Naast bronnen als wegverkeer, andere verkeersbronnen en bedrijfsmatige bronnen zijn er ook recreatieve bronnen die eveneens negatief kunnen bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze recreatieve bronnen die, in bepaalde perioden, in belangrijke mate bijdragen aan luchtkwaliteit zijn vuurwerk (met de jaarlijks terugkerende vuurwerksmog in de eerste uren van het jaar) en houtrook.
Blootstelling
Vuurwerk is relatief eenvoudig van samenstelling. Het bevat buskruit (kaliumnitraat, zwavel en houtskool) en zware metalen voor de kleureffecten (waaronder koper, lithium, aluminium, magnesium, strontium). Bij het afsteken van vuurwerk ontstaat fijn stof en zwaveldioxide en komen zware metalen vrij. In het eerste uur na de jaarwisseling zijn de fijn stof en SO2 gehaltes sterk verhoogd, in de uren daarop neemt de concentratie snel af .
Gemiddeld over de periode 1995 tot en met 2012 neemt de PM10 (fijnstof) concentratie in het eerste uur na de jaarwisseling toe met gemiddeld 277 µg/m³ (Greven and Vonk 2015). Dat is echter een gemiddelde voor alle meetstations in Nederland: in grote steden kunnen de pieken veel hoger zijn. Ook kunnen er forse verschillen per jaar optreden. Gemiddeldes kunnen een factor 1,5 à 2 lager of hoger liggen. Meteorologische omstandigheden (windsnelheid, neerslag) spelen hierbij een rol.
Fijn Stof
Het fijn stof dat vrijkomt bij het afsteken van vuurwerk zit bijna volledig in de fractie kleiner dan 2,5 µm: de PM2,5 (fijnstof) concentraties zijn in de eerste uren na de jaarwisseling bijna even hoog als de PM10 concentraties (www.luchtmeetnet.nl (Lin 2016; Vecchi et al. 2008)). Ter illustratie: in het eerste uur na de jaarwisseling van de jaren 2012 t/m 2016 werd door de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Amsterdam op meetstation van Diemenstraat een PM10 concentratie gemeten van gemiddeld 424 µg/m³ (spreiding:239 - 597 µg/m³) en een PM2,5 concentratie van gemiddeld 399 µg/m³ (spreiding: 208 - 532 µg/m³).
SO2
De SO2 concentratie op een Amsterdams meetstation (Westerpark) was in het eerste uur na de jaarwisseling gemiddeld 10 µg/m³, met een spreiding van 4-14 µg/m³ (de jaargemiddelde concentratie op deze locatie is ca. 1 µg/m³).
Bijdrage aan jaartotaal fijnstofemissie
Omdat consumenten éénmaal per jaar vuurwerk mogen afsteken is de bijdrage aan het jaartotaal van fijnstofemissie gering. Toch neemt het relatieve aandeel aan fijnstofemissies toe. In 1990 was de bijdrage aan emissies nog ongeveer 0,1%, maar dat gaat de laatste jaren richting 1%. Dit komt doordat de hoeveelheid afgestoken consumentenvuurwerk sinds 1990 is toegenomen. Ook speelt mee dat de emissies van belangrijke bronnen als verkeer en industrie zijn afgenomen (Compendium voor de Leefomgeving). De blootstelling aan vuurwerkgerelateerde luchtverontreiniging is (uiteraard) sterk afhankelijk van de hoeveelheid vuurwerk die in de directe omgeving wordt afgestoken. Binnenshuis blijven tijdens de jaarwisseling beperkt de blootstelling, al zal een deel van de verontreiniging ook in de binnenlucht doordringen.
Gezondheidseffecten
Er is weinig onderzoek gedaan naar de gezondheidseffecten van blootstelling aan luchtverontreiniging door vuurwerk. De GGD Groningen heeft de relatie tussen kortdurende blootstelling aan PM10 door vuurwerk en dagelijkse sterfte onderzocht rondom de jaarwisselingen van 1995-2012 (Greven and Vonk 2015). Er kon geen verband worden aangetoond. De onderzoekers concludeerden dat dat niet betekent dat er geen verband is tussen vuurwerk en gezondheidseffecten, maar dat het eindpunt (totale en cardiopulmonaire sterfte bij de bevolking als geheel) mogelijk te grof is om dit aan te tonen. Gevoelige subgroepen, zoals mensen met reeds bestaande cardiopulmonaire aandoeningen, konden niet apart worden onderzocht. Ook is het mogelijk dat mildere gezondheidseffecten optraden, maar ook deze zijn niet onderzocht.
