Het RIVM houdt veranderingen in het coronavirus SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV coronavirus (coronavirus)-2 en de gevolgen ervan goed in de gaten. Als een virus zich vermenigvuldigt, kan het steeds een heel klein beetje veranderen. Meestal is die verandering (of: mutatie) zo klein dat het bijna geen invloed heeft op de eigenschappen van het virus zoals hoe ziek je wordt en hoe het virus zich verspreidt. Soms zorgt een verandering er wel voor dat een virus zich anders gedraagt en bijvoorbeeld makkelijker verspreidt. 

Er zijn inmiddels veel verschillende varianten van SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV coronavirus (coronavirus)-2. Het RIVM onderzoekt welke varianten er in Nederland aanwezig zijn en of ze toenemen in aandeel van het aantal infecties. Hiervoor worden SARS-CoV-2 positieve monsters uit het hele land nader onderzocht om te bepalen welke variant aanwezig was. 

Deze kiemsurveillance is belangrijk om te weten of nieuwe varianten met gewijzigde eigenschappen mogelijk ook toenemen in Nederland. Door sommige veranderingen (mutaties) kan een variant zich sneller verspreiden of worden mensen ernstiger ziek. Andere mutaties zorgen ervoor dat het virus van uiterlijk verandert, waardoor het minder goed wordt herkend door het afweersysteem na een eerdere infectie of na vaccinatie. 

Ook binnen de Nationale Rioolwater Surveillance van het RIVM wordt onderzoek gedaan naar het voorkomen van verschillende (sub)varianten van het virus. 

Huidige situatie: BA.2.86 subvariant JN.1 komt het meeste voor in Nederland

Sinds begin van 2022 zien we vooral veel verschillende varianten rondgaan die allemaal bij de omikron-familie horen: de subvarianten BA.1 t/m BA.5.  Binnen deze subvarianten zien we weer veranderingen ontstaan. Er zijn ook varianten ontstaan  die bestaan uit combinaties van eigenschappen van varianten, de zogenaamde recombinanten (zoals de XBB varianten, inclusief XBB.1.5, XBB.1.9 XBB.1.16 en EG Europese Gemeenschap (Europese Gemeenschap).5). Dit zien we ook in het buitenland. 

Tussen week 7  en week 45was EG.5 verantwoordelijk voor de meeste besmettingen in Nederland. EG.5 is een XBB.1.9 subvariant die door de WHO World Health Organization (World Health Organization) aangemerkt is als ‘Variant of Interest (VOI)’, vanwege mogelijk gewijzigde eigenschappen t.o.v. eerder varianten. Sinds week 46 komt BA.2.86, een BA.2 subvariant die ook als VOI is aangemerkt door de WHO, het meeste voor in de kiemsurveillance. Sinds week 48 zijn BA.2.86 subvarianten dominant in Nederland.  JN.1, een subvariant van BA.2.86, die door de WHO als VOI is aangemerkt komt het meeste voor in Nederland. BA.2.86 varianten tonen veel genetische verschillen ten opzichte van de andere varianten die nu circuleren en wordt daarom wereldwijd nauwlettend gevolgd. Er zijn nu geen aanwijzingen dat deze subvarianten ziekmakender zijn dan de eerdere omikron-varianten. 

Het beeld in rioolwater komt over het algemeen overeen met dat in de kiemsurveillance. Momenteel wordt de BA.2.86 variant aangetroffen en dit is voornamelijk de subvariant JN.1.

Aandeel van de meest frequent gevonden varianten per week

Sla de grafiek Aandeel van de meest frequent gevonden varianten per week vanaf dec 2020 over en ga naar de datatabel

De onderliggende data zijn openbaar. De onderliggende sequenties staan in een internationale database GISAID.

Door een update van de typeertools wordt een aantal recombinanten die eerder onder XBB subtypen vielen nu in de categorie ‘other’ getoond.

Veel omikron-subvarianten blijken los van elkaar dezelfde kleine aanpassingen (mutaties) te hebben. Deze veranderingen lijken vooral te zitten in het ‘spike-eiwit’, de stekeltjes van het coronavirus. De kleine aanpassingen zorgen ervoor dat het virus de afweer door een infectie of vaccinatie wat beter kan omzeilen. Ze kunnen er soms voor zorgen dat een variant beter aan gastheercellen kan binden. Er zijn nu geen aanwijzingen dat de varianten ziekmakender zijn dan de eerdere omikronvarianten.

Alfavariant B.1.1.7 (Britse variant)

In december 2020 werd de alfavariant van het virus ook in Nederland aangetroffen. Deze alfavariant verdrong toen de oude variant van het virus. In de zomer van 2021 werd de alfavariant ‘verdrongen’ door de besmettelijkere deltavariant. 

