Er zijn verschillende soorten röntgenverrichtingen die ieder een eigen gemiddelde effectieve dosis hebben. De gemiddelde effectieve dosis per inwoner per jaar wordt verkregen door het aantal keer dat een onderzoek is uitgevoerd in het betreffende jaar te vermenigvuldigen met de gemiddelde effectieve dosis die dat type onderzoek aan de patiënt geeft en deze uitkomst te delen door de bevolkingsomvang van dat jaar.

Op dit moment verzamelen wij nieuwe gegevens over de hoeveelheid straling die gemiddeld gebruikt wordt bij radiologische onderzoeken in Nederlandse zorginstellingen. Eind 2022 publiceren wij nieuwe dosisdata voor de hier genoemde röntgenverrichtingen.  Zie ook webpagina “Blootstelling aan straling in de gezondheidszorg.

De gemiddelde effectieve dosis voor de verschillende typen röntgenonderzoek (exclusief CT) varieert van 0,04 tot circa 10 mSv millisievert (millisievert), zie tabel 1. Deze waarden zijn met de frequentie gewogen gemiddelden voor de verschillende categorieën. In Nederland wordt de dosis per radiologische verrichting niet structureel bepaald. Voor de schatting vanaf het jaar 2002 is met name gebruik gemaakt van gegevens afkomstig uit het Demonstratieproject Patiëntendosimetrie radiologie, hier en daar aangevuld met gegevens uit de literatuur. Gedurende 2010 en 2011 werden nieuwe dosisgegevens verzameld in het onderzoek Inventarisatie van patiëntendosis door radiologisch onderzoek (2010 en 2011). Per soort verrichting kan de dosis aanzienlijk verschillen. De dosis voor één PA- (Posterior-Anterior) thoraxopname binnen het Demonstratieproject Patiëntendosimetrie radiologie  varieert van 0,012 tot 0,026 mSv. Een vergelijkbare spreiding in dosis wordt ook gezien in een onderzoek onder 25 Nederlandse ziekenhuizen (van Soldt et al., 2003). De dosis in onderstaande tabellen voor X-thorax is de gewogen gemiddelde effectieve dosis voor een thoraxonderzoek, wat niet hetzelfde is als één thorax-opname.

Een voorbeeld van een verrichting uit de hand/bucky categorie is een AP Anterior Posterior (Anterior Posterior)-(Anterior Posterior)bekken opname. De minimum dosis voor deze verrichting binnen het Demonstratieproject Patiëntendosimetrie radiologie is 0,09 mSv en de maximum dosis 0,66 mSv. Dit geeft aan hoeveel variatie er tussen verschillende ziekenhuizen kan zijn als het gaat om de dosis voor één opname. Per onderzoek, dat in verschillende ziekenhuizen met een verschillend aantal of type opnamen wordt gedaan, kan de spreiding in de effectieve patiëntendosis nog groter zijn. De categorieën in onderstaande tabellen bestaan uit een grote groep verschillende verrichtingen waarvan de doses sterk kunnen variëren.

Vanaf 6 februari 2018 is het Besluit stralingsbescherming (Bs Besluit stralingsbescherming (Besluit stralingsbescherming)) vervangen door het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming)). Hierdoor geldt de verplichting om de stralingsdoses in de gegevensanalyse op basis van ICRP International Commission on Radiological Protection (International Commission on Radiological Protection)-103 vast te stellen. Voorheen waren de dosisgegevens gebaseerd op ICRP-60 (zie ook maat voor stralingsbelasting). In tabel 1 zijn dosiswaarden opgenomen op basis van ICRP-60 en ICRP-103.

Tabel 1 Gemiddelde effectieve dosis per onderzoek voor verschillende typen röntgenverrichtingen (exclusief CT) op basis van ICRP-60 en ICRP-103.

Categorie onderzoek

Gemiddelde effectieve dosis (mSv)

(ICRP-60)

Gemiddelde effectieve dosis (mSv)

(ICRP-103)

Hand/bucky (exclusief thorax)

0,13

0,13

Thorax-onderzoek

0,04

0,04

Mammografie

0,35

0,84

Doorlichting/contrast

3,6

3,2

Angiografie coronair (diagnostische en interventie)

6,9

6,9

Angiografie overig (diagnostisch en interventie)

12

9,8

Röntgengeleide interventies (exclusief angiografie)

5,3

5,3