In een review van Lin et al (2016) zijn alle beschikbare studies naar vuurwerk en luchtkwaliteit samengevat, inclusief de studies naar gezondheidseffecten. Er is echter nauwelijks epidemiologisch onderzoek uitgevoerd en slechts enkele toxicologische studies (Lin 2016). De conclusie is dan ook dat meer onderzoek nodig is om hierover betrouwbare uitspraken te doen. Epidemiologisch onderzoek naar gezondheidseffecten van vuurwerkgerelateerde luchtverontreiniging wordt bemoeilijkt doordat de blootstelling van zeer korte duur is en doordat tijdens feestelijke activiteiten doorgaans ook andere aspecten van het leefpatroon (eten, drinken, slapen) anders zijn dan normaal.
Gebaseerd op de hoge piekconcentraties fijn stof en zwaveldioxide in de eerste uren na de jaarwisseling en de kennis die er is over de invloed van deze componenten op de gezondheid uit andere studies, kan niettemin een uitspraak worden gedaan over de gezondheidseffecten. Op de website van het RIVM (2017) is dit als volgt geformuleerd:
“Een verhoogde concentratie fijn stof in de lucht door vuurwerk kan, samen met andere luchtverontreiniging, leiden tot een verminderde longfunctie, verergering van astma en een toename van luchtwegklachten als piepen, hoesten en kortademigheid. Vooral mensen met longaandoeningen, zoals astma en COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease (chronische bronchitis of longemfyseem) ), en (oudere) mensen met hart- en vaatziekten kunnen last ondervinden”.
Beleid
Een voor de hand liggend gedragsadvies bij vuurwerkgerelateerde luchtverontreiniging is om de blootstelling te beperken door binnenshuis te blijven en/of een omgeving op te zoeken waar geen/weinig vuurwerk wordt afgestoken.
Steeds meer gemeenten hebben inmiddels ook vuurwerkvrije zones. Ook in deze zones zal luchtverontreiniging van omliggende gebieden doordringen maar naar verwachting zullen de concentraties lager zijn. Vuurwerkvrije zones worden meestal ingericht om andere gezondheidseffecten en hinder te voorkomen. De GGD kan in de advisering aan gemeenten het aspect luchtkwaliteit meenemen.
Blootstelling
Bij de verbranding van hout in kachels, haarden en vuurkorven komt een mengsel aan stoffen vrij, waaronder PM2,5 (fijnstof), koolmonoxide, verschillende vluchtige organische stoffen, PAK (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen )’s en roet. De uitstoot van producten van onvolledige verbranding kan sterk verschillen tussen verschillende typen kachels, de gebruikte brandstof en tussen gebruikers (Hagens et al. 2012; WHO (World Health Organization ) 2013a). In Nederland heeft ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) op basis van verkennende metingen berekend dat houtrook landelijk 4% bijdraagt aan de totale fijn stof uitstoot en 8% aan de PM2,5 uitstoot (Kroon and de Wilde 2012). Zie voor meer informatie over emissie ook Bronnen per component van luchtverontreiniging.
Indicatief onderzoek geeft de indruk dat er lokaal en kortdurend sprake kan zijn van (erg) hoge concentraties luchtverontreiniging (Greven et al. 2015). In tegenstelling tot de meeste andere bronnen van luchtverontreiniging, neemt de bijdrage van houtverbranding eerder toe dan af (Sigsgaard et al. 2015; van Zanten et al. 2016).
Gezondheidseffecten
Door het complexe en variërende mengsel van stoffen is het lastig om een risicobeoordeling uit te voeren. Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat er weinig tot geen aanwijzingen zijn dat luchtverontreiniging door houtrook andere gezondheidseffecten geeft dan verkeersgerelateerde luchtverontreiniging, zowel op korte als lange termijn. Na blootstelling aan houtrook worden respiratoire effecten en cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit gevonden (Johnston et al. 2013; Sigsgaard et al. 2015; Weichenthal et al. 2017; WHO 2013a; WHO 2015).
Verder geeft houtrook in de directe omgeving geurhinder en roetneerslag, en irritatieklachten aan de luchtwegen of ogen. Mensen met al bestaande luchtwegaandoeningen en hart- en vaatziekten, ouderen en kinderen zijn extra gevoelig (Hagens et al. 2012). Groot verschil met wegverkeer is het blootstellingspatroon: blootstelling treedt vooral op de avonduren in de winterperiode, waarbij hele hoge pieken kunnen ontstaan die veel overlast kunnen veroorzaken.