Bètavariant B.1.351 (Zuid-Afrikaanse variant)

De bètavariant werd in Nederland begin januari 2021 vastgesteld. Ook deze variant van het virus lijkt, net als de alfavariant, besmettelijker te zijn dan de oude variant die we tot dan toe vooral in Nederland hadden. Inmiddels wordt deze variant niet meer in de kiemsurveillance aangetroffen.  

Gammavariant P.1 (Braziliaanse variant)

De gammavariant P1 werd vooral gevonden bij uitbraken in- en om Manaus, de hoofdstad van de Braziliaanse staat Amazonas. Er is bij deze variant nog geen duidelijkheid of de ziekte anders verloopt. De variant heeft onder andere drie veranderingen in het Spike-eiwit, de stekeltjes van het coronavirus, die als zorgelijk worden beschouwd. Deze drie veranderingen zijn vrijwel identiek aan de veranderingen in de bètavariant (Zuid-Afrika). Bij deze variant lijkt de afweer door vaccinatie of doordat je het virus al eens hebt gehad mogelijk minder goed te zijn. Deze variant wordt op dit moment niet meer gezien in de kiemsurveillance.

Deltavariant B.1.617.2 (Indiase variant)

In oktober  2020 werd in India voor het eerst variant B.1.617.2 vastgesteld. De deltavariant (B.1.617.2) verdrong in de zomer van 2021 de alfavariant (Britse variant) als dominante virusvariant in Nederland. De deltavariant is veel besmettelijker dan de alfavariant. De coronavaccins werken ook bij de deltavariant goed tegen ziekenhuis- en IC intensive care (intensive care).
Eind 2021 werd de deltavariant op zijn beurt weer verdrongen door de omikronvariant B.1.1.529. Dit beeld wordt wereldwijd gezien.

Opkomst omikronvariant B.1.1.529

De coronavariant Omikron (B.1.1.529) werd eind november 2021 voor het eerst gemeld in Zuid-Afrika. De omikronvariant nam wereldwijd snel in aandeel toe. De kleine veranderingen (mutaties) zaten ook bij deze variant vooral in de stekeltjes van het coronavirus: het spike-eiwit. Opvallend was dat deze variant een ongewoon groot aantal mutaties in dit eiwit bleek te hebben. Nog niet eerder verspreidde een nieuwe variant van het coronavirus zich zó snel als de omikronvariant. De effectiviteit van de vaccins tegen besmetting bleek bij de omikronvariant een stuk lager dan bij de deltavariant.

Veelgestelde vragen

Hoe kunnen jullie zien welke variant van het coronavirus je hebt?

Je krijgt bij de uitslag van een test niet te horen met welke variant van het coronavirus je besmet bent. Een laborant kan bij het analyseren van een coronatest namelijk niet zien met welke variant iemand besmet is. Daarvoor is verder onderzoek nodig. Het zogenaamde sequencing. Dat betekent dat het virus, dat is afgenomen met een wattenstok in de neus en keel, verder wordt onderzocht. Met sequencing wordt gekeken naar de bouwstenen van het virus. Door te kijken hoe het virus is opgebouwd kun je kenmerkende ‘bouwsteentjes’ van een variant herkennen. Sequencing gebeurt steekproefsgewijs in een onderzoek dat de kiemsurveillance heet. 

Werken de zelftesten ook goed bij de omikronvariant?

Ja, antigeentesten zijn ook goed om de omikronvariant vast te kunnen stellen. Dat geldt dus ook voor de zelftesten. Ook hier hebben verschillende laboratoria onderzoek naar gedaan en dit bevestigd. Het RIVM heeft dit gedaan voor een 6-tal zelftesten, zie onderzoek naar zelftesten bij de omikronvariant en voorgaand onderzoek van dezelfde zelftesten met wildtype virus.  Een zelftest is een antigeentest die geschikt is voor thuisgebruik. Antigeentesten kijken, net als PCR polymerase chain reaction (polymerase chain reaction)-testen, alleen of je het virus op dat moment bij je draagt. De test kijkt niet met welke variant van het coronavirus je besmet bent. Om dat te kunnen bepalen is verder onderzoek nodig. Hiervoor moet dan een nieuw monster afgenomen worden voor een PCR-test, waarna het zogenaamde sequentieonderzoek volgt. Dat betekent dat het virus, dat is afgenomen met een wattenstok in de neus en keel, verder wordt onderzocht. We kijken dan naar de bouwstenen van het virus. Door te kijken hoe het virus is opgebouwd kun je kenmerkende ‘bouwsteentjes’ van een variant herkennen. 

Vinden we de virusvarianten ook in het rioolwater?

Ja. Ook het rioolwater wordt onderzocht op de aanwezigheid van verschillende varianten van het coronavirus.