Dit stappenplan maakt deel uit van het Handboek Omgevingsveiligheid en is opgesteld in samenwerking met het IPLO. Het dient als hulpmiddel voor het bevoegd gezag om binnen het kader van de Omgevingswet uitvoering te geven aan de beoordeling van externe veiligheid in het vergunningverleningsproces.

Bij het verlenen (of, uiteindelijk, afwijzen) van omgevingsvergunningen zijn er twee momenten waarop externe veiligheid (mee)gewogen wordt: bij het vooroverleg en bij de beoordeling van de aanvraag.

Er worden in dit stappenplan twee soorten omgevingsvergunningen onderscheiden: 

  1. Een omgevingsvergunning voor (beperkt) kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen of (beperkt) kwetsbare locaties nabij een milieubelastende activiteit met een extern veiligheidsrisico (in dit document: risico-ontvangers in het kader van externe veiligheid).
  2. Een omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten met een extern veiligheidsrisico (in dit document: risicobron in het kader van externe veiligheid). 

Een toelichting op gebruikte begrippen zoals plaatsgebonden risico en aandachtsgebieden, maar ook gevaren, bescherming en maatregelen is te vinden op de pagina Toelichtingen op kernbegrippen.

Meer informatie over de omgevingsvergunningprocedure is te vinden op www.iplo.nl: Procedure bij een aanvraag om een omgevingsvergunning waarvoor de reguliere procedure geldt | Informatiepunt Leefomgeving of Procedure bij een aanvraag om een omgevingsvergunning waarvoor de uitgebreide procedure geldt | Informatiepunt Leefomgeving

1. Een aanvraag omgevingsvergunning voor (beperkt) kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen of (beperkt) kwetsbare locaties nabij activiteiten met een extern veiligheidsrisico

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor (beperkt) kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen of (beperkt) kwetsbare locaties (risico-ontvanger), kan het gaan om een vergunning die past in het omgevingsplan (Omgevingsplanactiviteit (OPA)), of een vergunning voor een object dat niet past in het omgevingsplan (Buitenplanse omgevingsplanactviteit (BOPA)). Meer informatie over verschillende omgevingsplanactiviteiten is te vinden bij het IPLO: Omgevingsplanactiviteit | Informatiepunt Leefomgeving.

Het aanpassen of opstellen van een omgevingsplan is geen procedure voor een vergunning en wordt om die reden hier buiten beschouwing gelaten.

a) OPA

In het geval van een OPA is externe veiligheid in principe al meegenomen en beoordeeld bij het opstellen van het omgevingsplan (of het bestemmingsplan waarop het omgevingsplan is gebaseerd). 

Mogelijk volgt uit het omgevingsplan nog een vergunningplicht met betrekking tot externe veiligheid bij een OPA. In dat geval moet een vergunning worden aangevraagd en moet getoetst worden of aan de regels m.b.t externe veiligheid uit het omgevingsplan worden voldaan, zoals bijvoorbeeld de regels in een voorschriftengebied.

b) BOPA

Wanneer een initiatief niet past binnen het omgevingsplan, kan een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) worden aangevraagd. Bij een vergunningaanvraag voor een BOPA ten behoeve van het realiseren van een risico-ontvanger, geldt onderstaande.

 

Vooroverleg

Wanneer een initiatief, dat niet past in het huidige omgevingsplan, wordt ingediend in het kader van vooroverleg, is het aan te bevelen om na te gaan in hoeverre externe veiligheid een aandachtspunt is. Zo kan worden bepaald of en welke onderzoeken nodig zijn, en of de ontwikkeling haalbaar en wenselijk is. In het geval van een vergunningaanvraag voor nieuwbouw van een beperkt kwetsbaar, kwetsbaar of zeer kwetsbaar gebouw of een (beperkt) kwetsbare locatie (Bijlage VI bij BKL), zijn tenminste de volgende punten relevant:

