Gemeenten vragen om een gezondheidskundig advies van de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) over een uitbreiding of nieuwvestiging van een veehouderijbedrijf. Voor zoönosen ontbreken wettelijke kaders en gezondheidskundige normen. Op dit moment vraagt de GGD de veehouder informatie aan te leveren waaruit blijkt dat de veehouder rekening houdt met zoönose-risico’s en (hygiënische) maatregelen neemt om deze risico’s te beperken.
Onderstaande lijst van maatregelen is tot stand gekomen uit de praktijk en op basis van uitwisseling van kennis tussen GGD en veehouders. Deze lijst kan gebruikt worden in afwachting van de resultaten van het project ‘Met Boer en Verstand’. De GGD-en missen regelmatig kennis over onderbouwing en relevantie van gevraagde maatregelen. Het project ‘Met Boer en Verstand’ heeft als doel een eenduidig overzicht van adviezen voor veehouderijbedrijven, gericht op maatregelen om insleep, verspreiding en uitstoot van zoönosen te voorkomen. De adviezen zijn gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en consensus onder experts. Voor meer informatie: academische werkplaats.

Bedrijfsmaatregelen

Insleep:

  • Dierenarts betrekken bij stalontwerp.
  • Huisvestingsysteem gericht op beheersing van introductie micro- organismen.
  • Punten voor mestafzuiging niet onder luchtinlaatplaatsen.
  • Bij mechanische ventilatie: filter op luchtinlaat.
  • Geen luchtinlaatplaats situeren tegenover luchtuitlaatplaats van naastgelegen stal.
  • Luchtinlaat niet direct aan openbare weg.
  • Er is een hygiënesluis aanwezig bij de ingang naar de stal: daar kleedt men zich om, wast men de handen, wordt eventueel gedoucht, als de stal wordt betreden en als men de stal verlaat. Hygiëne-sluis met scheiding schoon-vuilgedeelte. In het schone gedeelte wordt de schone bedrijfskleding aangetrokken. In deze ruimte zijn aanwezig: handenwasgelegenheid, zeepdispenser, papieren handdoekjes, afvalbak, dichte kast met schone werkkleding en beschermende middelen (overall, mondkapje, handschoenen), eventueel douche, wasmachine (zodat vuile bedrijfskleding niet mee in het woonhuis/andere locatie hoeft te worden meegenomen).
  • Met schone kleding en laarzen stal betreden, niet ook buiten gedragen (risico vogelgriep).
  • Actieve ongediertebestrijding in en om het bedrijf.
  • Geen buitenuitloop pluimvee. Of voorzieningen in de buitenuitloop zoals: overkapping, geen direct contact soortgenoten of andere diersoorten, geen waterpartijen of poelen in de buitenuitloop, geen opeenvolgend gebruik weidepercelen door andere groepen dieren.
  • Gesloten bedrijfsvoering (zo min mogelijk aanvoer van dieren vanaf verschillende bedrijven).
  • Aanvoer van gezonde dieren. Keurmerk/certificaat.

Verspreiding dieren/stal (diergezondheid):

  • Elke stal heeft een aparte ruimte voor zieke dieren.
  • Geen varkens/ kippen op hetzelfde bedrijf.
  • Geen kleine herkauwers (schapen/geiten) en rundvee in zelfde stal.
  • Maandelijks bedrijfsbezoek door vaste dierenarts voor preventie en monitoring van ziekten.
  • Het bedrijf heeft een bedrijfsgezondheids- en een bedrijfsbehandelplan.
  • De veehouder en eventuele medewerkers zijn op de hoogte van actuele zaken ten aanzien van zoönosen en hygiëne  opleidingsplan of genoten opleiding.
  • Compartimentering/scheiding tussen leeftijdsgroepen en afdelingen.
  • Vaste werknemer per compartiment/afdeling (indien toepasbaar).
  • Scheiding tussen schone en niet-schone bedrijfsgedeelte.
  • In het bedrijfsgedeelte komen geen andere (landbouw)huisdieren, bijvoorbeeld honden en katten.
  • Men neemt maatregelen om watervervuiling te voorkomen; goede drinkwaterkwaliteit, jaarlijkse monitoring.
  • GD Gezondheidsdienst voor Dieren (Gezondheidsdienst voor Dieren)-keurmerk zoönosen voor bedrijven met een publieksfunctie
  • All-in all-out systeem; op bedrijfs- of stalniveau.
  • Legionellapreventie bij gebruik watervernevelings- en watermistsysteem.
  • Beschermen van de dieren tegen infectieziekten met beschikbare vaccinaties.

Uitstoot:

  • Als dieren ziek zijn geen bezoekers in stal, geen bezoekers in ziekenboeg, geen bezoekers bij aflammeren schapen/geiten.
  • Luchtwassers: effect op zoönosen onbekend.
  • Afgedekte opslag van vaste mest.
  • Mestbewerking: hygiënisatie en andere technieken om micro- organismen af te doden.
  • Minder dieren in traditionele, niet-emissiearme huisvesting.
  • Routing vrachtverkeer met levende dieren en mesttransport zo veel mogelijk buiten bebouwde kom.
  • Specifieke voorzorgsmaatregelen voor personeel zijn te vinden op de website van Stigas Stichting Gezondheidszorg Agrarische Sector (Stichting Gezondheidszorg Agrarische Sector).

Omgeving:

  • Trekvogels zijn een risico voor de overdracht van influenza naar (vooral buiten lopend) pluimvee.
  • Vegetatiedichtheid: effect bij Q-koorts dat bomen hielpen tegen de verspreiding. Effect bij andere zoönosen onbekend.
  • Natte bodem: effect bij Q-koorts (door minder stofvorming of afvangen). Effect voor andere zoönosen niet bekend.
  • Afstand veehouderij-omwonenden: hoe groter de afstand, hoe meer verdunning. Effect alleen bekend voor Q-koorts, maar van andere infectieziekten niet.