Omdat de meeste luchtweginfecties vooral in de winter voorkomen, worden de data voor influenza en RS-virus (Respiratoir Syncytieel-virus ) gepresenteerd voor een respiratoir (luchtweg) seizoen dat loopt van week 40 van het ene jaar tot en met week 20 van het daaropvolgende jaar. Voor het coronavirus SARS (severe acute respiratory syndrome)-CoV-2, dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt, wordt ook week 21 t/m 39 van 2024 beschreven, de periode voorafgaand aan het respiratoir seizoen 2024/2025. Voor meer details over de verschillende surveillance bronnen, zie achtergrond en methoden over de respiratoire surveillance van 2024/2025 (in het Engels).
SARS-CoV-2 ook buiten het respiratoire seizoen
Het coronavirus SARS-CoV-2 heeft (nog) geen stabiel seizoenspatroon en verheffingen komen ook buiten het respiratoir seizoen voor. Voorafgaand aan het respiratoire seizoen 2024/2025 waren er in de zomer (week 24-32) en de herfst (week 36-46) van 2024 verheffingen in de circulatie van het SARS-CoV-2 virus in Nederland. Vervolgens daalde de hoeveelheid SARS-CoV-2 in alle bronnen. Vanaf begin 2025 tot en met het einde van het respiratoir seizoen bleef de circulatie van het virus op een laag niveau. De twee verheffingen in de zomer en herfst van 2024 waren relatief laag ten opzichte van verheffingen in 2022 en 2023.
Verspreiding SARS-CoV-2
De hoeveelheid SARS-CoV-2-virusdeeltjes in het rioolwater lag tijdens de pieken van de verheffingen in de zomer en herfst van 2024, lager dan tijdens de piek van de verheffing eind 2023 (figuur 1). In Infectieradar was een vergelijkbaar patroon te zien. Het hoogste aandeel deelnemers aan Infectieradar dat een positieve coronazelftest rapporteerde tijdens de verheffingen in de zomer en herfst van 2024 was respectievelijk 1,7% en 1,5%. Dit was lager dan het aandeel van 3,6% dat tijdens de piek eind 2023 werd gezien (figuur 2). In de monsters afgenomen in de huisartspraktijk werd in de verheffing in de zomer, en in het begin van de verheffing in de herfst, relatief vaak SARS-CoV-2 aangetoond (figuur 3). Aan het eind en na het respiratoir seizoen is het aantal patiënten dat de huisarts bezoekt met luchtweginfecties relatief laag en worden er daarom ook weinig monsters afgenomen. Het wekelijkse percentage monsters positief voor coronavirus SARS-CoV-2 fluctueert daardoor sterk in deze periode. Dit is zichtbaar in week 19 van 2025 (figuur 3). Toen was een hoog percentage van de monsters positief voor SARS-CoV-2 maar dit was gebaseerd op slechts drie monsters.
In de virologische weekstaten werd op het hoogste niveau van de verheffingen in de zomer en herfst per week ongeveer 500 keer SARS-CoV-2 gevonden in patiënten (figuur 4). Sinds het respiratoire seizoen 2023/2024 zijn meer laboratoria het aantal uitgevoerde testen gaan melden in aanvulling op het aantal positieve testuitslagen. Daardoor kan nu ook het percentage monsters dat positief is voor SARS-CoV-2 worden weergegeven. Het hoogste percentage positief per week was tijdens de verheffingen in de zomer en herfst respectievelijk 18,3% en 17,1% (figuur 5).
Ziekenhuisopnames en sterfte SARS-CoV-2
Het landelijk coördinatiecentrum patiënten spreiding (LCPS) monitort het aantal ziekenhuisopnames van patiënten met een SARS-CoV-2 infectie. Sinds 1 juli 2024 leveren rond de 50 ziekenhuizen nog geautomatiseerd gegevens aan het LCPS, daarvoor werden gegevens verzameld van alle ziekenhuizen. Tijdens de SARS-CoV-2 verheffingen in zomer en herfst 2024 steeg het aantal ziekenhuisopnames op verpleegafdelingen (figuur 6). Het aantal opnames op de pieken van deze verheffingen was minder dan de helft van het wekelijkse aantal opnames tijdens de pieken van de verheffingen in de respiratoire jaren 2022 en 2023 (figuur 6). De COVID-19 klinische registratie van Stichting NICE is per 1-4-2024 gestopt. Door het ontbreken van patiëntkenmerken in de LCPS data kan in dit rapport geen overzicht meer worden gegeven van de leeftijdsverdeling van opgenomen patiënten.
