceerd vindt (volgens gedefinieerde lijst met indicaties door de Nederlandse Internisten Vereniging). 
  • Patiënten die behandeld worden met de volgende immunosuppressiva: 
    • B-cel depleterende medicatie: anti-CD20 therapie, zoals Rituximab, Ocrelizumab; 
    • sterk lymfopenie-inducerende medicatie: fingolimod (of soortgelijke S1P agonisten),
    • cyclofosfamide (zowel pulsen als hoog oraal); 
    • mycofenolaat mofetil in combinatie met langdurig gebruik van 1 of meerdere andere immunosuppressiva.
  • Patiënten met neurologische aandoeningen waardoor de ademhaling gecompromitteerd is.

* wanneer hiervoor onder behandeling of in de afgelopen 2 jaar hiervoor onder behandeling geweest.