Iedere activiteit met gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee. Om de risico’s van deze activiteiten voor de omgeving beter in beeld te brengen zijn er rekenmethoden voorgeschreven. Hieronder is meer informatie te vinden over welke rekenmethoden gebruikt moeten worden.
Berekenen plaatsgebonden risico en aandachtsgebieden
Vanuit de Omgevingsregeling en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is voorgeschreven dat voor een aantal milieubelastende activiteiten de externe veiligheidsrisico’s bepaald moeten worden. De stappenplannen voor de bepaling van het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden voor brand, explosie en gifwolk beschrijven hoe het Rekenvoorschrift moet worden toegepast. Deze stappenplannen zijn in de Omgevingsregeling aangewezen. Om de afstanden voor het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden te berekenen, wordt het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid gebruikt. Het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid maakt deel uit van het Handboek Omgevingsveiligheid.
Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid
Het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid bestaat uit verschillende delen (modules) die aansluiten bij de specifieke eigenschappen van de activiteiten. De Omgevingsregeling schrijft voor dat het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid moet worden gebruikt voor Seveso-inrichtingen, windturbines en buisleidingen. Naast de modules is er ook een toelichting met wetenschappelijke onderbouwing, achtergrondinformatie over de softwarepakketten en aanvullende informatie. In de onderstaande tabel staan de modules en de bijbehorende rekenpakketten vermeld. Op de pagina Rekenpakketten staat meer informatie over de verschillende rekenpakketten.
Module | Activiteit | Activiteit benoemd in Bkl (Besluit kwaliteit leefomgeving ) in | Rekenpakket |
Module I | Basis voorschriften voor Seveso-inrichtingen en bedrijven waar risicovolle activiteiten plaatsvinden |
Bijlage VII, onderdeel A + B en E lid 2 t/m 13 | Safeti-NL |
Module II | Aanvullende voorschriften voor Seveso-inrichtingen en bedrijven waar risicovolle activiteiten plaatsvinden |
Bijlage VII, onderdeel A + B en E lid 2 t/m 13 | Safeti-NL |
Module III* | Transport | Bijlage VII, onderdeel C | RBMII |
Module IV | Windturbines | Bijlage VII, onderdelen D lid 1 en E lid 1 | |
Module V | Buisleidingen | Bijlage VII, onderdeel D lid 2 | |
Module VI* | Opslag van ontplofbare stoffen | Paragraaf 5.1.2.5 |
Het RIVM werkt aan een aangepaste versie van het Rekenvoorschrift voor transport (Module III) en buisleidingen (Module V) voor het uitvoeren van risicoberekeningen met Safeti-NL in plaats van RBMII (RisicoBerekeningsMethodiek 2 ) en CAROLA (Computer Applicatie voor Risicoberekeningen aan Ondergrondse Leidingen met Aardgas).
Transport
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor is de Regeling basisnet van kracht. In de Regeling basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.
Risicoberekeningen worden uitgevoerd om te bepalen of het transport binnen de risicoplafonds blijft en kunnen worden uitgevoerd om inzicht te krijgen in het groepsrisico om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes afwegingen te maken of keuzes te onderbouwen. Ook worden risicoberekeningen uitgevoerd om risico’s te bepalen bij nieuwe of gewijzigde transportroutes. De Regeling basisnet verwijst naar de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) en het rekenprogramma RBMII om te berekenen of er sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van een risicoplafond. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is rekenen aan ruimtelijke plannen langs het basisnet voor gemeenten niet meer verplicht. Meer informatie hierover is te vinden op de website van het Informatiepunt Leefomgeving.
De huidige versie van RBM II (Risk Based Maintainance II) en van de HART zijn verouderd. Het RIVM heeft module III ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ van het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid beschikbaar gesteld. Ten opzichte van de rekenmethode HART is module III aangevuld met recente inzichten. Het RIVM raadt aan de meest actuele inzichten te gebruiken om zo het inzicht te verkrijgen in de externe veiligheidsrisico’s volgens de laatste stand van de wetenschap.