Deze pagina beschrijft de benadering voor het bepalen van afstanden voor EOSen en opslagen met lithiumhoudende energiedragers. Ook is beschreven hoe deze benadering toegepast kan worden bij het afwegen van maatregelen nabij activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het RIVM werkt op dit moment aan met het opstellen van een rekenmethode voor de opslag van lithium-ion batterijen of energieopslagsystemen (EOSen, ook bekend als buurtbatterijen).

Het toepassen van actuele inzichten bij het afwegen van maatregelen nabij activiteiten met gevaarlijke stoffen

Vooruitlopend op de rekenmethode is onderzocht of energieopslagsystemen relevant zijn voor omgevingsveiligheid. De uitkomsten van dit onderzoek staan beschreven in het briefrapport 2024-0012. Voor het onderzoek zijn indicatieve, worst-case berekeningen uitgevoerd. Daarmee kan een inschatting gemaakt worden van hoe ver de effectafstanden bij een incident kunnen reiken. De inzichten, aannames en methodes beschreven  in het briefrapport kunnen al wel gebruikt worden om een eerste inschattingen te maken van de effectafstanden van specifieke installaties. Ook kunnen deze worden gebruikt voor opslagen van lithium-ion batterijen. Het RIVM adviseert om deze keuzes in overleg met het bevoegd gezag te maken. Zolang er geen voorgeschreven rekenmethode is, wordt geadviseerd om een conservatieve aanpak te hanteren.

In de huidige situatie is het al mogelijk om eigen berekeningswijzen toe te passen bij het omgaan met afwegingen over bescherming binnen of nabij aandachtsgebieden. Inzichten rondom de effectafstanden kunnen het wel of niet nemen van beschermende maatregelen onderbouwen. Deze pagina vat de resultaten van onderzoeken naar de effecten van EOSen en opslagen met lithiumhoudende energiedragers samen. U kunt de inzichten niet gebruiken voor het bepalen van de formele omvang / begrenzing van aandachtsgebieden. Hiervoor is nog geen aangewezen stappenplannen en rekenmethode beschikbaar. U kunt de inzichten wel gebruiken voor het afwegen van locaties van EOSen en opslagen met lithiumhoudende energiedragers en voor het treffen van maatregelen. Op de website van het IPLO leest u hoe u kunt anticiperen op mogelijke veranderingen in de begrenzing en / of berekenwijze van aandachtsgebieden.

Stappenplan bepalen afstanden EOSen en opslagen met lithiumhoudende energiedragers

Er wordt van uitgegaan dat de systemen en opslagen voldoen aan de publicatiereeksen gevaarlijke stoffen PGS publicatiereeks gevaarlijke stoffen (publicatiereeks gevaarlijke stoffen) 37-1, dan wel PGS 37-2. Als van de PGS wordt afgeweken is het aan de opsteller van de risicoanalyse en het bevoegd gezag om in overleg te bepalen of de methode beschreven in het briefrapport gebruikt kan worden. De actuele richtlijnen zijn te vinden op https://publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl/Andere literatuur dan in het briefrapport kan gebruikt worden als de betrokken partijen bij de vergunningverlening hierover overeenstemming vinden. 

Gebruik van het briefrapport 2024-0012 voor energieopslagsystemen:

  • De afstanden in het briefrapport zijn indicatief voor worst-case scenario’s. Geadviseerd wordt deze niet te gebruiken voor de vergunningverlening.
  • Geadviseerd wordt om bij het uitvoeren van QRA quantitative risk assessment (quantitative risk assessment) (quantitative risk assessment)’s voor EOSen de methode te volgen uit de bijlage. Hierbij wordt aangeraden om uit te gaan van het 95% percentiel voor de benodigde waardes.
  • Geadviseerd wordt om de berekeningen met name te richten op effectafstanden (aandachtsgebieden). Er zijn nog geen definitieve faalfrequenties afgeleid. De gebruikte faalfrequenties in de bijlage van het briefrapport zijn nog niet wetenschappelijk getoetst door het RIVM. Voorlopig kunnen deze als best beschikbare informatie gebruikt worden voor het berekenen van indicatieve risicocontouren.

Gebruik van het briefrapport 2024-0012 voor de opslag van lithium-ion batterijen:

  • Aangeraden wordt om uit te gaan van het 95% percentiel voor de nodige waardes.
  • In het briefrapport uitgegaan van cellen, modules, rekken en EOSen. Voor een opslag van lithium-ion batterijen:
    • Vervang ‘modules’ door ‘verpakking’. Hiermee wordt de verpakkingseenheid bedoeld waarbij de batterijen dicht tegen elkaar aan verpakt zijn, bijvoorbeeld alle batterijen die op één pallet zijn opgeslagen.
    • Vervang rekken door ‘brandcompartiment’.
    • Vervang ‘EOSen’ door ‘de opslag’.
  • Het explosieaandachtsgebied hoeft in dit geval niet berekend te worden. Een opslagruimte heeft over het algemeen voldoende interne ruimte en ventilatie, waardoor het zeer onwaarschijnlijk is dat de onderste explosielimiet behaald zal worden.
    • Indien hierover getwijfeld wordt, bijvoorbeeld omdat de ventilatie afwijkend laag is, of omdat de opslagruimte een afwijkend klein intern volume heeft, dan kan met behulp van het briefrapport berekend worden hoeveel brandbare gassen er uit één ‘verpakking’ kunnen komen. Dit kan getoetst worden met de onderste explosielimiet (50% percentiel) uit het rapport. Als deze in het ergste geval gehaald kan worden (bijvoorbeeld bij falende ventilatie) dan raden we aan de mogelijke explosie te berekenen volgens het briefrapport.
  • Reken per brandcompartiment de gifwolk uit. Hiervoor kan Scenario 3 uit het rapport worden gevolgd met twee aanpassingen:
    • De inhoud van het vat kan bepaald worden door de hoeveelheid vrijkomende stoffen te berekenen van alle batterijen in dat brandcompartiment. Er wordt aangeraden ervan uit te gaan dat de brand met batterijen niet beheerst kan worden en dus het hele brandcompartiment uitbrandt.
    • Zet de tijdsduur van het incident op 1800s. De aanname uit het briefrapport dat alle batterijen in één keer tot thermal runaway komen is in dit geval namelijk te conservatief.
  • Houd voor brandcontouren dezelfde benadering aan als voor PGS-15 opslagen. Houd dus rekening met de gevelbrand.
  • De faalfrequenties uit het briefrapport zijn voor EOSen, deze zijn niet direct te vertalen naar opslagen met lithium-ion batterijen. Hiervoor is nog geen faalfrequentie afgeleid. Geadviseerd wordt om de berekeningen met name te richten op effectafstanden (aandachtsgebieden).