Hoe veilig omwonenden rond activiteiten met gevaarlijke stoffen zich voelen is niet altijd hetzelfde. Het RIVM heeft een wetenschappelijke aanpak ontwikkeld om te peilen hoe mensen veiligheid in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen beleven. De uitkomsten van verschillende onderzoeken staan hieronder vermeld. De resultaten bieden overheden en andere betrokkenen houvast bij het ontwikkelen van beleid.

Verkenning naar de beleving van het ondergrondse transport van waterstof door buisleidingen

Duurzaam geproduceerde waterstof kan worden gebruikt om energie op te slaan en te vervoeren. Ook kan de chemische industrie het als grondstof gebruiken. Op deze manier kan waterstof helpen om minder fossiele brandstoffen te gebruiken, en dus minder CO2 uit te stoten. De overheid wil daarom bestaande leidingen waarmee aardgas wordt vervoerd, gaan gebruiken om waterstof te verplaatsen. Bijvoorbeeld naar gebieden met veel industrie. De kans op een ongeval bij het transport is klein en ongeveer hetzelfde als bij aardgasleidingen: er kan waterstof vrijkomen waardoor een fakkelbrand ontstaat.

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)) wil weten hoe mensen die in de buurt van aardgasleidingen wonen, over dit plan denken. Het ministerie wil ook inzicht krijgen aan welke informatie deze omwonenden behoefte hebben. Het RIVM heeft hierover vier groepsgesprekken georganiseerd, met in totaal 31 mensen.

De deelnemers hebben nog geen beeld gevormd over waterstof en het vervoer ervan door ondergrondse leidingen. Voor velen was het een nieuw onderwerp. Ze stelden vragen over wat waterstof is, hoe het wordt gebruikt en waarom waterstof nodig is naast zon- of windenergie. De deelnemers kregen hierover informatie.

Daarna hadden ze nog vragen en zorgen over waterstof, waaronder over de veiligheid ervan. Zo was er weerstand tegen productiewijzen van waterstof waarbij nog CO2 vrijkomt. Vooral het idee om vrijgekomen CO2 op te slaan, riep vragen op over de risico’s ervan. Bijvoorbeeld wat er kan gebeuren als CO2 vrijkomt. Ook vroegen deelnemers zich af of er door de productie van waterstof meer tekorten aan water kunnen ontstaan.

De deelnemers zagen ook kansen voor waterstof. Duurzaam geproduceerde waterstof kan volgens hen bijdragen aan een duurzaam energiesysteem, waarmee Nederland ook minder afhankelijk is van andere landen. Verder vonden deelnemers het hergebruik van bestaande leidingen duurzaam. Dit kan bovendien de overlast van de aanleg van nieuwe leidingen voorkomen. 

De meeste deelnemers gaven aan dat zij zich even veilig of veiliger zouden voelen als zij in de buurt van een waterstofleiding in plaats van een aardgasleiding zouden wonen. Wel stelden de deelnemers voorwaarden om waterstof veilig te vervoeren. Ze verwachten van de overheid dat deze vooraf onderzoekt en test of het vervoer van waterstof via bestaande buisleidingen veilig is. Ook vinden de deelnemers het belangrijk dat ze tijdig en eerlijk worden geïnformeerd wanneer dat bij hen in de buurt zou gebeuren. Als dat gebeurt, verwachten ze dat hun eventuele vragen en zorgen serieus worden genomen en worden beantwoord.

Download rapport: Onzichtbaar en Onbekend.  Verkenning naar de beleving van het ondergrondse transport van waterstof door buisleidingen

In de zomer van 2020 is een belevingsonderzoek uitgevoerd onder omwonenden van Chemelot. De resultaten zijn gepubliceerd in het rapport 'Belevingsonderzoek Chemelot'. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een vragenlijst die is ontwikkeld om objectief te peilen hoe mensen de veiligheid beleven rond chemische bedrijven. Uit het onderzoek blijkt dat het gevoel van veiligheid afhangt van de afstand tot het chemiecomplex én het algemene vertrouwen van de bewoners in de overheid en de bedrijven op Chemelot. Hoe dichterbij men woont en hoe minder vertrouwen men heeft in instanties, hoe onveiliger men zich voelt. Omwonenden geven aan dat ze bij rampen, ongevallen en afwijkende situaties eerlijke informatie nodig hebben om zich veiliger te voelen. Voorbeelden van afwijkende situaties zijn vreemd geluid, ongeval, bruine rookpluim of vrijkomen van gevaarlijke stoffen. De resultaten zijn gepresenteerd aan geïnteresseerde omwonenden en daarbij zijn vragen beantwoord. De onderzoeksdata van het vragenlijstonderzoek is op te vragen via omgevingsveiligheid@rivm.nl.

