Iedere activiteit met gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee. Om de risico’s van deze activiteiten voor de omgeving beter in beeld te brengen zijn er rekenmethoden voorgeschreven. Iedere rekenmethode bestaat uit een rekenmodel in de vorm van een softwareprogramma en een handleiding die beschrijft hoe de risico’s berekend moeten worden. De handleidingen beschrijven hoe de risico’s berekend moeten worden. 

De volgende onderwerpen worden op deze pagina beschreven:

Met ingang van de Omgevingswet op 1 januari 2024 worden de handleidingen vervangen door het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid. Het rekenvoorschrift maakt deel uit van het Handboek Omgevingsveiligheid. Op de pagina Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid staat meer informatie over het rekenvoorschrift. Daar zijn ook de verschillende modules van het Rekenvoorschrift te downloaden. 

Rekenmethode transport

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld. Deze staan in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt Besluit externe veiligheid transportroutes (Besluit externe veiligheid transportroutes)) en de Regeling Basisnet. Het Basisnet geeft de risicoplafonds aan waar het transport aan moet voldoen en legt beperkingen op aan de ruimtelijke ordening in de omgeving van transportroutes.

Risicoberekeningen worden uitgevoerd om te bepalen of het transport binnen de risicoplafonds blijft en bij het verantwoorden van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. Ook worden risicoberekeningen uitgevoerd om risico’s te bepalen bij nieuwe  of gewijzigde transportroutes. De risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen worden berekend met de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) en het rekenprogramma RBM II.

De Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) beschrijft de rekenmethoden voor het uitvoeren van een risicoberekening van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. Het hoofddocument beschrijft kort de wet- en regelgeving met betrekking tot omgevingsveiligheid, voor zover van belang voor de toepassing van de rekenmethode HART, en de benodigde modelparameters en invoergegevens. In de bijlage staan onder andere vuistregels en de beschrijving van de modellen.

Ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet stelt het RIVM Module III ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ van het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid beschikbaar. Ten opzichte van de rekenmethode HART is Module III aangevuld met recente inzichten.

HART en RBMII RisicoBerekeningsMethodiek 2 (RisicoBerekeningsMethodiek 2 ) zijn nog niet geschikt om berekeningen uit te voeren voor vaarwegen met meer dan 10% zeevaart. Hiervoor moet dit protocol gebruikt worden.

 

Rekenmethode buisleidingen

Het Bevb Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen) geeft de risiconormen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. De uitwerking van het Bevb is geregeld in de Revb Regeling externe veiligheid buisleidingen (Regeling externe veiligheid buisleidingen) en betreft onder meer de wijze waarop het risico berekend moet worden (rekenmethode en rekenpakket).

Het Bevb wijst momenteel de volgende categorieën buisleidingen aan:

  • Leidingen voor het transport van aardgas onder hoge druk;
  • Leidingen voor het transport van buisleidingen met aardolieproducten;
  • Leidingen voor het transport van chemicaliën.

De rekenmethoden zijn beschreven in de Handleiding Risicoberekeningen Bevb. Module B beschrijft de rekenmethode voor hogedruk aardgasleidingen. Het rekenprogramma voor deze categorie is CAROLA. Module C beschrijft de rekenmethode voor buisleidingen met aardolieproducten en brandbare vloeistoffen. Het rekenprogramma voor deze categorie is Safeti-NL. Module D beschrijft de rekenmethode voor Chemicaliënleidingen. Het rekenprogramma voor deze categorie is ook Safeti-NL.

De Revb schrijft vanaf 1 april 2020 de Handleiding Risicoberekeningen Bevb versie 3 (uitgave 2019) en Safeti-NL versie 8 (uitgave 2019) voor. De voorgeschreven versies zijn daarmee versie 3.0 van de Handleiding en versie 8.21 van Safeti-NL. Er zijn inmiddels nieuwe, actuele versies beschikbaar, namelijk versie 3.2 (uitgave 2021) van de Handleiding Risicoberekeningen Bevb en versie 8.5 van Safeti-NL (uitgave 2022). Het RIVM raadt aan de meest actuele inzichten te gebruiken om zo het inzicht te verkrijgen in de externe veiligheidsrisico’s van ondergrondse buisleidingen volgens de laatste stand van de wetenschap. De voorgaande versies van de Handleiding Risicoberekeningen Bevb en de aanpassingen zijn op te vragen bij de helpdesk.