  • Is de locatie van het (zeer)kwetsbare gebouw of kwetsbare locatie gelegen binnen de contour van 10-6/jaar voor het plaatsgebonden risico (10-5 voor windturbines met een rotordiameter van meer dan 2 m), zie Plaatsgebonden risico in het omgevingsplan | IPLO? Dan is de ontwikkeling niet mogelijk.
    • Wel kunnen uitzonderingen gelden, in het geval van een eerbiedigende werking (art 5.3a Bkl Besluit kwaliteit leefomgeving (Besluit kwaliteit leefomgeving )), tijdelijke activiteiten (art 5.10 en 5.11 Bkl), functionele binding (5.5 Bkl) en activiteiten in risicogebieden (art 5.17 Bkl).
    • Voor het bepalen van het plaatsgebonden risico, zie Stappenplan bepalen plaatsgebonden risico | RIVM
    • Als sprake is van een risicogebied, kan onder voorwaarden worden afgeweken voor (beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties (Bkl art. 5.17, Stappenplan besluitvorming risicogebied externe veiligheid | RIVM)
  • Is de locatie van het aangevraagde gebouw of locatie gelegen in een aandachtsgebied?
    • Controleer de aanwezigheid van aandachtsgebieden met betrekking tot infrastructuur en/of risicovolle bedrijven en de mogelijkheid tot vestigen van risicovolle bedrijven in het omgevingsplan van het gebied en van omliggende gemeenten. Omgevingsplannen zijn te raadplegen via de pagina Regels op de kaart van het Omgevingsportaal. De kaarten met aandachtsgebieden op Kaarten | Atlas Leefomgeving (onder veilige leefomgeving, submap externe veiligheid) bieden ondersteuning bij het controleren op de aanwezigheid van aandachtsgebieden (zie voor meer informatie ook Stappenplan bepalen aandachtsgebieden | RIVM).
    • Controleer in het omgevingsplan of er sprake is van een voorschriftengebied. Dit is een gebied waarin aanvullende bouweisen gelden voor nieuwbouw en vervangende nieuwbouw van een bouwwerk. Het doel hiervan is om mensen in een gebouw te beschermen tegen de gevolgen van een brand of explosie. De bouweisen zijn aanvullend op de generieke bouweisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (verder: Bbl) en de beschermende maatregelen, die binnen het hele aandachtsgebied worden getroffen (op basis Art. 5.15 van het Bkl).
    • Houd rekening met decentraal beleid voor de aandachtsgebieden. Hieronder vallen de omgevingsvisie, het omgevingsplan of de omgevingsverordening van de betreffende gemeente of provincie.

Is de aangevraagde activiteit gelegen in een aandachtsgebied of een risicogebied? Dan is de eerste vraag of de aanvraag of de ontwikkeling mogelijk en wenselijk is. Geadviseerd wordt om bij deze afweging ook de risico’s en aandachtspunten vanuit externe veiligheid te betrekken. Hieronder valt ook het advies van de veiligheidsregio, overeenkomstig met artikel 5.2 Bkl.

Als de conclusie (bestuurlijk) is dat de ontwikkeling wenselijk en haalbaar is, en het bestuur voornemens is om een vergunning te verlenen, dan is in het kader van de procedure voor de aanvraag vergunning voor een BOPA een nadere onderbouwing voor externe veiligheid nodig. De nadere onderbouwing is onderdeel van de vergunningaanvraag voor een BOPA.

Vergunningaanvraag

In de vergunningaanvraag is een nadere onderbouwing bijgevoegd voor externe veiligheid. Deze bevat, volgens paragrafen 5.1.2.2 tot en met 5.1.2.6 van het Bkl:

Een ingediende vergunningaanvraag wordt voor externe veiligheid op bovenstaande punten beoordeeld. Ook kunnen andere eisen in het omgevingsplan zijn opgenomen. Denk hierbij aan bouwvoorschriften voor brand- en explosieaandachtsgebieden, volgens paragraaf 4.2.14 van het Bbl

2. Omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit met een extern veiligheidsrisico

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning of een melding voor het realiseren van een milieubelastende activiteit met een extern veiligheidsrisico (risicobron), kan sprake zijn van een activiteit die past in het omgevingsplan. Dan is er sprake van beoordeling van de vergunningaanvraag op basis van het Bal Besluit activiteiten leefomgeving (Besluit activiteiten leefomgeving ) en op basis van Bkl Besluit kwaliteit leefomgeving (Besluit kwaliteit leefomgeving ) art 8.9 en 8.10a, waarbij plaatsgebonden en (mogelijk) groepsrisico moeten worden beoordeeld.

Past de aangevraagde milieubelastende activiteit/risicobron niet in het omgevingsplan, dan is ook een BOPA noodzakelijk (in dit geval is wijziging van het omgevingsplan ook een mogelijkheid, dat wordt in deze handreiking niet verder uitgewerkt) en wordt ook getoetst op beoordelingsregels uit het Bkl. Op de pagina Externe veiligheid bij omgevingsvergunning milieubelastende activiteit | Informatiepunt Leefomgeving is dit verder toegelicht.

Vooroverleg

Wanneer een initiatief wordt ingediend in het kader van vooroverleg, moet worden gecheckt of externe veiligheid een aandachtspunt is:

  • Heeft de aangevraagde activiteit een extern veiligheidsrisico? Dit kan je bepalen op basis van bijlage VII van het Bkl of op basis van regelgeving in het Bal met betrekking tot de specifieke activiteit.
  • Zijn er beperkt kwetsbare, kwetsbare of zeer kwetsbare gebouwen of (beperkt) kwetsbare locaties in de buurt van de voorziene nieuwe risicobron gelegen of toegestaan?
  • Is het initiatief gelegen in een aandachtsgebied of in een risicogebied? In dat geval kan er sprake zijn van een domino-effect. Dit is van belang bij Seveso-inrichtingen en windturbines.