Vanaf dit jaar ontvangt het RIVM via NICE data van het aantal patiënten dat vanwege een acute luchtweginfectie (SARI) werd opgenomen op de Intensive Care (IC). In de data van 15 IC (Intensive care)’s was tijdens de verheffingen van SARS-CoV-2 in de zomer en herfst van 2024 geen duidelijke verheffing te zien in het wekelijkse aantal SARI (severe acute respiratory infections)-IC opnames.
Tijdens de verheffingen van het coronavirus SARS-CoV-2 in zomer en herfst 2024 was er, voor het eerst in de periode na de COVID-19 pandemie, geen sprake van oversterfte.
Subvarianten van het coronavirus SARS-CoV-2
In de nationale SARS-CoV-2 kiemsurveillance is te zien dat sinds begin 2024 de SARS-CoV-2-subvariant JN.1 in meer dan 90% van de onderzochte SARS-CoV-2 positieve monsters gevonden wordt. Vanaf het najaar van 2024 waren vooral de JN.1 subvarianten KP.3 en XEC aanwezig (figuur 7). Het beeld in rioolwater komt over het algemeen overeen met dat in de kiemsurveillance. Er zijn geen aanwijzingen dat JN.1 varianten ernstigere ziekte veroorzaken dan eerdere omikron-varianten.
Coronavaccinatie
De najaarsronde COVID-19-vaccinatie voor mensen van 60 jaar en ouder en specifieke risicogroepen liep van 16 september tot en met 6 december 2024. De vaccinatiegraad voor de totale groep 60-plussers in de najaarsronde was 46,6%, en was het hoogst (60,7%) voor de 80-84 jarigen. Schattingen van de vaccin-effectiviteit van de 2024 najaarsronde zijn nog niet beschikbaar. Het meest recente overzicht van gegevens over vaccin-effectiviteit is beschreven in de COVID-19-vaccinatie kennisupdate voor de Gezondheidsraad.
Fig 3 vir pos NPS
Sla de grafiek Figuur 3. Percentage monsters van ARI-patiënten (inclusief influenza-achtig ziektebeeld) bij de huisarts, positief voor SARS-CoV-2, per week, van week 40 van 2020 tot en met week 20 van 2025. (Bronnen: Nivel peilstations en NIC-locatie RIVM) over en ga naar de datatabelFig 4 SARS-CoV-2 vir wk
Sla de grafiek Figuur 4. Aantal wekelijks gerapporteerde SARS-CoV-2-detecties in de virologische weekstaten, van week 12 van 2023 (na het sluiten van de GGD teststraten) tot en met week 20 van 2025. (Bron: Virologische weekstaten, NWKV) over en ga naar de datatabelLet op: Deze data is eigendom van de laboratoria die deelnemen aan de virologische weekstaten, vertegenwoordigd door het bestuur van de Nederlandse Werkgroep voor Klinische Virologie (NWKV). Het database beheer ligt bij het RIVM. Verder gebruik van deze data is niet toegestaan zonder toestemming. Toestemming voor gebruik van deze data kan aangevraagd worden door contact op te nemen via virweekstaten@rivm.nl.
Fig 5 SARS-CoV-2 vir wk perc
Sla de grafiek Figuur 5. Wekelijks percentage monsters dat positief getest is voor SARS-CoV-2, gerapporteerd in de virologische weekstaten, van week 40 van 2023 tot en met week 20 van 2025. (Bron: Virologische weekstaten, RIVM) over en ga naar de datatabelLet op: Deze data is eigendom van de laboratoria die deelnemen aan de virologische weekstaten, vertegenwoordigd door het bestuur van de Nederlandse Werkgroep voor Klinische Virologie (NWKV). Het database beheer ligt bij het RIVM. Verder gebruik van deze data is niet toegestaan zonder toestemming. Toestemming voor gebruik van deze data kan aangevraagd worden door contact op te nemen via virweekstaten@rivm.nl.
Inhoudsopgave surveillance luchtweginfecties
Meer over surveillance luchtweginfecties