Met de invoering van Safeti-NL versie 8 ten opzichte van 6.54 zijn veel modelverbeteringen doorgevoerd, zoals beschreven in het rapport Technische en inhoudelijke beperkingen ten aanzien van SAFETI-NL 6.54. Een van de verbeteringen in Safeti-NL versie 8 is het kratermodel voor ondergrondse leidingen. Met dit kratermodel kunnen de risico’s van ondergrondse buisleidingen beter in kaart worden gebracht. Het RIVM heeft een verkennend onderzoek gedaan naar de consequenties van het toepassen van het kratermodel. Hieruit blijkt dat het kratermodel tot grotere risicocontouren en aandachtsgebieden leidt. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft daarom besloten op grond van rechtszekerheid de toepassing van het kratermodel vooralsnog niet wettelijk voor te schrijven voor andere gevaarlijke stoffen dan aardgas en waterstof. Het kratermodel is daarom nog niet voorgeschreven in deze versies van de Handleiding Risicoberekeningen Bevi Besluit externe veiligheid inrichtingen (Besluit externe veiligheid inrichtingen) en de Handleiding Risicoberekeningen Bevb. Het is wel mogelijk in Safeti-NL versie 8 te rekenen met het nieuwe kratermodel. Het RIVM adviseert om die mogelijkheid te gebruiken, om zo het technisch inhoudelijke inzicht te verkrijgen in de externe veiligheidsrisico’s van ondergrondse buisleidingen volgens de laatste stand van de wetenschap.

 

Rekenmethode inrichtingen

Het Bevi schrijft voor dat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend moeten worden voor inrichtingen met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. In de Revi Regeling externe veiligheid inrichtingen (Regeling externe veiligheid inrichtingen) is opgenomen dat de rekenmethode bestaat uit de Handleiding Risicoberekeningen Bevi en het rekenprogramma Safeti-NL.

De Handleiding Risicoberekeningen Bevi beschrijft de vastgestelde rekenmethode voor het berekenen van de risico’s met Safeti-NL voor de volgende typen inrichtingen:

  • Brzo Besluit risico's zware ongevallen (Besluit risico's zware ongevallen)-inrichtingen
  • Stuwadoorsbedrijven
  • Ammoniakkoelinstallaties
  • PGS15-inrichtingen
  • Gastransportinrichtingen en mijnbouwwerken
  • Opslag van vergiftigde gassen in cilinders
  • Inrichtingen met meer dan 50 m3 kubieke meter   propaan in een insluitsysteem
  • Inrichtingen met een cyanidehoudend bad ten behoeve van het aanbrengen van metaallagen
  • Opslag van ammoniumnitraathoudende meststoffen op inrichtingen

Voor andere typen inrichtingen die onder het Bevi vallen is een rekenmethode ontwikkeld, maar deze is nog niet opgenomen in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi. Deze rekenmethoden zijn wel afgestemd met deskundigen, en geadviseerd wordt deze te gebruiken voor de risicoberekeningen. Het betreft de volgende typen inrichtingen:

  • Spoorwegemplacementen voor het rangeren van wagons met gevaarlijke stoffen
  • LPG Liquefied Petroleum Gas (Liquefied Petroleum Gas)-tankstations (op aanvraag bij de helpdesk)

Ten slotte zijn er inrichtingen die nog niet in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi staan opgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld LNG Liquefied Natural Gas (Liquefied Natural Gas)-tankstations en -bunkerstations en waterstoftankstations. Ook hiervoor zijn rekenmethoden ontwikkeld. De rekenmethoden zijn opgenomen in Module II van het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid. Deze rekenmethoden zijn afgestemd met deskundigen, en geadviseerd wordt deze te gebruiken voor risicoberekeningen. 

