Therapie met ioniserende straling is onder te verdelen in radiotherapie en nucleair geneeskundige therapie. Radiotherapie (met toestellen en gesloten bronnen) en nucleair geneeskundige therapie (met open bronnen) maken beide gebruik van ioniserende straling voor het therapeutisch effect. De stralingsdosis is hier dus de therapeutische dosis. Dit is wezenlijk anders dan bij de diagnostiek waarbij het eventuele schadelijke stralingseffect een ongewenst effect is van de toepassing.
De dosis in het doelgebied en de dosis die de omliggende gezonde
weefsels ontvangen zijn afhankelijk van individuele factoren. Bij
curatieve radiotherapie wordt de dosis in de tumor gemaximaliseerd
binnen de grenzen die de omliggende (gezonde) organen toelaten. Bij
het onder controle brengen van een tumor is niet het late
(stochastische) effect van straling de beperkende factor, maar de
directe (deterministische) schade aan de gezonde weefsels.
De Euratom richtlijn maakt geen onderscheid aangaande dosisramingen
als gevolg van diagnostiek of therapie. In overleg met het
Ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
) en de beroepsgroepen
(vertegenwoordigd in het Platform Radiotherapie van de
NCS (Nederlandse Commissie voor Stralingsdosimetrie)) is besloten voor therapeutische toepassingen geen
dosisgegevens te verzamelen in het IMS (Informatiesysteem Medische Stralingstoepassingen). De informatie
over therapie is daarom beperkt tot de aard en omvang, zoals trends
in aantallen, therapievormen en beschikbare middelen en de
leeftijdsopbouw van de patiënten. Dit is in overeenstemming met
internationale inventarisaties van medische stralingstoepassingen
en -belasting, zie onder andere UNSCEAR (United Nations Scientific Committee on the Effects of Atomic Radiation), 2000.