Veiligheidsbeleving en informatiebehoeften Chemelot

 

Veiligheidsbeleving en informatiebehoeften Chemelot

Uit het onderzoek blijkt dat een minderheid van de bewoners rond Chemelot zich onveilig voelt. De meeste deelnemers aan het onderzoek voelen zich veilig noch onveilig door de nabijheid van Chemelot of voelen zich (heel) veilig. Deelnemers die in de buurt van Chemelot wonen, voelen zich vaker onveilig.

Ervaren veiligheid per gemeente

 

Ervaren hinder per gemeente

Een minderheid van de deelnemers gaf aan hinder te ervaren van de activiteiten bij Chemelot. Deelnemers uit dorpen en steden die grenzen aan Chemelot ervaren ook vaker en meer hinder van Chemelot dan deelnemers die verder van de Chemelot-site af wonen.

Ervaren hinder per gemeente

 

De rol van belevingsonderzoek in beleidsontwikkeling

Onderzoek naar veiligheidsbeleving biedt een mogelijke basis voor risico- en crisiscommunicatie. Dit geldt ook voor het onderzoek in Chemelot, waarbij de inzichten verkregen uit het onderzoek een leidraad bieden voor een effectieve communicatie die past bij de veiligheidsbeleving van omwonenden. Daarnaast kan de vragenlijst ook op een later moment worden ingezet om te meten in hoeverre de risico- en crisiscommunicatie ook daadwerkelijk verschil hebben gemaakt voor de omwonenden. Onderzoek naar veiligheidsbeleving van omwonenden van chemische industrie helpt dus niet alleen om de beleving mee te nemen in het ontwikkelen van communicatiebeleid, maar ook de mate waarin de communicatie effectief is.

Het resultaat van de Pilot Belevingsthermometer is een vragenlijst die geschikt is om te peilen hoe veilig omwonenden van chemische industrie en transport van gevaarlijke stoffen zich voelen. Ook geeft de pilot inzicht in de factoren die samenhangen met de veiligheidsbeleving, zoals het vertrouwen in hulpdiensten om de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen te beperken.

Conclusies vragenlijst

Behalve het peilen van de veiligheidsbeleving, laat de vragenlijst ook de verschillen tussen mensen zien op basis van leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en de afstand tussen woning en chemische industrie. De vragenlijst is geschikt om in heel Nederland te gebruiken en periodiek aan deelnemers voor te leggen. Door de vragenlijst regelmatig te herhalen wordt het mogelijk om ontwikkelingen in veiligheidsbeleving waar te nemen. Naar aanleiding van de pilot worden enkele concrete suggesties gedaan om de vragenlijst te verbeteren. Bijvoorbeeld door bepaalde vragen aan te passen of te schrappen en door de volgorde van de vragen te veranderen.

De vragenlijst is opgenomen in het rapport. Hierin is ook meer informatie opgenomen over de keuze en ontwikkeling van de vragenlijst, als instrument om de beleving van veiligheid te peilen.

Conclusies werkwijze

In de pilot is de vragenlijst getest in twee steden met een verschillende hoeveelheid aan chemische industrie in de omgeving. Zaandam is gekozen als voorbeeld van een stad met veel chemische industrie in de omgeving. Deventer als voorbeeld van een stad met enkele chemiebedrijven in de stad. In totaal zijn in beide steden 4000 huishoudens via een brief benaderd om mee te doen aan de pilot. In totaal hebben 1093 deelnemers de vragenlijst ingevuld: 606 mensen uit Deventer en 487 uit Zaandam.

Bij deze aanpak was de respons voldoende om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de geschiktheid van de vragenlijst en om de resultaten per stad met elkaar te kunnen vergelijken. De deelnemers aan de vragenlijst vormden echter geen weerspiegeling van de inwoners van de twee steden  wat betreft leeftijd en de verhouding tussen mannen en vrouwen. In beide steden zijn in de steekproef vooral de jongeren (mannen en vrouwen tussen de 18 en 29 jaar) en mannen tot 40 jaar ondervertegenwoordigd. De resultaten in deze pilot gelden daarom niet voor alle inwoners van de onderzochte steden of voor inwoners van andere steden in Nederland. Een representatievere steekproef zou kunnen worden behaald door mensen via andere kanalen, zoals sociale media, te benaderen om de vragenlijst in te vullen.

Samenhang factoren

De vragenlijst bevatte behalve de vragen over veiligheidsbeleving vragen over vijf andere onderwerpen. In de literatuur wordt een verband gelegd tussen deze onderwerpen (factoren genoemd) en veiligheidsbeleving. Het gaat om de volgende factoren:

  • beleving van de woonomgeving in z'n geheel;
  • vertrouwen in het vermogen van overheden en bedrijven om ongevallen met gevaarlijke stoffen te voorkómen;
  • vertrouwen in hulpdiensten om de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen te beperken;
  • eigen invloed om de gevolgen te beperken van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen;
  • het nut om zelf beschermende maatregelen te treffen.