De Revb schrijft vanaf 1 april 2020 de Handleiding Risicoberekeningen Bevi versie 4 (uitgave 2019) en Safeti-NL versie 8 (uitgave 2019) voor. De voorgeschreven versies zijn daarmee versie 4.1 van de Handleiding en versie 8.21 van Safeti-NL. Er zijn inmiddels nieuwe, actuele versies beschikbaar, namelijk versie 4.3 (uitgave 2021) van de Handleiding Risicoberekeningen Bevi en versie 8.5 van Safeti-NL (uitgave 2022). Het RIVM raadt aan de meest actuele inzichten te gebruiken om zo het inzicht te verkrijgen in de externe veiligheidsrisico’s van instellingen volgens de laatste stand van de wetenschap.

De Revi biedt de mogelijkheid een andere rekenmethode toe te passen wanneer deze gelijkwaardig is aan de rekenmethodiek Bevi (artikel 8d), dan wel wanneer de voorgeschreven rekenmethodiek niet passend is (artikel 8c). De procedure hiervoor is beschreven in dit document.

Domino-effecten ontstaan wanneer het falen van een gevarenbron leidt tot het falen van een andere gevarenbron. Artikel 7 van het Brzo bepaalt dat inrichtingen geïdentificeerd moeten worden waar zware ongevallen kunnen leiden tot domino-effecten bij naburige bedrijven. Zowel aan de veroorzaker van het risico als aan het blootgestelde bedrijf stelt het Brzo aanvullende eisen. Voor de identificatie van deze zogenaamde domino-inrichtingen is het instrument Identificatie Domino-Effecten (IDE) ontwikkeld. Met dit document kan vastgesteld worden of de afstand tussen twee Brzo-inrichtingen zodanig is dat een domino-effect mogelijk is.

Het RIVM heeft een checklist ontwikkeld voor het beoordelen van risicoberekeningen met Safeti-NL 6.54 voor Bevi-inrichtingen. Deze is nog niet geactualiseerd naar Safeti-NL versie 8, maar biedt nog wel waardevolle informatie.

 

Rekenmethode veiligheid windturbines

Windenergie zal een steeds belangrijkere positie innemen bij de energietransitie. De verwachting is dan ook dat de komende jaren veel nieuwe windturbines zullen worden gerealiseerd. De transitie van fossiele brandstoffen naar duurzame energieopwekking reduceert de uitstoot van CO2, maar heeft ook gevolgen voor de veiligheid. Deze kunnen zowel positief als negatief zijn. Zo brengen windturbines risico’s met zich mee wat betreft omgevingsveiligheid.

Voor windturbines kunnen risico’s worden berekend. Bij windturbines loopt de omgeving risico door bijvoorbeeld het omvallen van de windturbine, het afbreken van een blad of het afwerpen van de gondel. Hoe de risico’s van windturbines en de trefkansen moeten worden bepaald, staat beschreven in het Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid (Module IV). Module IV bevat verwijzingen naar Module I en V. Deze modules zijn nog niet voorgeschreven. Op dit moment zijn de Handleiding Risicoberekeningen Bevi en de Handleiding Risicoberekeningen Bevb voorgeschreven. Het rekenvoorschrift is in beheer van het RIVM en is te vinden via de volgende link. Met vragen kunt u contact opnemen met de helpdesk.

Naast het Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid bestaat ook de Handreiking Risicozonering Windturbines v1.1. De handreiking biedt een overzicht van wet- en regelgeving en beleid over de risico's van windturbines voor de omgeving. De handreiking is te vinden op de website van Infomil.

Daarnaast bestaat het Expertisenetwerk Windenergie. Dit expertisenetwerk houdt zich onder andere bezig met geluid, trillingen en hinder van windturbines. Informatie over het Expertisenetwerk Windenergie, is hier te vinden.

 

Rekenmethode aandachtsgebieden

Aandachtsgebieden zijn gebieden waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevaren die in de omgeving kunnen optreden. Dat betekent dat zich, bij een ongeval, nog levensbedreigende gevolgen voor personen in gebouwen kunnen voordoen. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen drie soorten gevaren voor de omgeving: warmtestraling (brand), overdruk (explosie) en concentratie giftige stoffen in de lucht (gifwolk).

Voor meer informatie over aandachtsgebieden, zie het Handboek Omgevingsveiligheid.