Als sprake is van (een van) bovenstaande punten, dan wordt dit betrokken bij de vraag of de ontwikkeling haalbaar en wenselijk is.

vergunningaanvraag

Als de vergunningaanvraag wordt ingediend die past in het omgevingsplan, dan wordt deze beoordeeld op basis van de wettelijke voorschriften, onder andere artikel 8.9 lid 1 onder G en 8.10a Bkl Besluit kwaliteit leefomgeving (Besluit kwaliteit leefomgeving ). Let hierbij ook op eventuele provinciale voorschriften in de omgevingsverordening.

Plaatsgebonden risico
Artikel 8.12 uit het Bkl beschrijft de beoordelingsregels bij vergunningverlening voor twee typen activiteiten met externe veiligheidsrisico’s:

  • Vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht (Bkl, Bijlage VII onder B);
  • Te berekenen afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht (Bkl, Bijlage VII onder E) moeten worden berekend volgens het Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid Stappenplan bepalen plaatsgebonden risico | RIVM.

Daaruit volgt de toetsing of een initiatief voldoet aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico van ten hoogste 1 op de 1.000.000 (10-6) per jaar voor kwetsbare- en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties. Als niet wordt voldaan aan de grenswaarden voor dit type gebouwen en locaties, oftewel: de PR plaatsgebonden risico (plaatsgebonden risico) 10-6-contour valt over deze gebouwen en locaties, dan wordt de vergunning geweigerd. 

In het geval van eerbiedigende werking (art 5.3a, Bkl), tijdelijke activiteiten (Art 5.10 en 5.11, Bkl), functionele binding (Art. 5.5, Bkl) en activiteiten in risicogebieden (Art. 5.17, Bkl) kunnen uitzonderingen gelden.

aandachtsgebied
Als de vergunningaanvraag een risicobron betreft met een aandachtsgebied en eventueel een plaatsgebonden risico-contour buiten de terreingrens, dan is in bijlage VII van het Bkl weergegeven welke afstand geldt voor het aandachtsgebied, of dat deze afstand moet worden berekend.

Voorgeschreven methoden voor te berekenen afstanden zijn te vinden in de Stappenplannen voor het bepalen van veiligheidsafstanden en aandachtsgebieden | RIVM.

Op grond van artikel 8.10a Bkl moet ook een afweging van het groepsrisico in het aandachtsgebied worden gemaakt. De afweging kan in een uiterst geval leiden tot een besluit tot weigering van de omgevingsvergunning, als de effecten van een zodanige aard en omvang zijn dat maatregelen niet of onvoldoende effectief zijn om de gevolgen voor de omgeving te beperken.

Overige regels risicobron in verband met veiligheid
Voor milieubelastende activiteiten gelden in het kader van externe veiligheid algemene rijksregels en veiligheidsvoorschriften, zoals opgenomen in het Bal en het Bkl. Een toelichting hierop is hier te vinden op de IPLO pagina’s Externe veiligheid in algemene rijksregels voor milieubelastende activiteiten en Veiligheidsvoorschriften milieubelastende activiteiten hoofdstuk 4 Bal.

Houd bij de beoordeling van initiatieven ook rekening met decentraal beleid voor de aandachtsgebieden. Hieronder vallen de omgevingsvisie, het omgevingsplan of de omgevingsverordening van de betreffende gemeente, regio of provincie.

Wanneer een aanvraag omgevingsvergunning wordt ontvangen voor het toestaan/realiseren van een risicobron op een plek waar dat vanuit het omgevingsplan niet is toegestaan, zal een BOPA procedure of een omgevingsplanprocedure moeten worden gevolgd. Daarbij wordt een vergelijkbare route gevolgd als bij het realiseren van gevoelige objecten, maar worden de stappenplannen gebruikt voor de beoordeling van een initiatief voor het realiseren van een activiteit met een extern veiligheidsrisico. Dit betekent dus dat daarbij ook de plaatsgebonden risicocontour en de aandachtsgebieden moeten worden bepaald: Stappenplannen voor het bepalen van veiligheidsafstanden en aandachtsgebieden | RIVM.

Daarnaast moet, als de risicobron ruimtelijk mogelijk kan worden gemaakt, natuurlijk ook de vergunningverlening voor de Milieubelastende activiteit worden doorlopen, zoals hierboven onder A. genoemd.