Uit de pilot blijkt dat de factor die het meest samenhangt met de veiligheidsbeleving, de mate is waarin mensen hun woonomgeving in zijn geheel positief beleven. Hoe positiever mensen hun woonomgeving ervaren, hoe positiever de veiligheidsbeleving, en andersom. Daarnaast hangt de mate waarin mensen erop vertrouwen dat overheden en bedrijven een ongeval kunnen voorkómen, sterk samen met veiligheidsbeleving. Hoe groter dit vertrouwen is, hoe positiever de veiligheidsbeleving en andersom. Hetzelfde geldt voor het vertrouwen in het vermogen van de hulpdiensten om de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen te beperken.

Verder voelen mensen zich veiliger als ze erop vertrouwen dat zij zelf de gevolgen van een ongeval kunnen beperken. Factoren als leeftijd, geslacht en opleidingsniveau lijken geen invloed te hebben op de veiligheidsbeleving.

In de pilot is onderzocht welke factoren uit literatuur samenhangen met veiligheidsbeleving. Er is geen onderzoek gedaan naar oorzaak-gevolg relaties tussen deze factoren en veiligheidsbeleving. Het is dus niet zeker dat de veiligheidsbeleving verbetert wanneer bijvoorbeeld de beleving van de woonomgeving in z'n geheel verbetert.

Resultaten vergelijking steden

Het doel van de Pilot Belevingsthermometer was een geschikt instrument te ontwikkelen om de beleving van veiligheid bij omwonenden van chemische industrie te peilen. Om de geschiktheid van de vragenlijst te testen, is de vragenlijst in deze pilot uitgezet onder omwonenden van twee steden: een stad met enkele chemiebedrijven (Deventer) en een stad nabij veel chemische industrie (Zaandam). De Pilot Belevingsthermometer heeft daarmee ook inzicht gegeven in het gevoel van veiligheid van mensen in woonomgevingen met een verschillende hoeveelheid chemische industrie. De resultaten zijn niet van toepassing op alle inwoners van de deelnemende steden. Dit komt omdat de deelnemers aan de pilot geen weerspiegeling vormden van de inwoners van Zaandam en Deventer wat betreft leeftijd en de verhouding tussen mannen en vrouwen.  

Veiligheidsbeleving en beleving van de woonomgeving in z'n geheel

Uit de pilot blijkt dat inwoners van de stad met enkele chemiebedrijven (Deventer) hun woonomgeving positiever beleven dan inwoners in de stad nabij veel chemische industrie (Zaandam). Ook de veiligheid in relatie tot activiteiten met gevaarlijke stoffen beleven mensen in de stad met enkele chemiebedrijven (Deventer) positiever dan mensen in de stad nabij veel chemische industrie (Zaandam). Uit een open vraag blijkt dat in beide steden sociale veiligheid als het belangrijkste thema wordt gezien als het gaat om de veiligheid in de eigen woonomgeving. De aanwezigheid van gevaarlijke stoffen wordt door een kleine groep inwoners genoemd.

Vertrouwen en zelfredzaamheid

Tussen de steden is geen verschil waar te nemen in het vertrouwen dat mensen hebben in het vermogen van overheden en bedrijven om een ongeval met gevaarlijke stoffen te voorkómen. Ook is er geen verschil tussen beide steden in het vertrouwen in de hulpdiensten om de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen te beperken. Wel hebben deelnemende bewoners van beide steden meer vertrouwen in hulpdiensten om de gevolgen van dit soort ongevallen te beperken, dan in het vermogen van overheden en bedrijven om een ongeval te voorkómen.  

Hoewel de veiligheidsbeleving tussen de steden verschilt, is niet te zeggen of deze verschillen te verklaren zijn door de hoeveelheid chemische industrie in de woonomgeving. Het RIVM heeft namelijk niet onderzocht welke andere mogelijke factoren hierop van invloed zijn.

De vragenlijst bevat stellingen over veiligheidsbeleving en onderwerpen (factoren genoemd) die daarmee samenhangen. Onderstaande infographics geven voor de stad Deventer de resultaten van enkele stellingen in de vragenlijst weer. Dit geeft een indruk van de inhoudelijke resultaten. Omdat de deelnemers aan de pilot de inwoners van de stad onvoldoende weerspiegelden (qua leeftijd en man/vrouw-verhouding), zijn de uitkomsten niet van toepassing op alle inwoners van Deventer.

Deelnemers 

In Deventer hebben 606 mensen de vragenlijst ingevuld.

 

Beleving woonomgeving

In Deventer zijn de meeste mensen positief over hoe zij hun woonomgeving beleven. 83,5% van de deelnemers geeft aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling “Ik ben tevreden over mijn woonomgeving”. 9,7% is het niet oneens/niet eens en6,8% is het oneens.

 

Veiligheidsbeleving

Als het gaat om de veiligheidsbeleving van activiteiten met gevaarlijke stoffen, geeft 25,4% van de deelnemers aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling “Ik maak mij zorgen over de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de bodem, de lucht of het water van mijn woonomgeving”. 20,3% niet oneens/niet eens en 54,2% is het oneens.

 

Vertrouwen

Voor het vertrouwen in het vermogen van overheden en bedrijven om een ongeval met gevaarlijke stoffen te voorkómen geeft 30,7% van de deelnemers van Deventer aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling “Ik vertrouw er op dat overheden eerlijk en open communiceren over de veiligheid in mijn woonomgeving”. 35,2% is het niet oneens/niet eens en 34,1% oneens

Meer vertrouwen hebben zij in het vermogen van hulpdiensten om de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen te beperken. Zo geeft 70,4% van de deelnemers aan er vertrouwen in te hebben dat hulpdiensten eerlijk en open communiceren. 22,1% niet oneens/niet eens en 7,4% is het oneens.

 

Zelfredzaamheid

Een kleine meerderheid van de mensen heeft vertrouwen in de eigen invloed om de gevolgen te beperken van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Zo zegt 52,2% van de deelnemers uit Deventer het (helemaal) eens te zijn met de stelling “Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen ben ik in staat om te zorgen voor mijn eigen veiligheid”. 27,7% is het niet oneens/niet eens en 20,1% oneens.

Daarnaast hebben veel mensen vertrouwen in het nut om zelf beschermende maatregelen te treffen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Zo geeft 72% van de deelnemers aan “Ik denk dat het nut heeft om mijzelf vooraf goed te informeren over de veiligheidsrisico’s en wat te doen bij (mogelijke gevolgen van) een ongeval met gevaarlijke stoffen”. 19,1% is het niet oneens/niet eens en 8,9% oneens.

De vragenlijst bevat stellingen over veiligheidsbeleving en onderwerpen (factoren genoemd) die daarmee samenhangen. Onderstaande infographics geven voor de stad Zaandam de resultaten van enkele stellingen in de vragenlijst weer. Dit geeft een indruk van de inhoudelijke resultaten.  Omdat de deelnemers aan de pilot de inwoners van de stad onvoldoende weerspiegelden (qua leeftijd en man/vrouw-verhouding), zijn de uitkomsten niet van toepassing op alle inwoners van Zaandam.

Deelnemers

In Zaandam hebben 487 mensen de vragenlijst ingevuld.

 

Beleving woonomgeving

In Zaandam zijn de meeste mensen positief over hoe zij hun woonomgeving beleven. 76,1% van de deelnemers geeft aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling “Ik ben tevreden over mijn woonomgeving”. 10,5% niet oneens/niet eens. 13,4% is het oneens.

 

Veiligheidsbeleving

Als het gaat om de veiligheidsbeleving van activiteiten met gevaarlijke stoffen, geeft 51,4% van de deelnemers aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling “Ik maak mij zorgen over de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de bodem, de lucht of het water van mijn woonomgeving”. 22,8% niet oneens/niet eens en 25,7% is het oneens.

 

Vertrouwen

Voor het vertrouwen in het vermogen van overheden en bedrijven om een ongeval met gevaarlijke stoffen te voorkómen geeft 30,6% van de deelnemers van Zaandam aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling “Ik vertrouw er op dat overheden eerlijk en open communiceren over de veiligheid in mijn woonomgeving”. 29,9% is het niet oneens/niet eens en 39,5% oneens

Meer vertrouwen hebben zij in het vermogen van hulpdiensten om de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen te beperken. Zo geeft 67,6% van de deelnemers aan er vertrouwen in te hebben dat hulpdiensten eerlijk en open communiceren. 23,7% niet oneens/niet eens en 8,7% is het oneens.

 

Zelfredzaamheid

De meeste mensen hebben vertrouwen in de eigen invloed om de gevolgen te beperken van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Zo zegt 44,5% van de deelnemers uit Zaandam het (helemaal) eens te zijn met de stelling “Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen ben ik in staat om te zorgen voor mijn eigen veiligheid”. 31,6% is het niet oneens/niet eens en 23,8% oneens.

Daarnaast hebben veel mensen vertrouwen in het nut om zelf beschermende maatregelen te treffen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Zo geeft 77,8% van de deelnemers aan “Ik denk dat het nut heeft om mijzelf vooraf goed te informeren over de veiligheidsrisico’s en wat te doen bij (mogelijke gevolgen van) een ongeval met gevaarlijke stoffen”. 17,1% is het niet oneens/niet eens en 23,8% oneens.