Beleid
De huidige wet- en regelgeving biedt beperkte handvatten om lokale problemen op te lossen. Het Bouwbesluit verbiedt in artikel 7.22 dat bewoners rook, roet, walm en stof verspreiden op een hinderlijke of schadelijke manier. In de praktijk vinden veel gemeenten het lastig om te beoordelen of iemand dit verbod overtreedt. Er is geen landelijk beoordelingskader voor. Bovendien zorgen meerdere houtkachels samen vaak voor overlast in de omgeving.
Voor vuurkorven hebben veel gemeenten in hun eigen APV (Algemene Plaatselijke Verordening) regels opgenomen. Vaak is dat ook een hinderverbod op basis van een model-APV van VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) (artikel 5.34).
Er zijn echter verschillende mogelijkheden voor meer preventie via beleid. Uit oogpunt van luchtverontreiniging en gezondheid zou het stoppen van verbranding van biomassa een goed uitgangspunt zijn. Overheden kunnen hier aan bijdragen door verschillende maatregelen: Gemeenten kunnen bijvoorbeeld beleid maken vanuit het principe dat houtstook niet past in een dichtbevolkte (stedelijke) omgeving, of (nieuwbouw)wijken aanwijzen die houtrookvrij zijn. De Rijksoverheid zou subsidies voor pelletkachels, die in het kader van duurzame energie worden gegeven, kunnen stoppen, de verkoop van slecht-rendementkachels kunnen verbieden en strenger beleid uit het buitenland kunnen overnemen, zoals alleen een brandverzekering afgeven na officiële controle door schoorsteenveger en bij een gecertificeerde kachel (Hagens et al. 2012; WHO 2013a; WHO 2015).
Gemeenten en de Rijksoverheid zouden tevens meer kunnen inzetten op ontmoediging van houtverbranding door particulieren. Verschillende gemeenten zetten momenteel vooral in op voorlichting over goed stoken en over de gezondheidseffecten voor omwonenden en de stokers zelf. Veel mensen (87%) vinden het belangrijk om rookoverlast in hun omgeving te beperken, waarvan 77% bereid is kleine maatregelen te treffen (Azaaj et al. 2015). Deze informatie en de rol van de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) (informeren en adviseren) staat ook beschreven op de website van GGD GHOR Nederland. Op de webpagina Houtstook van particuliere huishoudens van het Schone Lucht Akkoord is o.a. voorlichtingsmateriaal te vinden.
Referenties
- Azaaj I, Visscher J, Mulder S (2015) Hout stoken: lust of last? Z6422 Motivaction research and strategy in opdracht van Milieu Centraal.
- Greven F, Vonk J (2015) Onderzoek naar de relatie tussen kortstondige blootstelling aan fijn stof van vuurwerk en dagelijkse mortaliteit in Nederland. Rapport van GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Groningen.
- Hagens WI, van Overveld AJP, Fischer PH, Gerlofs-Nijland ME, Cassee FR (2012) Gezondheidseffecten van houtrook : Een literatuurstudie. RIVM Rapport 609300027
- Johnston FH (Familiaire Hypercholesterolemie), Hanigan IC (Intensive care), Henderson SB, Morgan GG (2013) Evaluation of interventions to reduce air pollution from biomass smoke on mortality in Launceston, Australia: retrospective analysis of daily mortality, 1994-2007. BMJ : British Medical Journal 346:e8446
- Kroon P, de Wilde HPJ (2012) Emissies van houtstook door huishoudens. ECN Rapport ECN-E--12-011
- Lin CC (2016) A review of the impact of fireworks on particulate matter in ambient air. J Air Waste Manag Assoc 66(12):1171-1182
- Vuurwerk zorgt voor smog door fijnstof. Nieuwsbericht RIVM 01-01-2017
- Sigsgaard T, Forsberg B, Annesi-Maesano I, et al. (2015) Health impacts of anthropogenic biomass burning in the developed world. Eur Respir J 46(6):1577-88
- Vecchi R, Bernardoni V, Cricchio D, et al. (2008) The impact of fireworks on airborne particles. Atmospheric Environment 42(6):1121-1132
- van Zanten MC (medisch centrum), Berkhout JPJ, Wesseling JP, et al. (2016) Monitoringsrapportage NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) 2016. RIVM Rapport 2016-0138
- Weichenthal S, Kulka R, Lavigne E, et al. (2017) Biomass Burning as a Source of Ambient Fine Particulate Air Pollution and Acute Myocardial Infarction. Epidemiology 28(3):329-337
- WHO (World Health Organization ) (2013a) Review of evidence on health aspects of air pollution - REVIHAAP Project: Technical Report. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe
- WHO (2015) Residential heating with wood and coal: health impacts and policy options in Europe and North America. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe